zondag 28 februari 2021

Über Tyrannei – Zwanzig Lektionen für den Widerstand – Timothy Snyder (boekbespreking door Björn Roose)

De reden dat u boven deze boekbespreking een Duitstalige titel ziet staan, is dat we op het moment waarop ik dit boekje in handen kreeg nog in net iets minder tirannieke tijden leefden. Je kon nog de grens over zonder veel controles te riskeren, je kon nog min of meer vrij door de Europese Unie bewegen (het Schengenakkoord was nog geen dode letter), je hoefde “alleen maar” in quarantaine als je uit een zogenaamd rood gebied kwam (wat overigens ook al regelrechte bullshit was), en de toekomst zag er op dat moment minstens officieel nog niet erger uit dan het verleden wat dat betreft. Er was nog hoop dat de verzamelde Europese democraturen genoegen zouden nemen met het vaccineren van iedere wappie die het bevechten van een probleem dat hij niet heeft met een middel dat geen redelijk mens in zijn lijf wil een redelijke optie vond. Inmiddels zijn we aan vaccinatiepaspoorten toe om ook die grenzen die op twintig kilometer van je deur liggen over te mogen steken zonder je te onderwerpen aan allerlei vernederingen en straffen, en kunnen we de verzamelde Europese regeringen (en de supranationale instellingen) zoniet als regelrechte doorslagjes van de voormalige Sovjet-Unie (die dissidenten dan toch nog het land uitliet als ze te veel opzien begonnen te baren) dan toch als gijzelnemers beschouwen. Gijzelnemers die bereid zijn de vrijheid die je eigen is (de vrijheid om je te bewegen naar waar je wil) “terug te geven” als je … het losgeld betaalt. Als je je dat vaccin in je lijf laat spuiten. Als je de zeggenschap over het enige waar je nog werkelijk iets over te zeggen hebt, je eigen verdomde lijf, ook opgeeft. In minder “verlichte” tijden was daar een naam voor: lijfeigenschap. In onze eigen tijden noemt men dat … vrijheid.

Nu, toen die “vrijheid” dus nog een béétje bestond – al heb ik meer dan een béétje slordig moeten zijn met de papierwinkel om daar niet te veel voor te betalen -, heb ik dit boekje meegenomen uit zo’n openbare boekenkast die je intussen overal in Oostenrijk vindt. Ik was niet in de mogelijkheid om er, zoals vriendelijk verzocht, een boekje voor in de plaats terug te leggen (wegens geen te missen boeken mee – moet ik aan denken als ik ooit nog eens kan reizen), maar ik wens de mensen van Seitenstetten (waar ik het boekje vond in de boekenkast in de tuin tegenover het Benediktinerstift) toch te bedanken. Ook voor het laatste live optreden van een fanfare dat ik sinds begin vorig jaar gezien heb, trouwens: gemoedelijk, met een niet van mondmaskers voorzien publiek, voorafgegaan door een zeer druk bezochte kerkdienst. Normaal, quoi. In tegenstelling tot hun Kanzler die zich intussen meer en meer als de “beste” leerling van het Europese Big-Pharmaklasje begint te gedragen. In tegenstelling ook tot het feit dat ik een boekje dat in 2017 in het Engels is uitgebracht – de auteur is Amerikaan – en kort daarna al in Nederlandse vertaling bij ons op de markt kwam, in het Duits gelezen heb, maar nu weet u tenminste waarom.

Dat gezegd zijnde weet u ook dat dit boekje het niét heeft over de dictatuur, de tirannie in naam van de “volksgezondheid” die we heden ten dage met z’n allen moeten ondergaan. Misschien was iemand in 2016 al op het idee gekomen om dat te gaan organiseren, maar dat idee was in ieder geval ook nog niet tot Timothy Snyder doorgedrongen en z’n referentiekader beperkt zich dan ook tot fascisme, nationaal-socialisme, communisme en … Donald Trump. Die laatste werd pas president op 20 januari 2017, maar dat belette Snyder niet hem al als een dictator te brandmerken in z’n boek dat een goede maand later verscheen (op 28 februari 2017 - en toen was het al gecorrigeerd, door de papiermolen van de uitgeverij gegaan en gedrukt, dus Trump was geen dag president geweest toen dit boekje al af was). Een enorme vooringenomenheid tegen Trump – eigen aan ongeveer de helft van de wereldbevolking, toegegeven – was dan ook wat hem inspireerde tot het schrijven van dit boekje en die sijpelt dan ook overal in het boekje door. Ik vermoed dat we van de man nooit een boekje zullen te lezen krijgen – het kon er al geweest zijn, zelfs op basis van de feiten, aan het sneltempo waarmee hij voorliggend boekje geschreven heeft – over de Biden-dictatuur (de man regeert via executive orders per slot van rekening, beslissingen dus die hij, of zijn puppet master, neemt zonder langs het parlement te passeren), maar goed, ik probeer Über Tyrannie – Zwanzig Lektionen für den Widerstand (in het Engels On Tyranny; Twenty Lessons from the Twentieth Century, in het Nederlands Over tirannie – Twintig lessen uit de twintigste eeuw) op z’n eigen merites te beoordelen.

