zaterdag 15 december 2018

Reynaert de Vos (Stijn Streuvels - illustraties Bernard Willem Wierink)

Het Reinaert-epos voorstellen, behoeft nauwelijks nog, vermoed ik. Ik heb het er op mijn blog ook al uitgebreid over gehad: eerst in het artikel Reynaert De Vos - Een kleine geschiedenis van het middeleeuwse dierenepos over het licht-wetenschappelijke werkje dat Niels Schalley schreef voor de Phoebus Foundation (die in 2018 het evenement Vossen ophing aan de Reynaert de Vos-legende), vervolgens in het stuk Reynaert De Vos (bewerking door Katharina Van Cauteren, Rik Van Daele en Patrick Bernauw - illustraties van Joris Snaet) over de nieuwste versie van het eeuwenoude verhaal (ook al uitgegeven door de Phoebus Foundation bij dezelfde gelegenheid).

In dat laatste stuk schreef ik ook: "(...) de versie van Katharina Van Cauteren, Rik Van Daele en Patrick Bernauw is me zeer goed bevallen. Zo goed zelfs dat ik een beetje vrees teleurgesteld te zullen worden in oudere, en zonder twijfel uitgebreidere versies van het verhaal. Alhoewel ... Illustrator Joris Snaet heeft zeer wel bij deze versie passende tekeningen gemaakt, maar de 16 razend knappe 'prenten' die Bernard Willem Wierink maakte voor de in 1910 uitgegeven versie van Streuvels en de algemene look and feel van die versie hebben me net doen beslissen dat Streuvels' Reinaert De Vos het volgende boek is dat ik ga lezen".

Dat was ook het geval, al ben ik, zoals wel vaker gebeurt, daarna in verschillende boeken ter gelijker tijd beginnen lezen en heeft het even geduurd vooraleer ik ook van de boekbespreking werk maakte.

Soit, inhoudelijk gaat het boek van Streuvels dus over precies hetzelfde als de andere Reinaert-verhalen: koning Nobel (de leeuw) besluit alle dieren samen te roepen en die dieren - behalve Reynaert die wijselijk besloten heeft niet op te dagen en zijn familielid Grimbeert de Das, een advocaat, dus altijd bereid zelfs het onverdedigbare te verdedigen - maken van die samenkomst dankbaar gebruik om Reynaert met alle zonden van Israël te beladen. Koning Nobel besluit er, nadat de haan Canteclaer en zijn resterende familieleden in rouwstoet richting zitting getrokken zijn, Bruin de Beer op uit te sturen.

Die moet Reynaert zover krijgen zich vrijwillig aan het hof te melden om daar zijn verdediging te voeren en zijn vonnis te aanhoren. Maar daar heeft Reynaert geen zin in, dus maakt hij van de zwaktes van Bruin (een verslaving aan honing) gebruik om hem er te laten intuinen. Bruin verliest daarbij ei zo na zijn leven, maar slaagt er nog net in onverrichter zake terug te keren naar het hof.

Dit keer besluit koning Nobel Tybaert de Kater naar Reynaert toe te sturen. Die vergaat het net hetzelfde als Bruin de Beer, alleen heeft de kater uiteraard een zwakte voor hapklare muizen en niet voor honing. Ook Tybaert bekoopt zijn bereidwilligheid (al is die in zijn geval zeer wijfelend) bijna met zijn leven en moet eveneens zonder Reynaert naar het hof terugkeren.

Derde boodschapper: Grimbeert de Das. Deze meldt zich vrijwillig en slaagt er ook in Reynaert mee te krijgen. De lepe vos doet onderweg zijn biecht, hervalt meteen bijna weer in de zonde, en komt uiteindelijk ter zitting aan. Daar "verontschuldigt" Reinaert zich bij de koning - evenwel niet zonder er nog een paar van zijn slachtoffers/mededaders door te sleuren - en wordt ter dood gevonnist. Maar nog terwijl Isegrim de Wolf, Bruin de Beer en Tybaert de Kater de galg zijn gaan oprichten, slaagt hij er in het lot geheel te doen keren, dit keer door gebruik te maken van de zwakte van de koning en de koningin: geld.

Eindspel: Reynaert gaat vrijuit, Isegrim en Bruin worden gevangen genomen en mishandeld ter meerdere eer en glorie van Reynaert. Tegen dat ze aan het hof het bedrog door krijgen, is ook Cuwaert de Haas dood en is Belijn de ram goed bij de bok gezet. Onze held - een smeerlapje, maar wel een sympathiek smeerlapje - wandelt met vrouw en kinderen de horizon tegemoet, terwijl Belijn en zijn nakomelingen veroordeeld worden tot eeuwige vervolging door de weer in de gratie gekomen Isegrim de Wolf en Bruin de Beer.

