donderdag 2 augustus 2018

Elementaire deeltjes (Michel Houellebecq)

Wat kan ik – los van het feit dat ik er niet per se naar streef origineel te zijn- zeggen over dit boek dat nog niet eerder gezegd is ? Weinig wellicht. Desondanks toch een poging.

Elementaire deeltjes verscheen voor het eerst in het Frans in 1998 (Flammarion) en al meteen het jaar daarna in Nederlandse vertaling bij De Arbeiderspers. Tegen die tijd waren er 300.000 exemplaren van het boek verkocht in Frankrijk en de eerste druk bij De Arbeiderspers werd nog dezelfde maand gevolgd door een tweede druk en de volgende maand door een derde druk. Dat zegt voldoende over de immense populariteit die het boek op geen tijd verwierf, me dunkt.

Alhoewel, populariteit ... De auteur kreeg zo’n beetje verzameld “links” – of toch datgene wat zichzelf als dusdanig betitelde – over zich heen en ging lopen met eretitels genre “seksist”, “anti-feminist”, “homohater”, “racist”, “stalinist”, “pornograaf” en dergelijke meer. En het is nog maar de vraag hoéveel van de kopers het boek ook effectief gelezen hebben. Het fenomeen van “voor in de boekenkast” duikt per slot van rekening wel vaker op bij boeken die om een of andere reden gehypet worden. En dat fenomeen is voor mij al een paar decennia een zeer goede reden om immens populaire boeken pas te kopen een keer ze op de rommelmarkt terecht komen (dat doen ze sowieso) en het stof er rond gaan liggen is.

Misschien koop ik dus binnen een paar jaar wel Soumission (2015) van dezelfde auteur, maar deze maand heb ik dus uiteindelijk Elementaire deeltjes gelezen. En goed bevonden. De stijl van de auteur sluit perfect aan bij de inhoud (onderkoeld, afstandelijk), filosofisch is er voor het overgrote deel geen speld tussen te krijgen, je blijft lezen tot je aan het einde bent. Of toch aan het einde min twee hoofdstukken, want hoofdstuk 7 van het derde deel, Emotionele oneindigheid, en de Epiloog hoefden wat mij betreft niet. Ik snap wel dat Houellebecq het geheel daar tracht te kaderen, maar als het kader na zo’n 300 bladzijden voor een of andere lezer nog niet duidelijk is, dan heeft dat ook geen enkele zin meer.

Voor de rest: als u ter gelegenheid van het “halfeeuwfeest” van de revolutie die nooit plaats vond, genaamd mei ’68, één boek zou willen lezen en u hebt Elementaire deeltjes nog niet gelezen, dan is het daarvoor nu een uitstekend moment.

Was getekend,

Björn Roose

woensdag 1 augustus 2018

De Geus (Marc Boey)

Hoe omschrijf je dit werk, De Geus, van Marc Boey? Misschien nog het beste als Het Geslacht Björndal op zijn Vlaams. En die omschrijving is absoluut niet denigrerend bedoeld, want wie mijn bespreking van dat laatste boek, van de hand van Trygve Gulbranssen, gelezen heeft, weet dat ik het zeer lezenswaardig vond. Alleen is het boek van Marc Boey véél korter (zo’n 130 bladzijden), gebalder ook, vlotter leesbaar, zonder “overbodige” verhaallijnen, en speelt het zich af tegen een Vlaamse achtergrond. Dat laatste letterlijk en figuurlijk.

Oostdorp en de boerderijen in de omgeving ervan vormen de achtergrond. Het gaat overigens niet om het verdronken dorp Oostdorp nabij Enkhuizen – al speelt hoog water wel een belangrijke rol in een deel van het boek – noch om Oostdorp in Wassenaar, maar om een denkbeeldig dorp ergens in Vlaanderen. Gezien Marc Boey geboren werd in Brugge (hij overleed daar ook in 1998) en actief was als leraar in Lokeren, Zelzate, Maldegem, Tielt en Brugge zelf, ben ik geneigd het dorp dáár ergens in die ruime regio te plaatsen, maar het zou zo’n beetje overal in het Vlaanderen van voor en kort na de Tweede Wereldoorlog kunnen zijn.

Die Tweede Wereldoorlog zorgt meteen voor de figuurlijke Vlaamse achtergrond van het verhaal. Terwijl in Het Geslacht Björndal de Noorse strijd om onafhankelijkheid van Zweden op de achtergrond speelt, dringt zich in De Geus langzamerhand de Vlaamse medewerking met nationaal-socialistisch Duitsland in Vlaanderen en aan het Oostfront naar voren. Het hoofdpersonage, “meester” en later boer Verdonck, heeft zélf geen rechtstreeks verband met die “collaboratie”, maar die is als een zoveelste getij, of een zoveelste jaargetijde dat over hem heen komt. En ook bij het doorspartelen van dat getij verdient hij zijn spotnaam ‘de geus’, een spotnaam die hij zich, zoals de échte Geuzen, waardig betoont.

Vive le gueux ! Leve de geus ! Mooi werk van “meester” Boey.

Was getekend,

Björn Roose