zaterdag 15 december 2018

Reynaert de Vos (Stijn Streuvels - illustraties Bernard Willem Wierink)

Het Reinaert-epos voorstellen, behoeft nauwelijks nog, vermoed ik. Ik heb het er op mijn blog ook al uitgebreid over gehad: eerst in het artikel Reynaert De Vos - Een kleine geschiedenis van het middeleeuwse dierenepos over het licht-wetenschappelijke werkje dat Niels Schalley schreef voor de Phoebus Foundation (die in 2018 het evenement Vossen ophing aan de Reynaert de Vos-legende), vervolgens in het stuk Reynaert De Vos (bewerking door Katharina Van Cauteren, Rik Van Daele en Patrick Bernauw - illustraties van Joris Snaet) over de nieuwste versie van het eeuwenoude verhaal (ook al uitgegeven door de Phoebus Foundation bij dezelfde gelegenheid).

In dat laatste stuk schreef ik ook: "(...) de versie van Katharina Van Cauteren, Rik Van Daele en Patrick Bernauw is me zeer goed bevallen. Zo goed zelfs dat ik een beetje vrees teleurgesteld te zullen worden in oudere, en zonder twijfel uitgebreidere versies van het verhaal. Alhoewel ... Illustrator Joris Snaet heeft zeer wel bij deze versie passende tekeningen gemaakt, maar de 16 razend knappe 'prenten' die Bernard Willem Wierink maakte voor de in 1910 uitgegeven versie van Streuvels en de algemene look and feel van die versie hebben me net doen beslissen dat Streuvels' Reinaert De Vos het volgende boek is dat ik ga lezen".

Dat was ook het geval, al ben ik, zoals wel vaker gebeurt, daarna in verschillende boeken ter gelijker tijd beginnen lezen en heeft het even geduurd vooraleer ik ook van de boekbespreking werk maakte.

Soit, inhoudelijk gaat het boek van Streuvels dus over precies hetzelfde als de andere Reinaert-verhalen: koning Nobel (de leeuw) besluit alle dieren samen te roepen en die dieren - behalve Reynaert die wijselijk besloten heeft niet op te dagen en zijn familielid Grimbeert de Das, een advocaat, dus altijd bereid zelfs het onverdedigbare te verdedigen - maken van die samenkomst dankbaar gebruik om Reynaert met alle zonden van Israël te beladen. Koning Nobel besluit er, nadat de haan Canteclaer en zijn resterende familieleden in rouwstoet richting zitting getrokken zijn, Bruin de Beer op uit te sturen.

Die moet Reynaert zover krijgen zich vrijwillig aan het hof te melden om daar zijn verdediging te voeren en zijn vonnis te aanhoren. Maar daar heeft Reynaert geen zin in, dus maakt hij van de zwaktes van Bruin (een verslaving aan honing) gebruik om hem er te laten intuinen. Bruin verliest daarbij ei zo na zijn leven, maar slaagt er nog net in onverrichter zake terug te keren naar het hof.

Dit keer besluit koning Nobel Tybaert de Kater naar Reynaert toe te sturen. Die vergaat het net hetzelfde als Bruin de Beer, alleen heeft de kater uiteraard een zwakte voor hapklare muizen en niet voor honing. Ook Tybaert bekoopt zijn bereidwilligheid (al is die in zijn geval zeer wijfelend) bijna met zijn leven en moet eveneens zonder Reynaert naar het hof terugkeren.

Derde boodschapper: Grimbeert de Das. Deze meldt zich vrijwillig en slaagt er ook in Reynaert mee te krijgen. De lepe vos doet onderweg zijn biecht, hervalt meteen bijna weer in de zonde, en komt uiteindelijk ter zitting aan. Daar "verontschuldigt" Reinaert zich bij de koning - evenwel niet zonder er nog een paar van zijn slachtoffers/mededaders door te sleuren - en wordt ter dood gevonnist. Maar nog terwijl Isegrim de Wolf, Bruin de Beer en Tybaert de Kater de galg zijn gaan oprichten, slaagt hij er in het lot geheel te doen keren, dit keer door gebruik te maken van de zwakte van de koning en de koningin: geld.

Eindspel: Reynaert gaat vrijuit, Isegrim en Bruin worden gevangen genomen en mishandeld ter meerdere eer en glorie van Reynaert. Tegen dat ze aan het hof het bedrog door krijgen, is ook Cuwaert de Haas dood en is Belijn de ram goed bij de bok gezet. Onze held - een smeerlapje, maar wel een sympathiek smeerlapje - wandelt met vrouw en kinderen de horizon tegemoet, terwijl Belijn en zijn nakomelingen veroordeeld worden tot eeuwige vervolging door de weer in de gratie gekomen Isegrim de Wolf en Bruin de Beer.