Twee bijzonder leuke dingen aan deze versie van het verhaal: de taal van Streuvels en de illustraties van Bernard Willem Wierink. Die taal is uiteraard het Nederlands, maar aan het Nederlands van Streuvels hangt een uitgesproken regionaal patina en dat is voor iemand die ruwweg uit dezelfde regio komt (West-Vlaanderen) bijzonder leuk. De illustraties van Bernard Willem Wierink zijn dan weer ronduit prachtig, al vond Streuvels dat ze te ... elitair waren. Niet volks genoeg, oordeelde hij, wat de verkoop van zijn boek in de weg stond. De versie met illustraties van Wierink kreeg dan ook geen nieuwe uitgaves meer, terwijl de van een jaar eerder daterende versie met illustraties van Gustaaf van de Woestijne nog verschillende keren uitgegeven werd.

Wie dus de tekeningen van Wierink wil bewonderen, zal moeten zorgen dat hij aan de uitgave van 1910 (350 genummerde exemplaren) komt. Ik heb de versie met tekeningen van Gustaaf van de Woestijne nog niet in handen gehad, maar kan u in ieder geval een kijkje in én het lezen van de versie met tekeningen van Wierink aanbevelen.

Björn Roose

zondag 2 december 2018

Andermans veren (J.L. Heldring)

My rating: 4 of 5 stars

Tsja, het zal het moment zijn voor lastige boekbesprekingen, zeker? Na eentje over een economisch boek van een grote twintig jaar geleden (hierzo), nu eentje van een ... citatenboek. En geen citaten van de auteur zélf, maar van anderen. J.L. Heldring gaf het boek, verschenen bij Uitgeverij Balans in 1986, dan ook de passende titel Andermans veren mee.

Heldring doet trouwens niet alleen in de titel geen moeite om te verbergen dat hij alleen maar de verzamelaar van die citaten geweest is en er bovendien weinig mee gedaan heeft. In zijn Woord vooraf schrijft hij daarover: "In de afgelopen dertig jaar heb ik uit boeken, maar vaker uit artikelen en, nog vaker, uit boekbesprekingen uitspraken of opmerkingen verzameld die mij om de een of andere reden troffen. In de praktijk heb ik zelden van die bloemlezing gebruik gemaakt in mijn eigen artikelen. Dat komt voornamelijk doordat wat ik aan mijn verzameling toevoegde bijna altijd meteen uit mijn geheugen was verdwenen, en dat kwam weer door de weinig professionele manier waarop ik mijn citaten had gerangschikt, namelijk in alfabetische volgorde naar de naam van de auteur."

Naderhand publiceerde hij in NRC Handelsblad echter elf artikelen waarin hij, in zijn eigen woorden, die citaten over de lezers van het blad neerstortte, en in dit lezenswaardige boekwerkje (overigens amper 77 bladzijden lang, namenregister inbegrepen) heeft hij ook voor de nodige inleidingen en verbindingen gezorgd tussen deze citaten. Die citaten koos hij overigens, uiteraard, niet willekeurig: "Natuurlijk verraadt mijn keuze mijn voorkeuren. Mijn citaten kunnen vergeleken worden met de passages die wij in boeken of artikelen aanstrepen; die drukken gewoonlijk ook niet gedachten uit waar we het niet mee eens zijn. Wèl zijn er citaten onder die ik meer om de vorm - de wijze van zeggen - dan om de inhoud gekozen heb. En heel soms zijn er uitspraken bij die bepaald niet mijn mening weergeven, maar die ik gekozen heb omdat zij een interessant licht werpen op de auteur."

