zondag 11 december 2016

Als een onweder bij zomerdag - De briefwisseling tussen Louis Paul Boon en Willem Elsschot

My rating: 4 of 5 stars

Ik had er eerlijk gezegd geen idee van dat Louis Paul Boon en Willem Elsschot een tijdje min of meer als "vrienden" - zij het dat de liefde als "tough love" dient omschreven te worden - door het leven gegaan waren en dat er een briefwisseling bestond die daarvan kon getuigen.

De vriendschap eindigde, minstens van de kant van Elsschot, toen Louis Paul Boon, aan wie hij het gedicht wou opdragen, niet bijzonder veel begrip toonde voor de motivatie van Elsschot bij het schrijven van diens "Aan Borms", maar de briefwisseling geeft toch de indruk dat er voordien al een zekere verkoeling was, al kan het onregelmatiger worden van de briefwisseling ook aan de oorlogsomstandigheden hebben gelegen.

Hoe dan ook, de motivatie van Boon inzake het bedanken voor de eer aangaande "Aan Borms" blijkt uit de briefwisseling van een andere aard te zijn geweest dan die welke hij later voor het publieke forum gaf (eveneens opgenomen in dit boek trouwens). En de bewondering van Boon voor Elsschot verminderde daarmee, ook dat blijkt uit dit werk, niet. Ik bleef bijgevolg een beetje zitten met de vraag of de bewondering van Elsschot voor Boon dezelfde bleef, maar leerde uit dit boek dat die bewondering er in eerste instantie sowieso was - terwijl het proza van Elsschot mijns inziens niet te vergelijken valt met dat van Boon (waarvan ik geen liefhebber ben).

Een lezenswaardige briefwisseling dus, misschien mede door het feit dat ze klein van volume is gebleven.

View all my reviews

Was getekend,

Björn Roose 

maandag 17 oktober 2016

Herinneringen van een soevereine rebel (Aleksandr Zinovjev)

Herinneringen van een soevereine rebel by Aleksandr Zinovjev
My rating: 4 of 5 stars

Aleksandr Zinovjev en zijn slalommende carrière beschrijven in andere woorden dan die van hemzelf is quasi onbegonnen werk. Dat sommigen daar evenwel een poging toe gedaan hebben en daar jammerlijk in gefaald zijn, bewijst onder andere volgend citaat op Wikipedia: “(...) ook was hij niet langer een tegenstander van Stalin en noemde hem één van de grootste figuren van de 20ste eeuw”. Bijzonder erg omdat eenvoudige lezing van zijn Herinneringen van een soevereine rebel, uitgegeven bij Meulenhoff in 1990, dus zestien jaar voor het desbetreffende artikel op Wikipedia verscheen, zou geleerd hebben dat zulks niet klopt. Nóg erger omdat het ook logisch niet zo hoeft te zijn. En Aleksandr Zinovjev was in de eerste plaats, en voor een groot deel van zijn leven, logicus.

Nu goed, de auteurs van het artikel op Wikipedia, vermelden zelfs niet dat hij logicus was, hebben kennelijk geen weet van zijn autobiografie (deze wordt zelfs niet vermeld in de literatuurlijst), en schrijven bijvoorbeeld ook dat hij in 1978 vertrok naar het Westen en vervolgens het staatsburgerschap van de Sovjet-Unie werd ontnomen. De werkelijkheid is dat hij begin augustus 1978 samen met zijn vrouw Olga bij de Afdeling Visa en Registratie (OVIR) werd geroepen, ze daar hun Sovjet-paspoorten afgenomen werden, “buitenlandse paspoorten” kregen en “verzocht” werden binnen de vijf dagen naar de toenmalige Bondsrepubliek Duitsland te vertrekken. Hij werd dus het land uitgegooid nadat hem de facto het staatsburgerschap was afgenomen. Zinovjev werd trouwens kwaad als men zei of schreef dat hij zelf gaan lopen was: “Toen ik in West-Duitsland kwam, schreef een Russischtalig tijdschriftje dat ik ‘de vrijheid had verkozen’. Naar aanleiding hiervan zei ik in een interview dat ik geen enkele vrijheid had verkozen, dat ze me tegen mijn wil uit Rusland hadden verbannen en dat, als me in Rusland geen erger lot te wachten had gestaan, ik mijn leven voor geen enkele westerse vrijheid had willen inruilen. Hierna ontmaskerde dat tijdschriftje mijn ‘ware gezicht’ (of ‘rukte me mijn masker af’) en bestempelde me tot agent van Moskou.”