En die zijn er. Bijvoorbeeld al in de inleiding: “Die schlechte Nachricht ist, dass die Geschichte der modernen Demokratie eine des Verfalls und des Untergangs ist”. En verder: “Die europäische Geschichte des 20. Jahrhunderts zeigt uns, dass Gesellschaften zerfallen, Demokratien untergehen, moralische Werte zusammenbrechen und ganz gewöhnliche Menschen plötzlich mit einer Schusswaffe in der Hand an Todesgruben stehen können. Es wäre für uns Heutige ganz gut, wenn wir verstehen würden, warum das so war.”  Ik probeer een en ander verder zo veel mogelijk in het Nederlands te doen (mijn vertaling uit het Duits dan), maar kan sowieso niet anders dan me aansluiten bij de stelling van de auteur dat het “voor ons, mensen van vandaag, zeer goed zou zijn te verstaan waarom” in het verleden gewone mensen zich zo lieten inschakelen in de ideeën van een dictatuur. Dat is immers géén historisch vraagstuk, het is een hedendaags vraagstuk. Wie daar aan twijfelt, kan altijd eens probéren ergens op het internet de vraag op te werpen waarom we ons zouden moeten laten vaccineren tegen een virus dat zo ongeveer nul procent kans op overlijden geeft, om een groepsimmuniteit te bekomen die er al lang geweest zou zijn als er geen tientallen variaties op lockdowns allerhande waren toegepast, en die er uiteindelijk niét zal toe leiden dat we ons weer vrij kunnen bewegen maar wel dat wie zich niet onderwerpt aan dat vaccineren, dat tot in den treure en umsonst testen, een gevangene wordt (wellicht ook nog met beperkende voorwaarden) in het eigen land. “Gewone” mensen blocken je als je zo’n vragen opwerpt, worden hyperagressief, gaan onzin verkopen over (door de in staatsdienst werkende media verspreide etiketjes genre) “corona-ontkenners”, noemen je een “massa-moordenaar”, en tonen zich heel erg bereid je met alle andere “corona-ontkenners” en “massa-moordenaars” vast te zetten in een kamp, een afgelegen dorp, op een bar eiland of je ten eeuwigen dage te voorzien van een merkteken dat aangeeft dat je niet behoort tot de good guys en dus ook niet dezelfde rechten moet hebben als hen. Als je dat dan een nieuwsoortige jodenster noemt, gaan ze op hun achterste poten staan en ben je ook nog een antisemiet, waarbij ze – uiteraard, want alles wat niet via de mainstream media komt is Lüge in hun wereld – negeren dat mensen in Israël zélf het niet hebben van het groene corona-Ausweis ook openlijk bestempelen als een nieuwe jodenster.

En dan de lessen zelf. “Wees niet bij voorbaat al gehoorzaam” omdat je denkt dat een repressievere regering erger zou kunnen zijn, want dan leer je het regime dat het verder kan gaan en zal je sowieso zélf al verder gaan dan gevraagd. Denk daarbij aan het Milgram-experiment met mensen die anderen steeds dodelijker stroomstoten konden geven en dat in groten getale ook deden.

“Neem verantwoordelijkheid voor het aangezicht van de wereld”, symbolen bepalen de realiteit van morgen. In deze tijd zelfs letterlijk. Herinner u hoe maskers eerst van wat dan ook mochten gemaakt worden, niet verplicht waren, maar wel als een symbool gezien werden dat je je inzette om “de curve plat te slaan”, en vervolgens op korte tijd, en zelfs tegen de wetenschappelijke bewijzen aangaande hun hoogstens negatieve werking in, verplicht werden, tot op de openbare weg toe, van een bepaalde soort moesten zijn, en intussen zelfs aangeraden meervoudig over het gezicht moeten geplaatst worden. Denk aan de door de gazetten verspreide posters om de “essentiële” beroepen een hart onder de riem te steken (waarbij toch meteen ook duidelijk gemaakt werd aan het overgrote deel van de belastingbetalers dat ze niét essentieel zijn waar het hun beroep betreft), denk aan het handjeklappen, het lichtje buiten zetten. Denk aan al die dingen die tonen: hier woont een Gutmensch, hier woont een zuivere, hier woont een volgzame burger.