Lijkt me een basis waarop ik zélf een citatenverzameling zou beginnen, maar J.L. (Jérôme Louis) Heldring was dan ook - zoals Wikipedia dat schrijft - "de eerste en lange tijd [de] enige zelfverklaarde conservatief in Nederland in de jaren na de Tweede Wereldoorlog tot het begin van de 21e eeuw" (wat uiteraard niet helemaal klopt met de feiten, maar goed), dus het mag niet verbazen dat ik me in die visie kan vinden. Net zomin als het mag verbazen dat ik tussen de citaten wel een en ander vond dat me aansprak. Een paar van die citaten ter illustratie en ter afsluiting van deze bespreking:

"De gevoelsmens zal evenveel afschuw hebben van misdaad als van haar noodzakelijke bestraffing, van wanorde als van een georganiseerde politie. Hij houdt ervan zich een onmogelijke wereld van zich wederkerig uitsluitende dingen voor te stellen. Dat geeft hem een gevoel van behaaglijkheid." (Hilaire Belloc)

"Laat ons ervoor hoeden politiek met morele wedergeboorte te verbinden. Moralisme is fataal voor de vrijheid." (Camille Desmoulins)

"Wie met gevoel politiek wil maken sticht slechts verwarring." (Pierre Mendès-France)

"Utopieën zijn uitvoerbaar; de vraag is alleen hoe we kunnen voorkomen dat ze worden uitgevoerd." (Nikolaj Berdjajev)

En ten slotte:

"Het is goed lid van de partij te zijn: je hoeft niet meer te denken." (Frédéric Joliot-Curie)

In tijden waarin emoties en partijaanhorigheid het in het "beleid" meer en meer winnen van ratio, lijken me dit stuk voor stuk citaten die het verdienen ingekaderd te worden door iedereen die zich daar tegen verzet en wil blijven verzetten. Al is het maar om onszelf niet op een onbewaakt moment te laten meeslepen in die waanzin.


Björn Roose

zaterdag 1 december 2018

De losbandige jaren - Hoe een fortuinlijke generatie met de welvaartsstijging omging (Jan Bohets)

Een "economisch" boek bespreken is altijd een moeilijke opgave. De voornaamste reden daarvoor is dat economische theorie geen wetenschap is maar filosofie.

Ik ben me ervan bewust dat er sprake is van "economische wetenschappen" en dat ook filosofie door sommigen als een wetenschap beschouwd wordt, maar het feit alleen al dat er noch in het een noch het ander zelfs maar een beetje zicht is op wat juist is, bewijst dat het niet om wetenschappen gaat. Ja, we weten dat bepaalde ideetjes niét werken (communisme, bijvoorbeeld), maar we weten ook dat andere ideeën, die over het algemeen het voordeel van de twijfel krijgen (kapitalisme, bijvoorbeeld), niet werken zoals de meeste mensen ervan verwachten. Er wordt dan ook wat af geëxperimenteerd binnen de grote lijnen: sommigen denken nog steeds dat ze een werkbare vorm van communisme kunnen ontwikkelen (eentje zonder dwang, pakweg) en vele anderen denken dat ze dit of dat moeten doen om kapitalisme te "perfectioneren".

Wie "economische wetenschappen" heeft gestudeerd - ondergetekende is er er één van -, is zich daar maar al te bewust van. Net zoals hij/zij er zich bewust van zou moeten zijn dat de diverse "scholen" (stromingen, zeg maar) ideologisch gemotiveerd zijn, niet wetenschappelijk. Of het nu om volgelingen van Marx, Friedman, Hayek, Keynes of welke "economist" dan ook gaat: desnoods zullen ze de feiten ontkennen om hun theorieën te kunnen blijven verkondigen. En ze zullen in de kern ook allemaal hetzelfde verhaaltje verkopen: als je maar lang genoeg hún theorie volgt, zal het allemaal in orde komen. Geld is, naar het schijnt, uitgevonden door religieuze ordes. De manier waarop er mee omgegaan wordt, is duidelijk niet minder religieus geïnspireerd ...

Soit, we hadden het over het boek De losbandige jaren - Hoe een fortuinlijke generatie met de welvaartsstijging omging van Jan Bohets (toen journalist bij De Standaard). Dat heeft, behalve het feit dus dat het economie als onderwerp heeft, ook nog het nadeel dat het van 1996 dateert en dus tweeëntwintig jaar oud is. De erin beschreven toestanden uit de jaren 1950 tot 1990 stemmen dus nog wel grotendeels overeen met wat we er nu van weten (er kan Bohers geen gebrek aan kennis ter zake verweten worden), maar er is sindsdien heel wat water door de Schelde gevloeid en de toestand nu is niet meer dezelfde als toen. Niet dat ze fundamenteel verbeterd is, of verslechterd, maar ze is anders. Wie wil weten hoe we er nú voor staan, zal dus nieuwere literatuur ter hand moeten nemen.

