donderdag 21 januari 2016

Waarom vuilnismannen meer verdienen dan bankiers (ook verschenen in TeKoS, 160/2015, oktober/november/december)

De volledige tekst van onderstaand artikel verscheen in het conservatief cultureel tijdschrift van de Deltastichting TeKoS van oktober/november/december 2015. Omdat niet iederéén op dat schitterende tijdschrift geabonneerd is - nochtans een aanrader, waaraan u steeds gevolg kan geven via de webstek van de Deltastichting - hierbij een paar uittreksels:

Noem mij een slecht karakter, maar ik geniet er bovenal van mensen te zien aftroeven met hun eigen ideeën, of toch minstens met wat ze voor hun eigen ideeën houden. Het boekje - meer dan 101 bladzijden, bronnen en noten inbegrepen, telt het niet - van de heren Rutger Bregman en Jesse Frederik, voorzien van de provocerende titel Waarom vuilnismannen meer verdienen dan bankiers (Stichting Maand van de Filosofie, 2015), stelde me dan ook geenszins teleur: zelden heb ik liberalen zo'n pak voor hun broek zien krijgen met liberale ideeën.

(...)

Rutger Bregman van zijn kant is met Waarom vuilnismannen meer verdienen dan bankiers al aan zijn vijfde boek toe. Met het in 2013 bij De Bezige Bij uitgegeven De geschiedenis van de vooruitgang brak hij echt door en met Gratis geld voor iedereen. En nog vijf grote ideeën die de wereld kunnen veranderen, verschenen bij De Correspondent, het onlineplatform waarvoor hij samen met Jesse Frederik werkt, wist hij minstens tegen een aantal zere schenen te stampen, zelfs al waren die zes ideeën in overgrote mate niet oorspronkelijk van hem afkomstig. Dat laatste zal Bregman trouwens ongetwijfeld worst wezen: de schrijver, die eerder doceerde aan de universiteit van Utrecht, waar hij ook studeerde, is per slot van rekening historicus. En historici hebben nu eenmaal niet het uitvinden van het warm water tot missie, laat staan het opnieuw uitvinden ervan. De sterkte van het hier besproken boek zit hem precies in het feit dat de auteurs aantonen dat het warme water van vroeger van een héél andere aard was dan het warme water van nu.

(...)

Maar waarom zijn al die jobs er dan? Nog geen eeuw geleden voorspelde John Maynard Keynes immers dat we in 2030 maar vijftien uur per week meer zouden werken - de tijd die nodig zou zijn om te produceren wat we nodig hadden - en tot ver in de jaren 1970 waren economen en sociologen mét hem van oordeel dat "het einde van het werk" haalbaar was. Misschien om, zoals Brad Pitt het in Fight Club zegt, met het geld dat we met die jobs (waarvoor we overigens steeds harder werken) "verdienen", "troep [te] kopen die we niet nodig hebben om indruk te maken op mensen die we stom vinden"? Ook niet echt, want "dankzij" robots en goedkope werkkrachten in vreemde landen kunnen we dat steeds goedkoper doen. Maar dankzij die robots en die goedkope werkkrachten in vreemde landen en de wetenschappelijke vooruitgang ontstaat er behalve "meer ruimte voor vrienden, familie, zorg, wetenschap, kunst, sport en al het andere wat het leven de moeite waard maakt" ook meer ruimte voor ... onzin. "En zolang we van links tot rechts geobsedeerd blijven door werk, werk en nog eens werk (terwijl het nuttige werk steeds verder wordt geautomatiseerd en steeds meer geoutsourcet) zal het aantal overbodige banen blijven groeien".

Dat zou trouwens nog niet eens zo raar zijn in, pakweg, een communistisch systeem, waarin het ideologisch essentieel is dat iedereen aan het "werk" is, maar het fenomeen doet zich dus voor binnen het kapitalisme. Terwijl zowat iedereen van oordeel is dat de overheid slanker moet, komen er in "de privé" steeds meer "bullshit jobs" (zie daarvoor het essay On the Phenomenon of Bullshit Jobs van antropoloog David Graeber) bij, jobs waarover ook de uitvoerders van oordeel zijn dat ze in essentie volstrekt overbodig zijn. En wellicht worden niet gewoon "sommige mensen", zoals de auteurs schrijven, maar de mééste mensen misleid door hun salaris. "Misschien leidt een dikke portemonnee wel tot een vals bewustzijn: de gedachte dat je veel waarde toevoegt omdat je veel geld verdient."

(...)

Er moet dus wat gedaan worden aan de ongelijkheid, vinden Bregman en Frederik, alleen weten ze niet meteen hoe dat dan moet gebeuren. Via een omweg langs de Eerste en de Tweede Wereldoorlog en na er fijntjes op gewezen te hebben dat de Nederlandse sociaal-democratie na die laatste gewoon de door de nationaal-socialistische bezetter ingevoerde sociale wetgeving heeft gehandhaafd, komen ze tot de vaststelling dat meer economische gelijkheid - of minstens een verhoogde belastingdruk voor de topinkomens - het makkelijkst gerealiseerd wordt in tijden van oorlog. Ze willen echter liefst "alles inzetten op de democratie", "niet omdat het een bewezen remedie is, maar omdat er geen vreedzaam alternatief is."

Een dijk van een cliché, natuurlijk, wat de auteurs niet belet zich af te vragen waarom er niet al lang een revolutie is uitgebroken, terwijl revoluties ons inziens doorgaans toch niet als "vreedzaam" te omschrijven vallen. Het antwoord op de vraag valt echter niet onder de clichés: "(...) uit statistische analyses blijkt ook dat ongelijkheid en conflict maar weinig met elkaar te maken hebben. Sterker nog, een analyse van burgeroorlogen tussen 1965 en 1999 laat zien dat ongelijkheid, of het nu om inkomen of vermogen gaat, totaal geen relevante factor is." Bovendien zijn mensen zich nauwelijks bewust van hoe groot de verschillen zijn: "Uit een grootschalig onderzoek van de Harvard Business School bleek onlangs dat mensen over de hele wereld ongeveer hetzelfde denken over wat de baas van een groot bedrijf zou mogen verdienen: vier tot vijf keer zoveel als een ongeschoolde werknemer. (...) Zo vinden de Denen dat het maximaal twee keer zoveel mag zijn, terwijl volgens de Amerikanen 6,7 keer zoveel ook nog wel mag. Vrijwel iedereen overal denkt overigens dat het werkelijke gat een stuk groter is: gemiddeld wordt het op een factor tien geschat. Maar dan nu de werkelijkheid. De Deense CEO's verdienen 48 keer zoveel. De Amerikaanse CEO's verdienen 354 keer zoveel."

(...)

"Je kunt beter te vroeg in opstand komen dan te laat", besluiten Frederik en Bergman, ten slotte, maar ze achten het duidelijk zelf niet al te realistisch dat zulks zal gebeuren. Een correcte inschatting, lijkt me.

Was getekend,

Björn Roose