“Behoed je voor paramilitairen”. Of, eerlijk, zo’n beetje alles dat een uniform aan heeft. Snyder gaat er van uit dat die paramilitairen sowieso ontstaan in de privé-zone en dat het echt gevaarlijk wordt als ze zich gaan vermengen met “de officiële politie en het leger”, maar iedereen weet dat dat soort clubs tegenwoordig veelal georganiseerd wordt door de staat zelf. Net zoals de staat alsmaar meer bevoegdheden geeft aan “de officiële politie en het leger”. Het leger dat winkelstraten in Antwerpen bewaakt omwille van een of andere veronderstelde terroristische dreiging, maar daar dan jaren rond blijft hangen. Politiemensen die drones over je tuin laten zweven (maar uiteraard hun ogen dichthouden terwijl ze dat doen) of zingende mensen uit elkaar slaan. Buurtwachters (of in Nederland BOA’s) die zich binnen de kortste keren ontpoppen tot mini-gestapo’s.

“Zet een teken” (en daaraan toegevoegd de laatste les in het boekje, “Wees zo moedig als mogelijk”). Trek een streep in het zand. “Iemand moet het doen. Het is makkelijk met de anderen mee te lopen. Het kan een eigenaardig gevoel geven iets anders te doen of te zeggen. Maar zonder dit onbehagen is er geen vrijheid.” Ik heb van meet af aan besloten dat ik me niet zou laten testen op corona en ook geen vaccin zou nemen. Nooit. Ik heb dat vaak genoeg duidelijk gemaakt op sociale media en in gesprekken. Maar sinds deze week heb ik ook dat teken gezet. Op mijn Twitter-profiel staat bovenaan vastgepind: “Wat je verkondigt, moet je ook doen. Bij deze dus: ik zal me nooit laten testen op corona, ik zal nooit een vaccin nemen tegen corona. Ik heb m’n grens getrokken en als die m’n einde moet betekenen, dan zal ik dat einde met trots aanvaarden.” Een miniscuul tekentje in een zee van sociale media, maar het is ook voor mezelf een daily reminder en het zal beletten dat ik me wél tot lijfeigene laat maken op dagen waarop ik het moeilijker krijg (geloof me, ik leef om te kunnen reizen; niet kunnen reizen is voor mij het moeilijkste wat er is).

“Wees vriendelijk voor onze taal.” Gebruik niet de slogans die je door politici, “experten” en media worden voorgeschoteld, ook niet als je er tegen ingaat. “Probeer je ver van het internet te houden. Lees boeken”, voegt Snyder er nog aan toe. Ik heb het zelf moeilijk met dat eerste, maar compenseer dat dan weer door geen televisie te kijken en geen radio te luisteren, en uiteraard door het laatste, boeken lezen, volop te doen. Waar het in essentie hoe dan ook op neer komt is dat taal je venster op de wereld is. En dat je door je taal te laten beheersen door een ander – en daarop zijn alle slogans, slagwoorden, vaak herhaalde “boodschappen” en beelden gericht – je venster op de wereld laat verduisteren, versmallen, heroriënteren. “De taal is gans het volk”, schreef Prudens Van Duyse. De taal is ook gans uw geest.

“Geloof aan de waarheid”. Met in de uitleg daarbij: “Die dickste Geldbörse zahlt für die blendendsten Lichter.” Snyder heeft dit ongetwijfeld niét bedoeld als een waarschuwing tegen de traditionele media, maar in tijden waarin deze bepalen wat fake news is, waarin Google bepaalt wat u ziet, waarin LinkedIn, Facebook, Twitter er vrijelijk op los censureren, daarbij steeds uiteraard bewerend dat zij “de waarheid” in pacht hebben, is dat van die dikke beurs maar al te waar. En die dikke beurs zit niet bij Pol en klein Pierke, die zit bij de mediaconcerns, bij diegenen die bepalen wat u mag zeggen en wanneer, bij de regeringen (die uw geld voor hún geld houden), en bij de rechterlijke en politionele arm die hun bevelen opvolgen. “Geloof aan de waarheid” is dus niet helemaal een juiste tip: zoék naar waarheid zou correcter zijn (de les “Frage nach und überprüfe” zou hier dus meteen aan moeten gekoppeld zijn en niet apart staan). En leer onderweg dat die zoektocht een leven lang kan duren.

“Kijk mensen in de ogen en spreek met anderen”, “Doe aan fysische politiek”, “Leid een privé-leven”, “Engageer je voor een goed doel”, “Leer van gelijkgezinden in andere landen”. Vijf hoofdstukken bij Snyder die nauwelijks los van elkaar te zien vallen en die minstens één ding gemeenschappelijk hebben: ze worden waar mogelijk bemoeilijkt, ontmoedigd door democraturen allerhande in de zogenaamde strijd tegen corona. Ogen alleen zeggen niet alles; mensen lezen gezichten, geen halve gezichten. Fysische politiek kan alleen nog als je de regels van de overheid overtreedt. Een privé-leven zit er niet meer in als je overal appjes of formulieren voor nodig hebt. Je engageren in een goed doel kan alleen nog als je dat niét fysiek wil doen. Leren van mensen in andere landen alleen nog als je voorbij de censuur van Big Tech kunt komen.