Desalniettemin een paar citaten:

"De bestedingen waren bijna altijd gemotiveerd door 'sociale' bekommernissen. Men moet helaas vaststellen dat de optelsom en het resultaat van al die sociale bekommernissen zeer asociaal is." (pagina 9)

"Het alternatief voor de huidige situatie had misschien een maatschappij kunnen zijn waar meer mensen een baan zouden hebben, waar hun bruto-inkomens en misschien ook hun netto-inkomens lager zouden zijn en waar de werkenden minder zouden hoeven af te dragen voor werkloosheidsuitkeringen en rentelasten. Of die samenleving daarom minder sociaal zou zijn, is niet zeker." (pagina 10)

"Het nettoloon van een Belgische werknemer vertegenwoordigt, naargelang van de inkomenscategorie, slechts 15 tot 40 procent van de totale loonkosten. Anders uitgedrukt: de belasting op de arbeid van een modale werknemer is tweemaal zo hoog als zijn nettoloon. Welk schadelijk of luxeproduct wordt op zo'n niets ontziende manier belast ?" (pagina 68-69)

Aan dat laatste is alvast niks veranderd. Een mens zou haast, met Bruce Hornsby and The Range, gaan zeggen: "That's just the way it is / Some things will never change". Maar dat is uiteraard niet zo ...

Björn Roose

woensdag 31 oktober 2018

Reynaert De Vos (bewerking door Katharina Van Cauteren, Rik Van Daele en Patrick Bernauw - illustraties van Joris Snaet)

Ik begin deze bespreking behalve met een verwijzing naar het twee weken terug door mij besproken boek Reynaert De Vos - Een kleine geschiedenis van het middeleeuwse dierenepos van Niels Schalley, ook met de bekentenis dat dit de eerste versie van Reynaert De Vos is die ik ooit gelezen heb. Nazicht van mijn collectie (ter lering en vermaak ook voor iedereen te bekijken op LibraryThing) leert dat ik ook de versie van Stijn Streuvels in bezit heb (twee keer zelfs), maar daar ben ik - zoals helaas aan véél boeken in mijn verzameling - nog nooit toe gekomen.

Niet erg, want de versie van Katharina Van Cauteren, Rik Van Daele en Patrick Bernauw is me zeer goed bevallen. Zo goed zelfs dat ik een beetje vrees teleurgesteld te zullen worden in oudere, en zonder twijfel uitgebreidere versies van het verhaal. Alhoewel ... Illustrator Joris Snaet heeft zeer wel bij deze versie passende tekeningen gemaakt, maar de 16 razend knappe "prenten" die Bernard Willem Wierink maakte voor de in 1910 uitgegeven versie van Streuvels en de algemene look and feel van die versie hebben me net doen beslissen dat Streuvels' Reinaert De Vos het volgende boek is dat ik ga lezen.

Soit, terug naar de nieuwste versie dus, degene die werd uitgegeven door Kanselarij Phoebus Foundation vzw in 2018. Die weet ter gelijker tijd trouw te blijven aan het origineel - iets waar veel eerdere versies, door onder andere een zekere katholieke pudeur, niet in slaagden - én zeer hedendaags te zijn. Eerlijk, iemand die een beetje de actualiteit volgt, zit al te grinniken bij hoofdstuktitels als Nepnieuws of Komen eten!. En dat zijn nog maar de titels. Het boekje - amper 96 bladzijden, inleiding en illustraties inbegrepen - zit tjokvol verwijzingen naar recentere en soms tegenwoordige tijden. Een kleine greep daaruit:

"'Uw oom is wel heel boetvaardig aan het vasten geslagen!' gromt koning Nobel ontstemd naar Grimbeert. Waarna hij zich tot Canteclaer wendt en zegt: 'Laten wij Coppe met het nodige eerbetoon ter aarde bestellen, onder het zingen van het Placido Domingo.' Niemand die het aandurft Zijne Majesteit erop te wijzen dat het desbetreffende lied eigenlijk het Placebo Domino is getiteld. Ze mompelen in koor iets van 'Domino ofzo' en Cuwaert geeft een kleine solo."

"'Och Here, och God!' jammert de pastoorsvrouw. 'Daar gaat vaders instrumentarium! Wat nu gezongen?'" (naar aanleiding van het verwijderen van een deel van het "klokkenspel" van de pastoor door Tibeert de kater)

"Waarde lezer, het zou te veel van uw kostbare tijd vergen om het verdere verloop van het proces in detail te beschrijven, en waarom zouden wij het ons moeilijk maken door hier een verslag op te nemen van argumenten, tegenargumenten, voetnoten, procedurefouten en uitstel, als het ook kan in een tweet van 140 tekens? 'Richt op die galg! Reynaert moet hangen!' Het bericht gaat terstond viraal op de sociale media, waarbij Reynaert zowaar steun krijgt uit onverwachte hoek: 'A total WITCH HUNT! You better hang CROOKED HILLARY!'"

