vrijdag 4 december 2020

Heilige Schrik (Herman Brusselmans)

Björn Roose bespreekt - Heilige schrik (Herman Brusselmans)
Ik publiceerde de jongste maanden al twee keer eerder een bespreking van een van Brusselmans’ boeken: De droogte en Bloemen op mijn graf. Zoals toen aangekondigd, ligt het in de bedoeling op korte termijn álle in mijn boekenkast aanwezige werken van Brusselmans te lezen om aldus te kunnen beslissen of ik ze ook allemaal kan afvoeren richting zolder (waar ze vervolgens rustig een eventuele verkoop kunnen afwachten). Met Heilige schrik ben ik dus aan het derde boek van Brusselmans op zeer korte termijn toe en eerlijk gezegd: ik was er niet rouwig om dat het uit was.

Dat zegt eigenlijk voldoende, me dunkt, maar laat ik daar meteen aan toe voegen dat Heilige schrik, zoals het grootste deel van Bloemen op mijn graf, een verzameling columns is en dat ik zelfs na Bloemen op mijn graf al een overdosis van die columns binnen had. Ik heb nooit dat gevoel gehad met boeken van klassieke stukjes-schrijvers als Carmiggelt, Bomans, Durnez of Verbeeck (om er maar een paar te noemen), maar Brusselmans lezen gaat na verloop van tijd niet alleen vervelen maar ook ergeren.

Meteen ook de reden waarom ik na de eerste twee boeken overgeschakeld ben op het niet meer rink aaneen lezen van z’n boeken, maar het beperken van de lezing daarvan tot mijn wandelingetjes. Wetende dat die wandelingetjes gezien de tijd van het jaar steeds meer in de duisternis (en soms zelfs in de regen) plaatsvinden, is het tempo waarin ik Brusselmans gewrochten lees dus enigszins afgenomen, maar dus nog niet genoeg om de opkomende verveling te verdrijven.

Jeezes … Misschien kan je de overjaarse pubers die Humo lezen nog bezig houden met “Vanavond ga ik trouwens Véronique De Kock eens beffen”, maar ik heb intussen wel zoiets van: “Doe dat en schrijf een column minder.” En ja, misschien was een Brief aan J.P. Van Rossem in zijn cel grappig op het moment dat die in zijn cel zat, maar aan eeuwigheidswaarde heeft zo’n stuk werkelijk niks. En telkens weer – zelfs in zoverre dat ik er ook al telkens weer op terugkom – dat gezanik over zijn moeder. En dan die écriture automatique … Die kan dan wel nuttig zijn als je iedere week je stukkie moet leveren, maar wat is de zin van het opnemen van zo’n teksten in een bloemlezing?

Enfin, als u mijn vorige twee Brusselmans-besprekingen gelezen heeft, weet u ook al wel zo’n beetje wat mijn punten van kritiek op de teksten van Brusselmans zijn. Net zoals u uit die vorige besprekingen (en uit vele andere van mijn hand) heeft kunnen afleiden dat ik zelden geheel en al negatief ben over een boek. Dat is ook zo met Heilige schrik. Stukjes als Het meisje van de uitroeptekens, Vrouw met kanker, Lever je hamer in, Waaraan wil je dat ik denk?, De losers der liefde, Kind, Het muurtje, Op meisjeskamers, Bericht aan onze vrouwen, Lullige kerst, Hoger plan, De lens, Zomaar een man, of De man uit de schaduwen steken boven de rest uit, maar wat zijn 14 goeie teksten op een totaal van zo’n 240? Hoogstens een mogelijk bewijs dat dit geen bloemlezing is.

En ja, ook in deze – laat het ons dan maar zo noemen – verzameling zitten hier en daar citerenswaardige passages. Deze bijvoorbeeld, uit Mijn grootmoeder had geen gemakkelijk leven: “Agent Batavus nam eerst een toastje met bain mousse, vervolgens zijn notitieboekje, ten slotte een besluit en nadien geen enkel risico (…)”. Of deze uit Geheime andijvie: “Ja, het zit zo, mijn schoonvader, Antoine van de Keere, is een befaamd duivenmelker en die heeft glazen laten maken met daarop de afbeelding van zijn prijsduif Filou, die de eerste prijs haalde in zulke diverse vluchten als naar Barcelona (en uiteraard weer terug), Rambouillet (idem), Mallorca (idem) en op een keer zelfs per ongeluk naar de Waddeneilanden (niet idem), waarna we van Filou nooit meer iets vernomen hebben.” Of deze uit Leve België: “Desondanks kreeg ik op mijn vraag me daar een uitleg van een Spaanse ober waar geen eind aan kwam (zeker één meter tweeënnegentig was die klootzak) (…)”. Of, ten slotte, deze uit De depressie: “Zonder nog langer op haar borsten te letten liep ik naar de lift. Daar stond een man op krukken te wachten, doch niemand bracht hem die voorlopig.”

En ja, de gimmick met de titels is ook goed gevonden. Je tekst als titel De tongzoener meegeven en het dan de hele tekst over iets totaal anders hebben, maar die eindigen met: “Of wacht ‘ns, er is naast schrijven toch nog iets anders wat ik heel goed kan. Tongzoenen.” Of, nog verregaander, je tekst voorzien van de titel Stoffig dat het hier is en dan pas in de allerlaatste zin afkomen met “Nu ga ik het stof afdoen.”

Maar bij het grootste deel van het boek heb je toch de neiging het eens te zijn met de woorden waarmee Brusselmans In deel 3 komt alles weer goed eindigt: “(…) en als ik dan op den duur toch die kloterige rotzin van drie kutwoorden op papier krijg, dan heb ik de indruk dat hij totaal overbodig is en nergens wat mee te maken heeft. Hoe moet dat aflopen?”

Het antwoord op die vraag luidt: met het, zoals verwacht, verplaatsen van dit boek van boekenkast naar zolder.

Björn Roose

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Ook iets te vertellen ? Ga je gang !