Die liefde voor de waarheid, of op z’n minst zijn waarheid (want hij weigerde absoluut voor een ander te spreken), en het, onbezonnen of ook wetende wat de gevolgen zouden zijn, uiten daarvan, tekenen Zinovjev volgens mij het meest. Hij wist ook dat het allemaal niets uithaalde, dat de “plebejers” geen haar beter waren dan de machtigen, dat, in tegendeel, de “plebejers” vaak slechter zijn dan de machtigen. Hij zou er dan ook niet van opgekeken hebben dat op Wikipedia vermeldt wordt dat hij ná zijn terugkomst in Rusland in 1999 “niet langer een tegenstander van Stalin” was en “hem één van de grootste figuren van de 20ste eeuw” noemde. Misschien had hij nog de moeite gedaan er op te wijzen dat hij al meteen na de dood van Stalin, ook binnen de Communistische Partij waar hij toen deel van ging uitmaken omdat vaste partijgangers dachten dat hij als anti-stalinist nu wat kon betekenen voor die “partij”, had gesteld dat hij niet langer een tegenstander van Stalin was om de simpele reden dat het weinig zin heeft tegenstander van een dode te zijn. Misschien had hij daar aan toegevoegd dat hij Stalin altijd al “één van de grootste figuren van de 20ste eeuw” had gevonden en dat net dat de reden was waarom hij eind jaren 1930 met het idee rondliep een aanslag op de man te plegen. Maar misschien had hij dat ook niét gedaan.

Zinovjev was principieel zonder principieel te zijn, communist zonder communist te zijn, een goede huisvader zonder een goede huisvader te zijn. Hij was gevechtspiloot voor een regime waar hij tegen gekant was, hij was logicus onder een regime dat “logica” alleen als dekmantel gebruikte, hij was anti-communist én anti-kapitalist. Hij was het soort mens dat je alleen maar enigzins kan begrijpen als je je overgeeft aan zijn verhaal, een verhaal dat duidelijk maakt dat deze man géén voor hem nieuwe dingen deed of zei toen hij – en weerom verwijs ik naar dat stompzinnige artikel op Wikipedia (https://nl.wikipedia.org/wiki/Aleksan...) – bij zijn terugkomst in Rusland zei dat de collectivisering “een lang verwacht cadeau aan de Russische boeren was” en de communistische tegenkandidaat van Boris Jeltsin steunde.

Wie de Herinneringen van een soevereine rebel leest, zal trouwens ook niet écht raar opkijken van Zinovjevs verklaring dat hij de Serviërs Radovan Karadzic en Ratko Mladic als grote figuren van de 20ste eeuw zag en tot de uitgesproken verdedigers van Slobodan Milosevic behoorde. Hij was, zoals gezegd, een groot minnaar van de waarheid en zal met de jaren niet méér maar minder geneigd geweest zijn deze voor zichzelf te houden omdat de stroom nu een andere kant uitging. Zoals hij zelf immers schreef in deze autobiografie: “Belangrijk was niet wat je eigenlijk zei, maar in hoeverre hetgeen je zei in overeenstemming was met de algemene situatie. Belangrijk was niet in welke richting eigenlijk de massa’s gingen, maar dat je met ze in de pas liep.” En daar was hij dus nooit echt toe in staat geweest.