"'t Zou niet de eerste booswicht zijn die wegglipt in de bossen, niet de eerste regering die daarover valt." (Marc Dutroux, iemand?)

"'Super,' repliceert de koning. 'Maar wij kunnen zo'n zware reis toch niet met ons tweetjes ondernemen? Wij zijn wel de koning en de koningin, hè. Wij hebben lakeien enzo. Bovendien heb ik niet de minste ervaring qua graafwerkzaamheden. En hoe moeten wij die plek ooit vinden? De GPS is nog niet uitgevonden, en misschien bestaat de locatie niet eens, omdat ze te mooi is om waar te zijn, een soort Utopia zeg maar!' 'Dat is ook nog niet geschreven,' zegt Reynaert geïrriteerd. 't Zijn hier wel de middeleeuwen, hè, en Utopia, dat dateert uit de zestiende eeuw!"

"De vorst grommelt iets onverstaanbaars en vervolgt: 'Waarde landgenoten! Zoals dat al eens gaat in de politiek, is de peulschil van vandaag de lijsttrekker van morgen of omgekeerd."

"'O mijn vorstin, wat een puike knielaarzen! En nu we toch bezig zijn ... Een handtas zou eigenlijk feitelijk ook wel van pas komen. Enfin, laten we het een pelgrimstas noemen, vooraleer de mensen denken dat ik niet Reynaert, maar Jani heet.'"

"En hij vliegt de haas naar de keel en bijt hem dood. 'Komen eten!" roept hij daarna naar vrouw en kroost."

Alleen al om dat soort grappen het lezen waard, dit boekje, dus. En een goede samenvatting voor wie het verhaal, zoals voor mij tot nog toe het geval was, alleen maar "van horen zeggen" heeft.

Björn Roose

zondag 14 oktober 2018

Reynaert De Vos - Een kleine geschiedenis van het middeleeuwse dierenepos (Niels Schalley)

Ik zag dat het boek intussen al bij De Slegte ligt, maar dat zal wellicht het geval zijn omdat de gelegenheid waarvoor het werd uitgegeven, Vossen - Expeditie in het land van Reynaert, afgelopen is. Die expeditie was op zich al meer dan de moeite waard (de Phoebus Foundation van enfant terrible Fernand Huts stelde behalve een aantal exemplaren van Van den vos Reynaerde ook tal van kunstwerken ten toon op verschillende locaties in het zoete land van Waas), de twee boeken die de bezoekers meekregen in hun goodie bag zijn dat niet minder: deze Reynaert De Vos - Een kleine geschiedenis van het middeleeuwse dierenepos van Niels Schalley, en de bewerking van het eeuwenoude verhaal door Katharina Van Cauteren, Rik Van Daele en Patrick Bernauw, met illustraties van Joris Snaet.

Het boekwerkje van Schalley bevat behalve een aantal illustraties uit diverse uitgaven van het Reynaert-epos inderdaad een kleine geschiedenis ván dat epos. De auteur neemt ons mee van - echt waar - What does the fox say ? van de Noorse broers Ylvisaker naar Willem die Madocke maecte en de inhoud van zijn Reynaert-verhaal, wandelt ons even door het decor waarin het verhaal zich afspeelt (inderdaad, in Waes, int soete lant) en neemt ons dan weer op sleeptouw door de eeuwen heen terug naar onze tijden en verder (back to the future, zeg maar).

Na even uitgelegd te hebben waarom het verhaal in het Middelnederlands verscheen en niet in het Frans (Grimbeert sprac: Oem, walschedi? / Of ghi yet wilt, spreect jeghen mi in Dietsche, / dat ict mach verstaen), heeft de auteur het uitgebreid over de "fikse literaire staart" die het verhaal kreeg: over teelballen die vervangen werden door neuzen, over zedige jongens die in de plaats kwamen van geuzen, en over uitgevers die zich door de heersende regimes lieten beïnvloeden in hun keuzen. En uiteraard over hoe (al dan niet vrijwillige) censuur uiteindelijk omsloeg in het gebruik van onze vriend (want dat is hij voor de Vlamingen hoe dan ook) Reynaert als "personificatie van de eigen identiteit" (door, bijvoorbeeld Jakob Grimm in de Duitse gebieden en Jan Frans Willems in de Nederlanden), over hoe de versie van Goethe ("Reineke Fuchs") werd gered door de - prachtige - illustraties van Wilhelm von Kaulbach (die voor het goede doel een vos kocht om hem vrij in zijn tuin te laten rondlopen en hem aldus te inspireren), en over het werk van Stijn Streuvels (geïllustreerd door Gustave van de Woestyne), Felix Timmermans (die van de vos een ezel maakte en van het Waasland het Kempenland) en Louis Paul Boon.

