Alweer het negentiende deel uit de Phoebus Focus-serie. Het risico dat ik in herhaling ga vallen bij het bespreken van Studie van een jonge vrouw - Een bijzondere blik in het atelier van Michaelina Wautier (1604-1689) is dus bijzonder groot. Maar omdat risico’s vermijden niet mijn ding is, ga ik me daar niks van aantrekken en het meteen gewoon doén: zoals alle vorige edities, die ik – op twee na – allemaal gratis ontving bij telkens weer een nieuwe editie van OKV-magazine (het blad van Openbaar Kunstbezit Vlaanderen), is dit een prachtig vormgegeven boekje, volgestampt met beeldmateriaal, voorzien van een tekst die je op maximum een tweetal uur gelezen hebt.
Glanzend papier, honderdenvier bladzijden dik, uitgegeven door de Kanselarij van de Phoebus Foundation vzw te 2020 Antwerpen. Zevenenveertig afbeeldingen, waarvan veertien van het in de titel genoemde schilderij Studie van een jonge vrouw. Onder die veertien afbeeldingen één van het volledige schilderij, zeven van een “detail” (bijvoorbeeld het hele gezicht), één van een stempel op het kader, één van het schilderij terwijl het half ontdaan was van vernis, één van een vingerafdruk in de verf (eigenlijk ook een detail dus), en drie röntgenfoto’s, ‘t is te zeggen twee MA-XRF-scans en en een X-ray. Kan wat overdreven lijken, maar als het ook in de tekst over een bepaald aspect van het schilderij gaat, is nóg eens een foto van een “detail” op een nabije bladzijde wel gewoonweg handiger dan terugbladeren naar de bladzijde waarop het geheel stond. En… de ondertitel is ook wat beeldmateriaal betreft niet gelogen: van de drieëndertig resterende afbeeldingen zijn er nog vijftien van andere schilderijen van Michaelina Wautier. Misschien zelfs zestien: “Wautiers manier van schilderen [sluit] sterk aan(…) bij die van twee vooraanstaande mannelijke collega’s, onder wie haar tijd- en stadsgenoot Michael Sweerts (1618-1664), die ook portretten en historietaferelen vervaardigde in opdracht van Brusselse notabelen. Ook keek Michaelina Wautier buiten haar directe omgeving om inspiratie op te doen: de knaapjes op haar genretaferelen doen erg denken aan de kinderportretten van de Brugse caravaggist Jacob Van Oost (1603-1671). Studie van een jonge vrouw werd niet voor niets een paar jaar geleden aan hem toegeschreven; Van Oosts identiteit en oeuvre zijn tot op vandaag veel beter gekend dan die van Wautier. Door die overeenkomsten is het vaak moeilijk om tot een overtuigende toeschrijving aan Wautier, Sweerts of Van Oost te komen. Het treffende Studie van een jong meisje bijvoorbeeld, eveneens in de collectie van The Phoebus Foundation, leunt dicht aan bij de stijl van Wautier, maar ook bij die van Sweerts en Van Oost, waardoor het voorlopig toegeschreven wordt aan een ‘onbekende meester’”. En een foto van die studie is dus te vinden op pagina 40 en 41.
Waarmee we meteen ook bij de tekst terecht gekomen zijn en de auteurs ervan. Sven Van Dorst kijkt “vanuit materiaal-technisch oogpunt (…) over de schouder van de kunstenares en onder de verflagen”, schrijft Katharina Van Cauteren, “Stafchef van de Kanselarij van The Phoebus Foundation” in haar gebruikelijke Voorwoord, en was eerder in deze serie ook al co-auteur van Sint-Lukas schildert de Madonna – Het verhaal van een bijzonder motief en enige auteur van Bloemenvaas met rozen, narcissen en tulpen – Daniël Seghers (1590-1661) en fictie als realiteit. Zijn co-auteur voor deze Studie van een jonge vrouw, Katrijn Van Bragt, “beheerde”, dixit de achterflap, “als assistent-conservator de collectie in het Rubenshuis en coördineerde (…) de eerste monografische tentoonstelling over Michaelina Wautier. Sinds 2019 is Katrijn werkzaam als collectieconsultant bij The Phoebus Foundation en coördineerde ze onder meer de tentoonstellingen PiKANT! Vijf eeuwen cultuurgeschiedenis uitgekleed (2019) en BLIND DATE. Portretten met blikken en blozen (2020)”. Twee auteurs die dus behoorlijk beslagen ten ijs komen, net zoals hun onderwerp: “(…) een getalenteerde vrouw in de door mannen gedomineerde kunstwereld! Een vrouw met ballen, als voorgangster van de sterke dames van vandaag! Het is absoluut de verdienste dat er vanaf de late twintigste eeuw eindelijk oog komt voor boeiende schilders (m/v) die niet meteen grote artistieke invloed hadden, maar wel brood op de plank brachten.” Was Michaelina Wautier dan als vrouw in dat wereldje zó uitzonderlijk? Nee, aldus Katharina Van Cauteren, “Het uitzonderlijke schuilt in het feit dat we haar naam kennen – en haar gezicht”.