“Let op met gevaarlijke woorden”: “Gebruik de woorden extremisme en terrorisme alleen met het grootste voorbehoud. Wees je ervan bewust welke fatale betekenis begrippen als noodtoestand en uitzonderingstoestand hebben. Wees woedend als iemand vaderlandslievende woordenschat op achterbakse wijze gebruikt.” Moet ik déze nog toevoegen aan voorgaande vijf om duidelijk te maken dat als onze regimes het woord “vrijheid” gebruiken, spreken over een “team van 11 miljoen” en ter gelijker tijd spreken van “noodtoestand”, “uitzonderlijk”, “complotdenkers”, “wappies”, “extremisten”, enzovoort, dat er dan niet één belletje maar honderden zouden moeten gaan rinkelen? En dat die letterlijk bij zo goed als geen enkele politicus (in Nederland wil ik Forum voor Democratie even als een uitzondering beschouwen, in belgië zijn er geen uitzonderingen), in zo goed als geen enkel medium, bij zo goed als geen enkele opiniemaker afgaan ?

“Blijf rustig als het ondenkbare gebeurt”: “Moderne tirannie is terreurmanagement. Als het tot een terreuraanslag komt, denk er dan aan, dat autoritairen zo’n gebeurtenissen gebruiken om hun macht te vestigen”. En te versterken. En dat we zo op no time van militairen op straat naar politie in uw huis vanwege het feit dat u drie vrienden ontvangt, zijn gegaan.

Kortom, veel zinnige, zij het ook niet originele, lessen in dit boekje van Timothy Snyder. Maar altijd met de bedenking, op z’n minst van mijnentwege, dat hij dit boekje heeft geschreven vanuit een vicerale afkeer voor Trump. Trump die toen in de Verenigde Staten nog niet aan de macht was (intussen dus ook niet meer) en waartegen Snyder meende de gevestigde instellingen te moeten verdedigen. Trump was een “nationalist”, schreef hij, in hoofstuk 19, “Sei patriotisch”, maar geen patriot, een onderscheid dat de auteur maakt op basis van “universele waarden” en een of ander “ideaal” dat de nationalist niet zou hebben en de patriot wel. En daarom moet je dus “patriottisch” zijn. Een zeer eigenaardige stellingname als je weet dat fascisme, nationaal-socialisme en communisme net hun oorsprong vonden in het idee dat er “universele waarden” zijn en dat iedereen het ideaal van het “vaderland” moét volgen. “Verdedig instellingen”, schrijft hij in hoofdstuk 2, zonder er rekening mee te houden dat die instellingen perfect van binnenuit kunnen uitgehold worden en dat de beste verdediging van de instellingen er dus in kan bestaan de buitenkant ervan te slopen en ze te herstellen in hun essentie. Denk maar aan onze democratieën die zo goed als allemaal democraturen zijn geworden. “Hoed je voor de eenpartijstaat”, voegt hij er aan toe in hoofdstuk 3, zonder er voor te waarschuwen dat een systeemstaat minstens even gevaarlijk en véél geniepiger is. Politieke keuze is in landen als belgië net zo illusoir geworden als keuze tussen producten (met firma’s als Unilever, die schijnbaar concurrerende producten aanbieden) of keuze tussen media (die alleen nog in details van mekaar verschillen). Al die keuzes vinden plaats binnen een reusachtige versie van de grot van Plato, meer niet. Wie dát meent te moeten verdedigen als alternatief voor pakweg de Chinese eenpartijstaat, is ofwel een oplichter ofwel dom ofwel minstens gedeeltelijk verblind door in dat vuur te kijken waar Plato ook voor waarschuwt.

Naar mijn mening heeft Snyder net iets te lang in dat vuur gekeken. Hij heeft een aantal zaken correct gedefinieerd, geïdentificeerd bij anderen, maar heeft ook een aantal updates gemist. Beetje verloren kansen, vooral als je weet dat dit boek gedurende de hele ambtstermijn van Donald Trump een bestseller is geweest in de Verenigde Staten. Er was een correctie mogelijk geweest in zijn recent uitgebrachte boek Our malady – Lessons in liberty from a hospital diary, maar in wat ik daarover lees, zie ik weerom dezelfde blinde vlekken opduiken. Maar goed, voortschrijdend inzicht kan altijd nog optreden en met het nodige voorbehoud voor genoemde blinde vlekken, is dit boekje hoe dan ook het lezen waard.

vrijdag 19 februari 2021

De vader van Grace – Carolijn Visser (boekbespreking door Björn Roose)

De vader van Grace – Carolijn Visser (boekbespreking door Björn Roose)
Ik krijg wel eens vaker boeken in mijn handen geduwd die ik nooit zou kopen. Doorgaans omdat die gratis exemplaren mee komen met boeken waar ik wél voor betaald heb of met boeken die ik eveneens gratis gekregen heb, maar waarbij ik dan wel die “extra’s” moét meenemen. 