Ik zou deze bespreking van een boek dat ik – en dan spreek ik, in tegenstelling tot wat Zinovjev deed, wél voor iedereen, omdat niemand ooit schade ondervindt van bijleren – absoluut ter lezing/lering wil aanraden, dan ook graag eindigen met een ander citaat van Zinovjev. Het luidt als volgt: “Als alleen schrijvers zouden beslissen wie een goede en wie een slechte schrijver is, wie gepubliceerd wordt en wie niet, was er geen Shakespeare, Dante, Rabelais, Balzac of Tolstoj. Als musici zelf zouden beslissen wie er in de muziek erkenning verdient, was er geen Mozart, Beethoven of Verdi. En dit geldt op alle gebieden van de cultuur.” Daar wil ik alleen nog aan toevoegen dat kritische geesten in deze “democratische” tijden er goed aan zouden doen het niet aan “de vrije encyclopedie” Wikipedia te laten om te bepalen welke klankkleur iemand krijgt als voetnoot in de geschiedenis.

View all my reviews

Was getekend,

Björn Roose 

vrijdag 7 oktober 2016

Het nut van pessimisme en de gevaren van valse hoop (Roger Scruton)

Het nut van pessimisme en de gevaren van valse hoopHet nut van pessimisme en de gevaren van valse hoop by Roger Scruton
My rating: 5 of 5 stars

Voor een conservatief en eigenlijk voor iedereen die van een goed geschreven, léésbaar filosofisch boek houdt, is elk boek van Roger Scruton de moeite van het lezen waard. Dat geldt dus ook voor "Het nut van pessimisme en de gevaren van valse hoop" (vertaling van de hand van Jabik Veenbaas), verschenen bij Nieuw Amsterdam Uitgevers in 2010.

In dit boek gaat Scruton dieper in op de waandenkbeelden, of beter: de drogredenen, die aan de basis liggen van het denken (eigenlijk het uitschakelen daarvan) van utopisten of wat hij noemt "gewetenloze optimisten". Met dat bijvoeglijk naamwoord "gewetenloze" maakt hij ook meteen duidelijk dat hij niets heeft tegen optimisme an sich, maar wel tegen het soort optimisme dat er in de menselijke geschiedenis keer op keer voor heeft gezorgd dat mensen met een rotvaart richting afgrond stormden: communisten, nationaal-socialisten, liberalen (zoals in het Amerikaanse "liberals", een richting waartoe ook meer en meer liberalen in Europa neigen en die niks meer met vrijheid te maken heeft).

Die drogredenen zijn, in volgorde, de drogreden van het beste geval, de drogreden dat we vrij worden geboren, de drogreden van de utopie, de drogreden van de nulsom, de drogreden van de planning, de drogreden van de voortgaande geest, en ten slotte de drogreden van de samenvoeging. Met gebruik van al die drogredenen verzetten utopisten/gewetenloze optimisten zich tegen de waarheid.

En dat doen ze, aldus Scruton, omdat ze geen meter verder gekomen zijn dan hun voorouders uit het stenen tijdperk. "(...) de drogredenen die ik in dit boek heb gesignaleerd, en die naar mijn idee ten grondslag liggen aan de dwaasheden van onze tijd [zijn] geen nieuwe toevoegingen (...) aan het repertoire van de menselijke waanzin, maar residuen van de oprechte pogingen van onze voorvaders om het leven in goede banen te leiden. Ze vertegenwoordigen gedachteprocessen die werden verkozen omdat ze van nut waren in de strijd op leven en dood waaruit op den duur de gevestide samenlevingen voortkwamen."

Alleen, en dat is op zich een grappige wending in een conservatief boek, zijn ... de tijden veranderd. In "ons beschaafde heden" dienen die drogredeneringen tot niets meer, in tegendeel. Ze zijn in essentie een "oorlogshouding (...) aangewend in tijden van vrede en sociale samenwerking". "We moeten ons afkeren van (...) alomvattende visioenen, en het beeld van de menselijke onvolmaaktheid voor ogen houden. We moeten erkennen dat elke vorm van vrijheid, geluk en genegenheid die we kunnen veroveren afhankelijk is van onze samenwerking met mensen die even zwak en egocentrisch zijn als wijzelf. Kortom: we moeten valse hoop vervangen door ware hoop, eenheid door ironie en onderwerping door vergeving."