Én een aantal van haar schilderijen, zou ik daar aan toevoegen, want dat ze geen amateur was, is wel duidelijk: het in het boek opgenomen Zelfportret, de Triomf van Bacchus, het Portret van de jezuïet Martino Martini, haar versie van Elk zijn meug, het Portret van een bevelhebber in het Spaanse leger, Het mystieke huwelijk van de heilige Catharina, Buste van een heilige, en De heilige Johannes de Evangelist lijken me van een minstens even hoog niveau als de Studie van een jonge vrouw, maar die zijn natuurlijk op Elk zijn meug en Buste van een heilige na niét in het bezit van The Phoebus Foundation. En dat voor een schilder die niet eens opgenomen was in het schildersambacht van de stad waar ze woonde, Brussel. Net zoals andere vrouwelijke schilders: “Omdat ze waarschijnlijk actief waren in het atelier van hun vaders of broers [in het geval van Wautier in dat van haar broer Charles, noot van mij] en/of niet voor de kunstmarkt schilderden, was hun inschrijving in het ambacht niet verplicht.” Wat Wautier misschien niet eens erg zal gevonden hebben: “In de vroegmoderne tijd”, aldus Katrijn Van Bragt, “draaide alles rond orde en evenwicht, ook de familiale rolverdeling. In een gezin was de man verantwoordelijk als kostwinner, terwijl zijn echtgenote zich om de huiselijke taken bekommerde. Deze classificatie lijkt in onze eenentwintigste-eeuwse perceptie misschien genderonvriendelijk, maar man en vrouw konden zich prima in hun rol vinden. Ze vulden elkaar immers perfect aan.”
En verder? Wat is er verder zoal te lezen in deze editie van Phoebus Focus? Zo’n beetje de gebruikelijke dingen. Info over de kunstenaar en haar familie (Markante Michaelina en Wautiers atelier: ruimte voor experiment), zijn klanten (Lieveling van de elite en Van atelier naar kunstmarkt), de rest van zijn oeuvre (Reconstructie van een veelzijdig oeuvre en Andere studiekoppen), de stijl en de verwanten binnen die stijl (Gevarieerde stijl), de geschiedenis van het werk waarop gefocust wordt (Facelift en Master at work), en de technische “achterkant” van het schilderij (daar komt Sven Van Dorst aan het woord). Die laatste betreft in dit geval de ontdekking van een portret ónder het portret. Iets wat tot voor kort nooit zou gekund hebben, maar met de moderne, niet-intrusieve middelen wél kan: “Waarom Michaelina Wautier het portret overschilderde is niet duidelijk. Werd de opdracht vroegtijdig stopgezet? Was de kunstenares niet tevreden met het resultaat? Of schilderde ze zichzelf bij wijze van vingeroefening? Zeker is dat ze het doek hergebruikte: ze draaide het om en bracht er een tronie op aan. Deze spaarzame praktijk was niet uitzonderlijk. Ook andere meesters recupereerden hun dragers en overschilderden hun eigen werk. Wautier heeft nooit kunnen vermoeden dat dit ‘geheim’ bijna vier eeuwen later zou worden blootgelegd”.
En dan zijn er natuurlijk ook – weerom zoals gebruikelijk – de zijsprongetjes die van een gefocust verhaal een breder verhaal maken: De canon: een selectief clubje over de vertekening van de kunstgeschiedenis; Brusselse beloften over het gegeven dat Antwerpen destijds dan wel “als belangrijkste artistieke centrum van de Zuidelijke Nederlanden gold (...) [,maar dat] er ook in Brussel veel vraag naar kunst [was]” vanwege “edellieden en rijke ambachtslui die hun kunstkamers maar al te graag met pronkobjecten vulden”; Vlijtige vrouwen over andere vrouwelijke schilders en met naam bekende vrouwen die meer dan hun steentje bijdroegen bij de werkzaamheden van hun mannen; over het al eerder genoemde thema Elk zijn meug (onder andere ook terug te vinden bij Godfried Schalcken); over modellen die niet graag uren stilzitten en de wellicht ook door Michaelina Wautier aangewende oplossing daarvoor (Ledenpop als ersatz); over Röntgenfotografie (X-Ray); en Macro-X-straalfluorescentie (MA-XRF); en, ten slotte, (in ‘Tronien naer het leven’) over datgene wat mij nog telkens in het oog springt en dat bij u wellicht ook gedaan heeft in het citaat hierboven: het woord “tronie”. In onze tijden alleen maar, zoals Onze Taal aangeeft, “in negatieve zin gebruikt voor ‘lelijk gezicht’ of ‘onvriendelijk gezicht’”, maar oorspronkelijk neutraal als woord en in de schilderkunst niets anders betekenend dan “portret”. Maar doorgaans wel een portret voor veelvuldig gebruik in andere werken: “Voor grootschalige composities bereidde de vroegmoderne kunstenaar zich steeds goed voor. Om de personages zo levensecht mogelijk weer te geven maakten meesters vaak studies – met krijt op papier maar ook met olieverf – van het hoofd van een levend model om die later in de compositie te kunnen verwerken. Deze ‘hoofdstudies’ worden ook wel ‘tronies’ genoemd”. En ze waren verre van allemaal lelijk. Getuige daarvan mag deze Studie van een jonge vrouw zijn.
Björn Roose