Dat zegt niet noodzakelijk iets over die “extra’s”, hoogstens over het feit dat ik – en da’s dus, net zoals mijn boekbesprekingen, heel subjectief – er niet voor zou betalen. Zulks was ook het geval met het voorliggende De vader van Grace, een geschenk dat ik kreeg in de Hulsterse boekenzaak Remortel bij aankoop van een tweetal andere boeken tijdens de Week van het Zeeuwse Boek ergens eind 2020. Bij deze dus een bespreking van dit gekregen paard: ik heb het niet in de bek gekeken, maar toch wel even gelezen. 

Schrijfster Carolijn Visser werd geboren in Leiden (in september 1956, wat haar dus 64 en haar foto op de omslag minstens lichtelijk gefotoshopt maakt), maar bracht een groot deel van haar jeugd door in de Zeeuwse hoofdstad Middelburg (de stad waar ik sinds mondmaskers in Vlaanderen verplicht werden mijn strips ging kopen bij Perron 2 en waar ik nu dus dankzij onze vrijheidsminnende Europese leiders niet eens meer naartoe mag). Niet verbazingwekkend dus dat de Grace waarvan sprake is in de titel eveneens een groot deel van haar jeugd doorbracht in Middelburg, zij het dat ze in een veel exotischer oord geboren werd dan Visser: in Nederlands-Indië. 

Nu ga ik heel eerlijk met u zijn: als dit zo’n – wat dan heet – “anti-racistisch” dingetje was geweest (want een dingetje is het natuurlijk wel, met zijn 95 bladzijdjes, inclusief foto’s en dankwoord), dan had ik het na een paar bladzijden al verticaal geklasseerd: ik geloof in de waardevolheid (of waardeloosheid) van ieder mens op basis van wat ik waarneem met betrekking tot diens woorden en daden, en kleur of geslacht kan me daarbij volstrekt gestolen worden, dus hoef ik ook geen zedenprekerij of racisme genre black lives matter op mijn bord (of op m’n schoot). 

Maar De vader van Grace ís geen “anti-racistisch” dingetje. Het is, in tegendeel, redelijk sec en biedt een inkijkje in een stuk geschiedenis dat ons (bels) Vlamingen eigenlijk nauwelijks bekend is. Dit verhaal “over een grote liefde, over een jong gezin dat uiteindelijk Indonesië moet ontvluchten en terechtkomt in een onbewoonbaar verklaarde woning in Middelburg, om daar het leven weer op te bouwen”, gaat over geographically challenged liefde (in tijden dat je nog niet – grenzen open of niet – in een paar uur van de ene kant van de wereld naar de andere reisde), over de moeilijkheid een leven op te bouwen in een ander land (maakt niet uit of dat nu Nederlands-Indië of Nederland is), over – tsja, het wordt niet zo genoemd, maar het was het wel – collaboratie met de bezetter en de gevolgen ervan als die bezetter het moet afbollen. En ja, racisme komt wel even ter sprake – kan ook moeilijk anders -, maar dat stukje begint met waar het in essentie moet om gaan als je niet wil dat anderen je als anders zién: “Ik voelde me helemaal niet anders. Daar was ik totaal niet mee bezig.” 

Zoals ik mezelf nooit bezig gehouden heb met hoe mensen die fysiek van elkaar gescheiden waren vroeger trouwden. Nu zouden ze een einde maken aan die fysieke scheiding, maar toen werd het opgelost door: trouwen met de handschoen. “In de jaren na de oorlog”, schrijft Carolijn Visser daarover, “was het gebruikelijk dat vrouwen, voordat ze zich bij een man in het buitenland voegden met ‘de handschoen’ trouwden, die de afwezige bruidegom symboliseerde. De handschoen werd gedragen door een broer of goede vriend, gemachtigd in zijn naam te tekenen. Zo kwam de bruid als echtgenote op haar bestemming en kon er niet geroddeld worden.” Wellicht is dat roddelen nu mínder van belang, maar in Nederland is trouwen met de handschoen bijvoorbeeld nog steeds een mogelijkheid voor wie wil trouwen met een gevangene (in belgië moét er fysieke nabijheid zijn). 

Dat weetje is op zich – en veel meer heb ik er ook niet in aangeduid – nu niet meteen een reden om een definitieve plaats in mijn boekenkasten in te ruimen voor dit boekje, maar in tijden waarin er ieder jaar een paar maanden geluld wordt over Zwarte Piet, wou ik toch graag afsluiten met dit andere citaat: “Tot slot verklaarde Soekarno op 5 december 1957 dat alle Nederlanders die zich in Indonesië bevonden als staatsgevaarlijk werden gezien en het land onmiddellijk dienden te verlaten. Zeker vijftigduizend mannen, vrouwen en kinderen moesten zich klaarmaken voor vertrek. Die dramatische vijfde december zou de geschiedenis ingaan als de ‘Zwarte Sinterklaas’” ...