Da's alvast een pessimisme waar ík voor teken.

View all my reviews

Was getekend,

Björn Roose 

maandag 19 september 2016

Flicker (Theodore Roszak)

My rating: 4 of 5 stars

Een meevaller, dit boek, toch tot pagina 601 van de 688. Een hele prestatie overigens gezien ik het boek ten eerste in het Engels las (wat geen probleem is, maar in het Nederlands is toch makkelijker) en ten tweede aanbevolen werd door een vriend met ongeveer de woorden "De eerste hoofdstukken zijn kut, maar daarna wordt het echt interessant".

Die eerste hoofdstukken zijn, in nabeschouwing, eigenlijk niét "kut", maar zijn essentieel voor de manier waarop de auteur, Theodore Roszak, het verhaal opbouwt. Wie meer wil leren over de "Flicker" en over de manier waarop de eigenlijke hoofdpersoon van het boek, Max Castle (Von Kastell), mensen zijn films "inzuigt", moet het boek lezen, maar ik kreeg sterk de indruk dat Roszak soortgelijke tactieken toepast op de lezers van "Flicker".

Meer over de inhoud ga ik niet onthullen - ikzelf was al bekend met een groot aantal van de theorieën die er in naar voor komen; mensen die dat minder zijn, zullen allicht/hopelijk de drang voelen zich ter zake bijkomend te informeren -, maar het moet me wel van het hart dat het verhaal sterft op, zoals gezegd, zo'n negentig bladzijden van het einde. Het zij de auteur vergeven dat hij niet meteen een écht einde wist te breien aan het verhaal (het loopt eigenlijk gewoon dood, niet Hollywoodiaans, niet anti-Hollywoodiaans), maar de toevoegingen van de imaginaire filmografie van Max Castle, het "vraaggesprek" van de inquisitie met de uitvinder van de lanterna magica, en de brief van Edgar Ulmer waren volstrekt overbodig. Die weglaten zou toch alweer 18 bladzijden bespaard hebben.

Hoe dan ook: wie interesse heeft in film en de achterliggende technieken ervan, in geschiedenis, in geheime genootschappen, en in de mogelijke samenhang tussen die genootschappen en de film, zou ik het boek tóch aanraden.

Was getekend,

Björn Roose

maandag 5 september 2016

Complot ! (André Kesseler, Leo Polak, e.a.)

Complot!Zo heel af en toe publiceer ik een korte "bespreking" van een net gelezen boek op de Goodreads-site. Aangezien het ook mogelijk is die "bespreking" te "bloggen" zonder daar veel extra werk aan te hebben, krijgt u vanaf nu - met ingang van de onderstaande - die besprekingen ook op deze blog.

Complot! by André Kesseler
My rating: 3 of 5 stars

De moeite van het lezen waard. Zelfs voor iemand die bekend is met een aantal "complottheorieën" stonden er nog in die ik niet kende. Paar grappige, maar vooral ook een aantal die, in tegenstelling tot wat inleider Maarten van Rossem "suggereert", wel degelijk een complot doen vermoeden, zonder dat dit complot evenwel noodzakelijk overeenkomt met de theorieën er rond.

Over Maarten van Rossem gesproken: zijn inleiding is zo ongeveer het meest storende element aan het boek. Ik ken de mens niet, maar als ik zo eens naar zijn site ga kijken en vooral naar de foto van hem op de openingspagina ervan, kan ik alleen maar besluiten dat hij zich daar toont zoals hij is: bijzonder hautain. Als een "geschiedkundige" iets schrijft in de zin van, wat hij deed in zijn voorwoord, "Ik heb niet de geringste illusie dat mijn rationele tegenargumenten serieus zullen worden genoemen door de samenzweringstheoretici. Het gaat hier helemaal niet om een rationeel debat met toetsbare argumenten.", dan is die man véél te gelijkhebberig voor zijn vak en geen haar beter dan "samenzweringstheoretici" die zeggen dat iedereen die het niet met hen eens is onderdeel uitmaakt van het complot.

