donderdag 22 oktober 2020

Bloemen op mijn graf (Herman Brusselmans)

Björn Roose bespreekt - Bloemen op mijn graf (Herman Brusselmans)
Zoals vermeld in mijn vorige boekbespreking – die van De droogte van dezelfde auteur – ben ik de in mijn boekenkasten aanwezige boeken van Herman Brusselmans aan het lezen omdat ik daarin enige plaats wil ruimen en al zo’n vermoeden had dat de werken van Brusselmans voor mij persoonlijk de tand des tijds niet zouden doorstaan hebben. Bij deze dus een tweede bespreking van een boek van Brusselmans, Bloemen op mijn graf.

De achterflap van deze bundel geeft aanleiding te denken dat ik dit boek wél in mijn collectie zou willen houden: “Hoe het ook zij, altijd maar dat schrijven resulteert weleens in iets, niet slechts in mijn talloze beroemde romans, maar net zo goed in gedichten, toneelstukken, verhalen, farçen, nog meer farçen, columns, essays, studies, letterkundige pareltjes en dergelijke meer. Uit al deze categorieën heb ik voor Bloemen op mijn graf een zeer strenge selectie gemaakt. Om u een idee te geven hoe streng: sinds 1991 heb ik negenhonderdvierenzestig gedichten geschreven. Slechts elf ervan overleefden de selectie en haalden op het nippertje deze bundeling. Even meedogenloos ging ik door met op kwalitatieve basis te wieden in het aanbod, en wat overbleef bestaat uit een aantal legendarische afleveringen van mijn VPRO- en HUMO-columns; mijn toneelstuk ‘tv-loos’; een stelletje beproefde podiumverhalen; het voetbalepos ‘Het team der wezen’; polemieken à volonté en meer van dat fraais, alles onder het motto: te veel om op te noemen.”

Dat laatste zou echter een waarschuwing moeten zijn: als “een zeer strenge selectie” nog steeds leidt tot “te veel om op te noemen”, is die selectie niet streng genoeg geweest. Ondanks het feit dat deze bundel gepubliceerd werd in 1998 en dus “maar” 16 jaar van de carrière van Brusselmans omvat (en geen langere werken), had zo ongeveer drie vierde van dit boek mogen geschrapt worden als “legendarisch” of “fraais”. Column nummer elvendertig over hoe graag de auteur zijn (dode) moeder wel ziet, over zijn weltschermz, over het beffen van die en het tietjes-likken van die, mogen dan wel een plaats hebben in een “carrière-overzicht” van Brusselmans, maar tot zijn hoogtepunten kunnen ze toch niet gerekend worden.

Bij het niét rijp voor schrapping zijnde vierde zit desalniettemin een en ander dat het vermelden waard is. “Het voetbalepos ‘Het team der wezen’”, bijvoorbeeld, ook al omdat het wel eens leuk is de gemeente vermeld te zien waarin je zelf woont (of de omliggende gemeenten, zoals in Kerststallen in Vlaanderen). Brusselmans is immers een Hammenaar en Moerzeke, mijn dorp, is een deelgemeente van Hamme.

Of passages zoals deze in In welke kleur wil je de taxi?: “‘Prachtige auto,’ zei ze onderweg, ‘en dat interieur! Bijna geheel in notenhout!’ ‘Ja,’ zei ik, ‘de Zweedse eik was op.’” Of “We rolden van elkaar af en hijgden, als mensen die net van elkaar zijn afgerold.”

Of deze uit zijn “zeer strenge selectie” van elf gedichten: “Ik belde het meisje op / ‘Schat,’ zei ik tegen haar, / ‘ik heb mijn stem terug’ / ‘Ik geloof je niet,’ zei zij, / en ze verbrak / het gesprek / Sindsdien praten wij niet meer / met elkaar” (Stom als een steen). Of “Enfin, we praten een beetje over literatuur / Dan stapt Lanoye naar Wevelgem, en ik naar Luik / Voor beiden nog een lange trip, voor beiden nog een menig uur / We kijken nog eenmaal om en wuiven naar elkaar / En denken: ‘De Grootste Vlaamse Schrijver, die loopt daar’ / Het is Lanoye die gelijk had met die gedachte / Wat mijn tocht naar Luik zeer verzachtte” (Luik-Bastenaken-Luik, de wielerklassieker).

Of, uit Stemmen uit een machine, “Ik onderbrak mijn gedachtegangen; kleedde mij aan; droogde mij af en stapte van onder de douche, zij het niet per se in die volgorde.” Of, uit Snoepie: “Ik wens dit met zekerheid te betwijfelen.” Of, uit Wil ik een kind?: “hij zal het gerechtelijk apparaat zodanig omvormen dat niemand meer durft te moorden, te verkrachten, te folteren, te stelen, in openbare gebouwen te roken”.

Allemaal leuke trouvailles (zeer tongue in cheek ook) en af en toe zit er ook wel een volledig stuk in dat mooi, ontroerend, of hilarisch is. In die laatste categorie bijvoorbeeld Gekke koeien, in de tweede Mijn lief leeghoofd, in de eerste Echte man, al moet je bij Brusselmans nooit vergeten dat een stevige portie zelfrelativering op de achtergrond aanwezig is. Dat zie je waar hij in de ene column een niet expliciet genoemde verwijzing naar een andere maakt en die andere volkomen tegenspreekt; dat zie je uiteraard ook soms binnen één column. Bijvoorbeeld in In het teken van de hoop: “Geen reet valt er te beleven. En nooit ontmoet je ‘ns iemand die wat te vertellen heeft waar je van opkijkt. Als ik al ‘ns iets wil horen wat de moeite waard is, lees ik mezelf hardop passages voor uit m’n eigen boeken. Hardop, om niet in slaap te vallen bij die bullshit.”

Maar die sprankjes maken het gezaag niet goed, het (gemaakt?) depressieve, het overdreven absurde, het nihilisme. Zelfs al kan ik uitzonderlijk een toneelstuk als TV-Loos wel degelijk smaken, een boek moet geen opeenstapeling van dat soort dingen worden.

Soit, ik ga dus ook dít boek niet bewaren. Maar Herman Brusselmans zal me daardoor niet beschouwen als een niet-lezer zijner werken. Zo lees ik immers in Mijn lezers heten Ignaas noch Marilou: “Men dient er bij dit alles rekening mee te houden dat al mijn lezers voorheen niet-lezers waren. Ik kan hen dit vergeven. Mijn niet-lezers vergeven dat ze voorheen lezers waren, dat hoeft niet: niet-lezers zijn altijd niet-lezers geweest. Wie leest zal later nooit niét hebben gelezen, vooral in mijn geval. Dit wil niet zeggen dat sommigen van mijn lezers lezers blijven, met andere woorden: er zijn er die op een bepaald moment afhaken en bijvoorbeeld, na het lezen van mijn antiboek Ex-schrijver (1991) hebben gezworen: ‘Dit is de druppel die de emmer doet overlopen. Ik lees nóóit meer een boek van Brusselmans.’ Hoewel ik hen veracht, blijf ik hen toch als lezers beschouwen in plaats van hen te gaan indelen bij de omineuze categorie der niet-lezers.”

Hoe dan ook, ik ben nog geen ex-lezer of niet-niet-lezer van Brusselmans, want ik heb nog wel een paar van zijn boeken op de plank staan. Afwachten maar of die, zoals de bloemen op zijn graf, verwelkt zijn.

Björn Roose

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Ook iets te vertellen ? Ga je gang !