Twee bijzonder leuke dingen aan deze versie van het verhaal: de taal van Streuvels en de illustraties van Bernard Willem Wierink. Die taal is uiteraard het Nederlands, maar aan het Nederlands van Streuvels hangt een uitgesproken regionaal patina en dat is voor iemand die ruwweg uit dezelfde regio komt (West-Vlaanderen) bijzonder leuk. De illustraties van Bernard Willem Wierink zijn dan weer ronduit prachtig, al vond Streuvels dat ze te ... elitair waren. Niet volks genoeg, oordeelde hij, wat de verkoop van zijn boek in de weg stond. De versie met illustraties van Wierink kreeg dan ook geen nieuwe uitgaves meer, terwijl de van een jaar eerder daterende versie met illustraties van Gustaaf van de Woestijne nog verschillende keren uitgegeven werd.

Wie dus de tekeningen van Wierink wil bewonderen, zal moeten zorgen dat hij aan de uitgave van 1910 (350 genummerde exemplaren) komt. Ik heb de versie met tekeningen van Gustaaf van de Woestijne nog niet in handen gehad, maar kan u in ieder geval een kijkje in én het lezen van de versie met tekeningen van Wierink aanbevelen.

Björn Roose

zondag 2 december 2018

Andermans veren (J.L. Heldring)

My rating: 4 of 5 stars

Tsja, het zal het moment zijn voor lastige boekbesprekingen, zeker? Na eentje over een economisch boek van een grote twintig jaar geleden (hierzo), nu eentje van een ... citatenboek. En geen citaten van de auteur zélf, maar van anderen. J.L. Heldring gaf het boek, verschenen bij Uitgeverij Balans in 1986, dan ook de passende titel Andermans veren mee.

Heldring doet trouwens niet alleen in de titel geen moeite om te verbergen dat hij alleen maar de verzamelaar van die citaten geweest is en er bovendien weinig mee gedaan heeft. In zijn Woord vooraf schrijft hij daarover: "In de afgelopen dertig jaar heb ik uit boeken, maar vaker uit artikelen en, nog vaker, uit boekbesprekingen uitspraken of opmerkingen verzameld die mij om de een of andere reden troffen. In de praktijk heb ik zelden van die bloemlezing gebruik gemaakt in mijn eigen artikelen. Dat komt voornamelijk doordat wat ik aan mijn verzameling toevoegde bijna altijd meteen uit mijn geheugen was verdwenen, en dat kwam weer door de weinig professionele manier waarop ik mijn citaten had gerangschikt, namelijk in alfabetische volgorde naar de naam van de auteur."

Naderhand publiceerde hij in NRC Handelsblad echter elf artikelen waarin hij, in zijn eigen woorden, die citaten over de lezers van het blad neerstortte, en in dit lezenswaardige boekwerkje (overigens amper 77 bladzijden lang, namenregister inbegrepen) heeft hij ook voor de nodige inleidingen en verbindingen gezorgd tussen deze citaten. Die citaten koos hij overigens, uiteraard, niet willekeurig: "Natuurlijk verraadt mijn keuze mijn voorkeuren. Mijn citaten kunnen vergeleken worden met de passages die wij in boeken of artikelen aanstrepen; die drukken gewoonlijk ook niet gedachten uit waar we het niet mee eens zijn. Wèl zijn er citaten onder die ik meer om de vorm - de wijze van zeggen - dan om de inhoud gekozen heb. En heel soms zijn er uitspraken bij die bepaald niet mijn mening weergeven, maar die ik gekozen heb omdat zij een interessant licht werpen op de auteur."

Lijkt me een basis waarop ik zélf een citatenverzameling zou beginnen, maar J.L. (Jérôme Louis) Heldring was dan ook - zoals Wikipedia dat schrijft - "de eerste en lange tijd [de] enige zelfverklaarde conservatief in Nederland in de jaren na de Tweede Wereldoorlog tot het begin van de 21e eeuw" (wat uiteraard niet helemaal klopt met de feiten, maar goed), dus het mag niet verbazen dat ik me in die visie kan vinden. Net zomin als het mag verbazen dat ik tussen de citaten wel een en ander vond dat me aansprak. Een paar van die citaten ter illustratie en ter afsluiting van deze bespreking:

"De gevoelsmens zal evenveel afschuw hebben van misdaad als van haar noodzakelijke bestraffing, van wanorde als van een georganiseerde politie. Hij houdt ervan zich een onmogelijke wereld van zich wederkerig uitsluitende dingen voor te stellen. Dat geeft hem een gevoel van behaaglijkheid." (Hilaire Belloc)

"Laat ons ervoor hoeden politiek met morele wedergeboorte te verbinden. Moralisme is fataal voor de vrijheid." (Camille Desmoulins)

"Wie met gevoel politiek wil maken sticht slechts verwarring." (Pierre Mendès-France)

"Utopieën zijn uitvoerbaar; de vraag is alleen hoe we kunnen voorkomen dat ze worden uitgevoerd." (Nikolaj Berdjajev)

En ten slotte:

"Het is goed lid van de partij te zijn: je hoeft niet meer te denken." (Frédéric Joliot-Curie)

In tijden waarin emoties en partijaanhorigheid het in het "beleid" meer en meer winnen van ratio, lijken me dit stuk voor stuk citaten die het verdienen ingekaderd te worden door iedereen die zich daar tegen verzet en wil blijven verzetten. Al is het maar om onszelf niet op een onbewaakt moment te laten meeslepen in die waanzin.