Björn Roose

donderdag 11 februari 2021

Plotseling gebeurde er niets – Herman Brusselmans (boekbespreking door Björn Roose)

Plotseling gebeurde er niets – Herman Brusselmans (boekbespreking door Björn Roose)
Goed, terug over naar Herman Brusselmans. Na bespreking van diens De droogte, Bloemen op mijn graf, en Heilige Schrik, nu meteen maar drie boeken ineens. Niet om er rap van af te zijn (het grote werk gaat sowieso in het lezen kruipen), maar omdat Plotseling gebeurde er niets een trilogie omvat: in zevenhonderd bladzijden krijg je Ex-schrijver, Ex-minnaar en Ex-drummer voor je neus. Ik heb er even aan gedacht die alle drie apart te bespreken, maar dan word ik gewoon ex-boekenbespreker, denk ik. 

Om het maar meteen over de inhoud te hebben: die kan met de op de achterflap afgedrukte commentaar van het Utrechts Nieuwsblad op één deel ervan, Ex-schrijver, samengevat worden: het gaat “over angst, drank, vrouwen, schrijven en de dood: waar zou een boek van Brusselmans anders over moeten gaan?” Wel, over iets ánders misschien? Dat zou al eens mogen toch? Zelfs al blijven er toch wel pareltjes opduiken in dat volautomatische geschrijf van hem, genre “Het onweer ging even abrupt als het was begonnen gewoon door”, “De Meeuw wreef zodanig lang in z’n ogen dat ik vreesde dat hij z’n knokkels om zeep ging helpen, want hij had een staalharde blik.”, of “hij spande de kip, want zelfs z’n pistool was van het verwijfde type”. 

Los van de “angst, drank, vrouwen, schrijven en de dood” heeft Brusselmans het overigens ook weer over zijn jeugd in Hamme (inclusief veehandel, voetbal, kermis, moeder …) en het al dan niet met de zin van de eigenaar ontlenen van andermans auto of motorfiets, begint hij al aan het ene verhaal terwijl hij nog met het andere bezig is (Ex-drummer in Ex-minnaar), of gaat hij voor makkelijk shockeren. Door het over fietsen stelende negers te hebben bijvoorbeeld, iets wat de goegemeente zelfs als het van een fictieschrijver komt makkelijk aan het steigeren brengt; of over het in mekaar slaan van “Vlaams Blokkers” – blinde dan nog – en hun cafés, waar hij diezelfde goegemeente dan wellicht weer een plezier mee doet; of over joden, homo’s, politici en andere easy targets. Af en toe lijkt hij ook z’n échte ik binnen te brengen in de verhalen. Lijkt, zeg ik wel, want ‘t is niet omdat je het hebt over jezelf als schrijver bezig met het schrijven van een verhaal over een ex-schrijver dat eerstgenoemde schrijver werkelijk overeenkomt met jezelf als schrijver. Enfin, u begrijpt wel wat ik bedoel. 

Nah ja, Brusselmans zegt het zelf in Ex-schrijver: “(…) zij schreeuwt tegen mij: ‘Jouw romans hebben geen verhaal, dreinen maar door en door, zonder begin en zonder eind, en er gebeurt nooit iets wat de moeite waard is!’ Ze heeft het over mijn romans, maar ook over haar eigen leven. Sommige mensen worden hysterisch van wat ik heb geschreven. Omdat ik heb geschreven wat waar is: nooit gebeurt er iets wat de moeite waard is, behalve misschien de troost.” Dat kan, maar los van het feit dat ik niet hysterisch ga doen over Brusselmans’ boeken, heb ik toch de neiging mij af te vragen of ik over dat niets dan ook nog boeken wil lezen. 

Intussen zou Brusselmans misschien eens die “trilogie van lange gedichten moeten kunnen schrijven”, waarover hij het heeft in Ex-minnaar. Los van het feit dat die dan klaarblijkelijk zouden gaan over – weeral – zijn dode moeder, Gloria (gemodelleerd naar een zijner exen) en Phoebe (gemodelleerd naar, intussen ook al, een zijner exen), wat niet echt veelbelovend is. Als daar echter minstens een paar gedichten in zouden staan zoals Vader, opgenomen in datzelfde Ex-minnaar, dan wil ik die trilogie nog wel eens lezen. Vader is immers een bloedmooi gedicht. Wat dus niet kan gezegd worden van ook maar een van de verhalen in de – volgens de achterflap – “inmiddels klassieke trilogie”, ook al wint Ex-drummer het dan van de andere twee wegens het feit dat het hoofdpersonage voor de verandering eens niet meelijwekkend is (wat dan helaas weer niet kan gezegd worden van het grootste deel van de overige personages), en zijn lief een andere naam heeft dan gewoonlijk (Lio) en ook al niet triestig is uitgevallen. 