Het tweede storende element vind ik het bijzonder zielige, regelmatig terugkerende en géén verband met de hoofdstukken houdende hakken op George Bush (jr) en/of ophemelen van Bill Clinton. Een van de auteurs slaagt er zelfs in die laatste een "volksjongen" te noemen. Al ooit een volksjongen geweten die een naam mét volgnummer, zijnde "William Jefferson Blythe III", meekrijgt ?

Maar, zoals gezegd, voor de rest is het boek meer dan lezenswaardig.

View all my reviews

Was getekend,

Björn Roose 

donderdag 21 januari 2016

Waarom vuilnismannen meer verdienen dan bankiers (ook verschenen in TeKoS, 160/2015, oktober/november/december)

De volledige tekst van onderstaand artikel verscheen in het conservatief cultureel tijdschrift van de Deltastichting TeKoS van oktober/november/december 2015. Omdat niet iederéén op dat schitterende tijdschrift geabonneerd is - nochtans een aanrader, waaraan u steeds gevolg kan geven via de webstek van de Deltastichting - hierbij een paar uittreksels:

Noem mij een slecht karakter, maar ik geniet er bovenal van mensen te zien aftroeven met hun eigen ideeën, of toch minstens met wat ze voor hun eigen ideeën houden. Het boekje - meer dan 101 bladzijden, bronnen en noten inbegrepen, telt het niet - van de heren Rutger Bregman en Jesse Frederik, voorzien van de provocerende titel Waarom vuilnismannen meer verdienen dan bankiers (Stichting Maand van de Filosofie, 2015), stelde me dan ook geenszins teleur: zelden heb ik liberalen zo'n pak voor hun broek zien krijgen met liberale ideeën.

(...)

Rutger Bregman van zijn kant is met Waarom vuilnismannen meer verdienen dan bankiers al aan zijn vijfde boek toe. Met het in 2013 bij De Bezige Bij uitgegeven De geschiedenis van de vooruitgang brak hij echt door en met Gratis geld voor iedereen. En nog vijf grote ideeën die de wereld kunnen veranderen, verschenen bij De Correspondent, het onlineplatform waarvoor hij samen met Jesse Frederik werkt, wist hij minstens tegen een aantal zere schenen te stampen, zelfs al waren die zes ideeën in overgrote mate niet oorspronkelijk van hem afkomstig. Dat laatste zal Bregman trouwens ongetwijfeld worst wezen: de schrijver, die eerder doceerde aan de universiteit van Utrecht, waar hij ook studeerde, is per slot van rekening historicus. En historici hebben nu eenmaal niet het uitvinden van het warm water tot missie, laat staan het opnieuw uitvinden ervan. De sterkte van het hier besproken boek zit hem precies in het feit dat de auteurs aantonen dat het warme water van vroeger van een héél andere aard was dan het warme water van nu.

(...)

Maar waarom zijn al die jobs er dan? Nog geen eeuw geleden voorspelde John Maynard Keynes immers dat we in 2030 maar vijftien uur per week meer zouden werken - de tijd die nodig zou zijn om te produceren wat we nodig hadden - en tot ver in de jaren 1970 waren economen en sociologen mét hem van oordeel dat "het einde van het werk" haalbaar was. Misschien om, zoals Brad Pitt het in Fight Club zegt, met het geld dat we met die jobs (waarvoor we overigens steeds harder werken) "verdienen", "troep [te] kopen die we niet nodig hebben om indruk te maken op mensen die we stom vinden"? Ook niet echt, want "dankzij" robots en goedkope werkkrachten in vreemde landen kunnen we dat steeds goedkoper doen. Maar dankzij die robots en die goedkope werkkrachten in vreemde landen en de wetenschappelijke vooruitgang ontstaat er behalve "meer ruimte voor vrienden, familie, zorg, wetenschap, kunst, sport en al het andere wat het leven de moeite waard maakt" ook meer ruimte voor ... onzin. "En zolang we van links tot rechts geobsedeerd blijven door werk, werk en nog eens werk (terwijl het nuttige werk steeds verder wordt geautomatiseerd en steeds meer geoutsourcet) zal het aantal overbodige banen blijven groeien".