Met een citaat uit Boons "Wapenbroeders", opgenomen in dit leerzame boekje van Schalley, beëindig ik graag deze boekbespreking: "Waar in kasteelheren katholiek waren - gelijk zij nu nog steeds katholiek zijn, of iets anders, of iets heel tegenovergesteld maar toch nog altijd hetzelfde - en zij van hun roof-kruisvaarten terugkeerden, gedoopt zijnde ter heilige mis togen en ten onzehere gingen - gelijk zij nu nog steeds ten onzenhere gaan, of tot marx of hitler of tot de kloten van de hond - maar ongestraft de hofstedekens konden platbranden."

Björn Roose

Een mens is maar een wandelaar (Gaston Durnez)

Ik val maar meteen met de deur in huis: deze autobiografie is met voorsprong het beste in dat genre wat ik de afgelopen tien jaar (als het er niet méér zijn) gelezen heb. Er zit dan ook niks in wat je bij een "standaard" autobiografie vindt: de auteur heeft het niet aldoor over zichzelf (hij heeft het zelfs bijzonder weinig over zichzelf), het is geen chronologische weergave van een leven, en op het einde van het boek verlang je naar meer.

Gaston Durnez, dit jaar negentig jaar oud (maar duidelijk nog steeds in goede vorm), is, zoals dat op de achterflap heet "een bekroond dichter, prozaschrijver en journalist. Hij publiceerde onder meer Felix Timmermans. Een biografie (2000), Vroeger waren wij veel jonger (2008) en De bolhoed van mijn vader (2015)". Da's interessant, maar het doet de man eigenlijk geen eer aan, in tegendeel, het lijkt alsof hij pas beginnen publiceren is een keer hij al jaren met pensioen was.

En dat terwijl er zelfs over zijn carrière als journalist veel te vertellen is. Die carrière begon hij bij De Nieuwe Standaard (later De Nieuwe Gids) in 1945, terwijl hij gelijktijdig aan de slag was voor 't Vrije Volksblad en Het Nieuws van den Dag. In 1953 werd hij redacteur bij De Standaard - Het Nieuwsblad (waar hij het onder meer tot hoofd van de algemene nieuwsdienst en adjunct-rubriekleider Cultuur bracht). Van 1965 tot 2000 was hij redacteur van Ons Erfdeel en Septentrion. Van 1966 tot 1969 verliet hij even de Standaardgroep om redacteur te worden bij krantengroep Brabant Pers en Het Volk (intussen was hij ook literair adviseur bij Uitgeverij Van In, trouwens), van 1969 tot 1992 (zijn pensioen) was hij opnieuw redacteur bij De Standaard. In 1969 stichtte hij De Bladen voor de Grafiek, in 1972 was hij medestichter van het Felix Timmermans-Genootschap, in 1973 nam hij het initiatief tot de Encyclopedie van de Vlaamse Beweging (waarvan hij ook redacteur was). In 1999, ruim na zijn officiële pensioen dus, werd hij columnist van De Bond en Tertio. Los van al die journalistieke activiteiten was hij in de loop der jaren overigens ook tekstschrijver voor radiocabaret, tv-medewerker, filmscenarist (De Witte van Sichem van Robbe de Hert) en verzon hij het plot én het hoofdpersonage, Detective Van Zwam, van wat later het eerste Nero-album zou worden: Het geheim van Matsuoka (tekenaar Marc Sleen was een goede vriend en Sleen verwees in veel van zijn albums ook naar Durnez).