“Ik droomde” schrijft hij op het einde van dat boek, “Dat ik de beste schrijver van de wereld was. En de beste minnaar. En de beste drummer.” en wellicht is Herman Brusselmans, zoals Rob Schouten op een van de reclamebladzijden geciteerd wordt, “de opvallendste camp-schrijver in de Nederlandstalige literatuur”, maar ook Ex-drummer is niet van aard om dit Plotseling gebeurde er niets niet naar de zolder te verbannen. Daar kan het dan verder verblijven in afwachting van een of andere boekenverkoop. Wie weet zijn de “varianten” van corona op tegen 2050 en geraak ik nog van dat papier af voor ik dood ben van ouderdom ...

Björn Roose

zaterdag 6 februari 2021

‘n Leeuw van Vlaanderen – Cyriel Buysse (Boekbespreking door Björn Roose)

‘n Leeuw van Vlaanderen – Cyriel Buysse (Boekbespreking door Björn Roose)
Hoewel ik pas geboren werd in 1972, veertig jaar na zijn overlijden, was op z’n minst de naam van Cyriel Buysse nog geen dooie letter geworden toen ik in het middelbaar onderwijs zat. Ik kan me niet herinneren destijds volledige boeken van hem gelezen te hebben, maar ik ben er vrij sterk van overtuigd dat ik wel – al dan niet “verplicht” – een van z’n novellen voor de kiezen heb gekregen Wie iets over novellen wou leren, wendde zich simpelweg tot de werken van Cyriel Buysse. 

Nu denk ik niet dat Buysses naam of werken nog genoemd worden in de lessen Nederlands van tegenwoordig, noch durf ik te beweren dat ‘n Leeuw van Vlaanderen een novelle is, maar dit boek, daterend uit 1900, is wel geschreven in precies het soort stijl dat ik me van decennia geleden herinnerde: weinig dialoog en véél beschrijving. Van natuur, van mensen, van handelingen, van gedachten … En het beantwoordt ook aan een aantal voorwaarden die Fernand Lodewick, een bekend Nederlands neerlandicus (intussen ook alweer 25 jaar dood), noteerde als zijnde essentieel voor een novelle: het kent een eenvoudige intrige (en die is volledig geconcentreerd rond het hoofdpersonage), nauwelijks een ontwikkeling van karakters, en niet bijzonder veel personages. 

Anderzijds toont het – in tegenstelling tot wat typisch heet voor een novelle – de hoofdpersoon gedurende een beduidend langere periode dan “een beslissend moment van zijn leven” en is de kern van de zaak het ontwikkelen van het karakter van het hoofdpersonage. Of beter: het uitkristalliseren van dat karakter. 

Interessant in tijden waarin democratie alleen nog een hol woord is gebaseerd op een zoveeljaarlijkse bollekeskermis, is dat dat uitkristalliseren gebeurt tegen een achtergrond (bij momenten voorgrond) van sociale omwentelingen, veralgemeend (doch meervoudig) stemrecht, partijvorming, politieke campagnes en verkiezingen. Samengevat (spoiler alert): Robert La Croix, net als zijn oudere broer Alfred zoon van een fabriekseigenaar (de lijn met Buysse zelf, die net als zijn broer Arthur zoon van een fabriekseigenaar was, is hier direct), vindt plots een levensvervulling in de strijd tegen de clericaal-conservatieve regering en wordt volksvertegenwoordiger voor de nieuw opgerichte Christelijke Volkspartij (Buysses broer werd in 1909 volksvertegenwoordiger voor de toenmalige liberalen). Hij is idealistisch, niet geschikt voor het weinig verheffende schouwspel dat de politiek is (en de Gentse burgerij waarbinnen hij z’n toekomstige vrouw vindt), en geeft al snel de brui aan het parlement. Hij trekt zich terug, dreigt ook z’n toekomstige te verliezen, gaat een écht “goed” leven leiden, en wint alsnog z’n Ghislaine terug. 

Dun verhaaltje, dat wel, maar – eerlijk is eerlijk – ontroerend. En dat ondanks het feit dat Buysse een “naturalistische” schrijver was, geen romanticus. Geen “typische” naturalist echter, aldus Wikipedia, want de “wantoestanden werden in zijn schrijven expliciet bekritiseerd”. “(…) determinisme en fatalisme [overheersen], maar deze keer gepaard met engagement”. Misschien zit de kracht van het verhaal voor een hedendaagse lezer (en dat ben ik dan weer wel, ondanks mijn 48 jaar) hem zelfs net in het “simpele” ervan, in het feit dat zelfs de innerlijke strijd van het hoofdpersonage redelijk voorspelbaar is, in de duidelijk afgelijnde figuren, enfin, in alles wat een verhaal uit die tijd een verhaal uit die tijd maakt. 