Dat zou trouwens nog niet eens zo raar zijn in, pakweg, een communistisch systeem, waarin het ideologisch essentieel is dat iedereen aan het "werk" is, maar het fenomeen doet zich dus voor binnen het kapitalisme. Terwijl zowat iedereen van oordeel is dat de overheid slanker moet, komen er in "de privé" steeds meer "bullshit jobs" (zie daarvoor het essay On the Phenomenon of Bullshit Jobs van antropoloog David Graeber) bij, jobs waarover ook de uitvoerders van oordeel zijn dat ze in essentie volstrekt overbodig zijn. En wellicht worden niet gewoon "sommige mensen", zoals de auteurs schrijven, maar de mééste mensen misleid door hun salaris. "Misschien leidt een dikke portemonnee wel tot een vals bewustzijn: de gedachte dat je veel waarde toevoegt omdat je veel geld verdient."

(...)

Er moet dus wat gedaan worden aan de ongelijkheid, vinden Bregman en Frederik, alleen weten ze niet meteen hoe dat dan moet gebeuren. Via een omweg langs de Eerste en de Tweede Wereldoorlog en na er fijntjes op gewezen te hebben dat de Nederlandse sociaal-democratie na die laatste gewoon de door de nationaal-socialistische bezetter ingevoerde sociale wetgeving heeft gehandhaafd, komen ze tot de vaststelling dat meer economische gelijkheid - of minstens een verhoogde belastingdruk voor de topinkomens - het makkelijkst gerealiseerd wordt in tijden van oorlog. Ze willen echter liefst "alles inzetten op de democratie", "niet omdat het een bewezen remedie is, maar omdat er geen vreedzaam alternatief is."

Een dijk van een cliché, natuurlijk, wat de auteurs niet belet zich af te vragen waarom er niet al lang een revolutie is uitgebroken, terwijl revoluties ons inziens doorgaans toch niet als "vreedzaam" te omschrijven vallen. Het antwoord op de vraag valt echter niet onder de clichés: "(...) uit statistische analyses blijkt ook dat ongelijkheid en conflict maar weinig met elkaar te maken hebben. Sterker nog, een analyse van burgeroorlogen tussen 1965 en 1999 laat zien dat ongelijkheid, of het nu om inkomen of vermogen gaat, totaal geen relevante factor is." Bovendien zijn mensen zich nauwelijks bewust van hoe groot de verschillen zijn: "Uit een grootschalig onderzoek van de Harvard Business School bleek onlangs dat mensen over de hele wereld ongeveer hetzelfde denken over wat de baas van een groot bedrijf zou mogen verdienen: vier tot vijf keer zoveel als een ongeschoolde werknemer. (...) Zo vinden de Denen dat het maximaal twee keer zoveel mag zijn, terwijl volgens de Amerikanen 6,7 keer zoveel ook nog wel mag. Vrijwel iedereen overal denkt overigens dat het werkelijke gat een stuk groter is: gemiddeld wordt het op een factor tien geschat. Maar dan nu de werkelijkheid. De Deense CEO's verdienen 48 keer zoveel. De Amerikaanse CEO's verdienen 354 keer zoveel."

(...)

"Je kunt beter te vroeg in opstand komen dan te laat", besluiten Frederik en Bergman, ten slotte, maar ze achten het duidelijk zelf niet al te realistisch dat zulks zal gebeuren. Een correcte inschatting, lijkt me.

Was getekend,

Björn Roose