Van veel van die activiteiten vallen sporen terug te vinden in deze autobiografie, maar nooit plaatst Durnez zichzelf in het middelpunt van de aandacht. Hij heeft het dan ook nauwelijks over de werkelijke talloze prijzen die hij in de loop der jaren ontving (onder andere de Prijs Vlaamse Journalistenclub in 1957, de Prijs van de provincie Antwerpen voor zijn gedichtenbundel Rijmenam in 1958, het feit dat hij Kampioen van België dactylografie werd in 1958, 1959 en 1960, waardoor hij met de wisselbeker ging lopen, de Prijs voor het scenario op het filmfestival Antwerpen in 1960, de Prijs voor het chanson op de Vlaamse Poëziedagen in 1962, de Speciale Persprijs Frans Theelen voor de reportage in boekvorm Spoedbericht in 1964, de Prijs van het Davidsfonds voor de beste voorlichting in het buitenland over de actuele Vlaamse problemen in 1967, de Prijs voor het Humoristisch Gedicht van het Poëziefestival Heist-aan-Zee in 1969, zijn Orde van Leopold II, van de Vlaamse Leeuw, en van Oranje-Nassau, de André Demedtsprijs in 1986, zijn Reinaert de Vos-trofee voor zijn journalistieke carrière, ...) en slechts héél af en toe over zijn boeken, terwijl hij er toch zeer veel op zijn palmares heeft. Schrijversgewijs rekende het hier uit en kwam aan 9 gedichtenbundels, 4 kinderboeken, 7 novellen en verhalen, 24 kronieken en cursiefjes, 2 bundels met aforismen en vraaggesprekken, 4 reportages in boekvorm, 13 mono- en biografieën, 2 bloemlezingen, en 3 boeken over persgeschiedenis. Tussen de soep en de patatten door zorgde hij dan ook nog eens voor inleidingen bij het werk van anderen, werkte hij mee aan verzamelingen en, zoals al gezegd, filmscenario's.

En van al dat werk had ik toch een stuk of had ik toch een dertigtal zaken in bezit toen ik de vraag kreeg ... een bijdrage te leveren aan deze autobiografie: op pagina 200 vindt de lezer een foto terug die ik genomen heb in het Fransmansmuseum in Koekelare, iets wat ik dus graag deed. Én iets waarmee we terug bij het boek in kwestie gekomen zijn. In dat boek vindt de lezer, zoals gezegd, weinig terug over Gaston Durnez. Die heeft er namelijk voor gekozen niet zichzelf tot centrum van deze autobiografie te maken, maar een aantal van de mensen waarmee hij een stukje van de weg gewandeld heeft. Uiteraard kom je zo ook wel een en ander te weten over Durnez - voor een ontmoeting heb je per slot van rekening minstens twee mensen nodig -, maar toch vooral over die mensen. En die mensen zijn inderdaad stuk voor stuk interessant genoeg om er een aantal bladzijden aan te wijden en ... om er als lezer meer van/over te gaan lezen. Want die mensen waren (ze hebben gemeen dat ze het tijdelijke voor het eeuwige verwisseld hebben) vaak óók auteurs, zij het niet noodzakelijk in hoofdberoep. Bert Decorte, Werumeus Buning, John Flanders (alias Jean Ray), Jeroom Verten, Henriette Roland Holst, Albert De Jonghe, Paul Van den Abeele, Eugeen Coine, Maria Rosseels, André Demedts, Max Wildiers, Luc Verstraete, Emiel Van Cauwelaert, Herman Bossier, de "Fransmans" (door de ogen en in het gezelschap van pastoor De Jaeger en Leon Bruggeman), Jozef Weyns, Ray Gilles, Louis Paul Boon, Luc Delafortrie, Théo Lefèvre, Paul Lebeau, Emiel Van Hemeldonck, Ernest Claes, Robbe de Hert, Henk Brugmans, Hubert Lampo, Ulrik Geniets, Carolina De Maegd, Steven Debroey, Albert De Smaele, Hubert van Herreweghen passeren allen de revue en delen hun hoofdstuk met elkaar of met andere, minder "uitgewerkte" figuren. En dat doen ze, op hun beurt, niet met hun hele levensverhaal, maar met een aantal feiten, tekenende anekdotes, en in een mooi Nederlands geschilderd door een man die zich nog met trots "journalist" mocht noemen omdat dat woord toen nog iets betekende.

Onmogelijk hier verder in te gaan op al die "biografieën" in deze "autobiografie", maar ik sluit deze bespreking graag af met een tweetal pareltjes van Durnez:

"Een vrouw is voor een kunstenaar een aangenaam verschijnsel en voor een wijsgeer een denkfout."

"Spoedig zou er een reeks onderscheidingen volgen, zodat men hem in de literaire wandeling 'Emiel altijd prijs' ging noemen. (De wandeling ligt vaak in de schaduw van het donkere bos dat Naijver heet.)"