Björn Roose

zaterdag 1 december 2018

De losbandige jaren - Hoe een fortuinlijke generatie met de welvaartsstijging omging (Jan Bohets)

Een "economisch" boek bespreken is altijd een moeilijke opgave. De voornaamste reden daarvoor is dat economische theorie geen wetenschap is maar filosofie.

Ik ben me ervan bewust dat er sprake is van "economische wetenschappen" en dat ook filosofie door sommigen als een wetenschap beschouwd wordt, maar het feit alleen al dat er noch in het een noch het ander zelfs maar een beetje zicht is op wat juist is, bewijst dat het niet om wetenschappen gaat. Ja, we weten dat bepaalde ideetjes niét werken (communisme, bijvoorbeeld), maar we weten ook dat andere ideeën, die over het algemeen het voordeel van de twijfel krijgen (kapitalisme, bijvoorbeeld), niet werken zoals de meeste mensen ervan verwachten. Er wordt dan ook wat af geëxperimenteerd binnen de grote lijnen: sommigen denken nog steeds dat ze een werkbare vorm van communisme kunnen ontwikkelen (eentje zonder dwang, pakweg) en vele anderen denken dat ze dit of dat moeten doen om kapitalisme te "perfectioneren".

Wie "economische wetenschappen" heeft gestudeerd - ondergetekende is er er één van -, is zich daar maar al te bewust van. Net zoals hij/zij er zich bewust van zou moeten zijn dat de diverse "scholen" (stromingen, zeg maar) ideologisch gemotiveerd zijn, niet wetenschappelijk. Of het nu om volgelingen van Marx, Friedman, Hayek, Keynes of welke "economist" dan ook gaat: desnoods zullen ze de feiten ontkennen om hun theorieën te kunnen blijven verkondigen. En ze zullen in de kern ook allemaal hetzelfde verhaaltje verkopen: als je maar lang genoeg hún theorie volgt, zal het allemaal in orde komen. Geld is, naar het schijnt, uitgevonden door religieuze ordes. De manier waarop er mee omgegaan wordt, is duidelijk niet minder religieus geïnspireerd ...

Soit, we hadden het over het boek De losbandige jaren - Hoe een fortuinlijke generatie met de welvaartsstijging omging van Jan Bohets (toen journalist bij De Standaard). Dat heeft, behalve het feit dus dat het economie als onderwerp heeft, ook nog het nadeel dat het van 1996 dateert en dus tweeëntwintig jaar oud is. De erin beschreven toestanden uit de jaren 1950 tot 1990 stemmen dus nog wel grotendeels overeen met wat we er nu van weten (er kan Bohers geen gebrek aan kennis ter zake verweten worden), maar er is sindsdien heel wat water door de Schelde gevloeid en de toestand nu is niet meer dezelfde als toen. Niet dat ze fundamenteel verbeterd is, of verslechterd, maar ze is anders. Wie wil weten hoe we er nú voor staan, zal dus nieuwere literatuur ter hand moeten nemen.

Desalniettemin een paar citaten:

"De bestedingen waren bijna altijd gemotiveerd door 'sociale' bekommernissen. Men moet helaas vaststellen dat de optelsom en het resultaat van al die sociale bekommernissen zeer asociaal is." (pagina 9)

"Het alternatief voor de huidige situatie had misschien een maatschappij kunnen zijn waar meer mensen een baan zouden hebben, waar hun bruto-inkomens en misschien ook hun netto-inkomens lager zouden zijn en waar de werkenden minder zouden hoeven af te dragen voor werkloosheidsuitkeringen en rentelasten. Of die samenleving daarom minder sociaal zou zijn, is niet zeker." (pagina 10)

"Het nettoloon van een Belgische werknemer vertegenwoordigt, naargelang van de inkomenscategorie, slechts 15 tot 40 procent van de totale loonkosten. Anders uitgedrukt: de belasting op de arbeid van een modale werknemer is tweemaal zo hoog als zijn nettoloon. Welk schadelijk of luxeproduct wordt op zo'n niets ontziende manier belast ?" (pagina 68-69)

Aan dat laatste is alvast niks veranderd. Een mens zou haast, met Bruce Hornsby and The Range, gaan zeggen: "That's just the way it is / Some things will never change". Maar dat is uiteraard niet zo ...

Björn Roose