En toch, aan de politique politicienne is er duidelijk niks veranderd: “Evenals aan vele superieure geesten, had de politiek aan Robert tot dus toe slechts afkeer ingeboezemd. Het laag geknoei, de leugen en ‘t bedrog, de egoïstische ambitie, de middelmatigheid of algeheele onbeduidendheid van velen die er zich mede bemoeiden, hadden in hem verduisterd en bedorven wat er waarlijk hoog en edel in kon zijn.” Of, later, als La Croix in het parlement is terecht gekomen, over de volksvertegenwoordiging: “Zóó’n opgeraapte bende, zóó’n totaal gebrek aan prestige, zóó’n slordigheid in taal, in kleeding en in houding, zóó’n laf-wanordelijke boel had hij zich nooit in de verste verte kunnen of durven voorstellen. Haast geen mensch, behalve in de publieke tribunes, luisterde er naar de redevoeringen waarin ‘s lands belangen werden behandeld. De meeste leden hielden, storend-halfluid, onder elkaar afzonderlijke gesprekken, of schreven brieven, of lazen couranten, of zaten half te slapen, of maakten grapjes met elkaar, of liepen doelloos-slenterend heen en weer tusschen de slechts half-bezette lessenaars en banken. Het leek er op een koffiehuiskamer, op ‘n café-chantant-zaal, op ‘n soort schuine kroeg, waar men niet erg verwonderd zou zijn geweest eensklaps rare juffertjes te zien optreden.” Toegegeven, het parlement ziet er heden ten dage net iets minder als een cabardouche uit, maar dat ligt alleen maar aan het feit dat onze “volksvertegenwoordigers” op dit moment voor het overgrote deel van thuis uit hun “werk” doen. 

Hoe dan ook, en ondanks het feit dat Buysse ten gevolge van een gebrek aan succes van zijn publicaties aan het einde van de 19de eeuw een zekere aversie tegen de Vlaamse Beweging en de flaminganten kweekte, heet dit boek natuurlijk nog steeds ‘n Leeuw van Vlaanderen, geen “Geschiedenis van het bels parlement” of iets dergelijks: het hoofdpersonage houdt van Vlaanderen, met al z’n gebreken; hij wordt door z’n volgers de “Leeuw van Vlaanderen” genoemd; en zélfs de socialistische kiezers/strijders – al zingen ze dan als strijdlied de later ook nog door Vlaamse christen-democratische voormannen als Yves Leterme als nationale hymne beschouwde Marseillaise - zijn op hun manier Vlaamsgezind (Vlaamsgezindheid en socialisme zou trouwens tot ver in de twintigste eeuw niet zo’n heel erg zeldzame combinatie zijn). “O! Zou het dan toch moèten uitsterven, het heerlijk Vlaanderenland! Was alle levenskracht nu uitgedoofd in dat eenmaal zoo moedig, dapper volk! Zou er niet één meer kunnen opstaan, één enkel, sterk genoeg om zijn land nog te redden, om ‘t met geweld te rukken uit zijn doodslaap, om uit elkaar te zweepen, met een forschen zwaai van grootheid, die zwaar-benauwende doodsnevelen! …” Wat niet belet dat er in Gent van de “Grand’ Rue” naar de “Grand-Place” gewandeld wordt, dat elk van de christen-democraten een Franse naam heeft en dat de heren onder mekaar – inclusief de “Leeuw van Vlaanderen” – af en toe ook een woordje Frans “plaçeren”. 

Een zeer serieus boek ten slotte, door z’n thematiek (even de naar hedendaagse normen “licht” overdreven amoureuze perikelen daar gelaten) en z’n schrijfstijl, op een paar passages na. Passages die zó tongue in cheek gebracht zijn dat je er ongewild kan óver lezen zelfs, maar ik wou déze twee toch citeren: “Ofschoon democratisch, zooals het hoorde bij christelijke democraten, was het souper vrij overvloedig en fijn.” En: “Het bleek echter al dadelijk, dat het evenwichtsvermogen der twee jeugdige artiesten niet goed meer op de hoogte van den toestand was.” 

Maar om af te sluiten toch een paar punten van kritiek: ik weet niet of het toen mode was of dat het kwam omdat Buysse een aantal keren naar Amerika gereisd was, maar het gebruik van woorden als “leader” of “teetotaler” komt in de context van dit boek bijzonder lullig over. Het opnemen van een bladzijden lange toespraak in min of meer fonetisch Gents eveneens (dialect komt voor de rest ook nauwelijks te pas in het boek). Buysse zal dat taalgebruik wellicht passend gevonden hebben voor de socialistische “leader” Kappuijns, maar als het al werkt, dan is het op het systeem. 

Wat echter dus niet kan gezegd worden van dit hele ‘n Leeuw van Vlaanderen. Mocht u het in een of andere uitgave nog kunnen vinden, laat het dan vooral niet liggen.

Björn Roose