Björn Roose

vrijdag 12 oktober 2018

De zachtheid van vrouwen (James Graham Ballard)

J.G. (James Graham) Ballard inleiden, hoeft voor de trouwe lezers van mijn boekbesprekingen niet meer. Wie niét tot die categorie behoort, kan hier of hier zijn kennis bijspijkeren, maar zou zich dus eigenlijk dood moeten schamen.

Hoe dan ook, zelfs wie nauwelijks van de auteur gehoord heeft, kent wellicht wél Het Keizerrijk van de Zon, zijn autobiografische boek over zijn jeugd in het door de Japanners bezette Sjanghai tijdens de Tweede Wereldoorlog. Diezelfde gebeurtenissen vormen het startpunt van deze De zachtheid van vrouwen, al wilde Ballard niet met zoveel woorden gezegd hebben dat ook dit boek biografisch was. Hij zei, in tegendeel, dat de meeste karakters in het boek volkomen fictief waren, maar ter gelijker tijd, dat het boek zijn levensverhaal is "gezien door de spiegel van de fictie ontstaan door dat leven".

Desalniettemin: James Ballard ging wel degelijk, net zoals zijn hoofdpersonage Jim, medicijnen studeren in Cambridge. Net zoals hij lid werd van de Royal Air Force en vliegtraining kreeg op de Canadese basis Moose Jaw. Hij trouwde ook en kreeg net zoals zijn hoofdpersonage drie kinderen, maar zijn echtgenote stierf aan een longontsteking, niet aan de gevolgen van een val. Vervolgens voedde hij, zoals Jim, zijn kinderen alleen op. Ook andere passages, zoals degene die gelinkt is aan het boek Crash (verfilmd door David Cronenberg) en Empire of the Sun (verfilmd door Spielberg), zijn voor vaste lezers van de auteur duidelijk herkenbaar.

Andere stukken zijn dat minder, net zoals de leidraad van dit boek: (de) vrouwen (van Ballard). En net in die leidraad zit een voor mij storend element in De zachtheid van vrouwen: de neiging van de auteur om wel héél expliciet en zeer biologisch seksscènes te beschrijven. Da's iets waar ik nooit het nut van ingezien heb (nog los van het feit dat taal daar sowieso te kort schiet) en dat mijns inziens ook niet bijdraagt tot het verhaal.

Maar los daarvan is ook dit boek van Ballard weer een aanrader, ook voor wie verder niks van de auteur gelezen heeft. Het kán zelfs de deur openen naar verdere lezing, gezien in dit boek een aantal thema's aangeraakt worden die ook in zijn vollédig fictieve (maar in sommige gevallen langzamerhand van het visionaire aan het overgaan in de werkelijkheid) werk een hoofdrol spelen.

Björn Roose

Dat zijn nou Typisch Hollanders (Rodney Bolt)

My rating: 2 of 5 stars

"Rodney Bolt werd geboren in Afrika, heeft een Iers Paspoort, een Engels rijbewijs en een Nederlandse verblijfsvergunning. Na omzwervingen in Griekenland, Engeland en Duitsland is hij uiteindelijk neergestreken in Amsterdam. Hij is prettig gestoord en valt dan ook niet op in de hoofdstad. Vele jaren heeft hij een theater-café gerund in Londen. Daarnaast werkte hij als toneel-regisseur, leraar Engels, privéleraar, postbeambte en journalist. Tegenwoordig verdient hij zijn brood met het schrijven van reisboeken." Dat lees ik op de allerlaatste pagina van het boek en ik denk (niet bij mezelf dus): een man van twaalf stielen en dertien ongelukken. En vervolgens: ik hoop dat die "reisboeken" van hem beter zijn dat dit "Dat zijn nou typisch Hollanders."

Los van het mogelijke antwoord op de vraag waarom dit boekje uit de serie The Xenophobe's Guide to ... vertaald is in het Nederlands, zat ik me namelijk al op pagina 10 af te vragen hoe goed Bolt de mensen kent waarover hij het heeft. Op die pagina 10 heeft hij het namelijk over "de Belgen" en luidt het: "Naast de Afrikaners in Zuid-Afrika en de inwoners van een paar ex-kolonies, zijn de Belgen het enige volk ter wereld dat een op het Nederlands lijkende taal spreekt."

Kijk, als je blijk geeft van zo'n gebrek aan feitenkennis, dan ga ik me ernstige vragen stellen bij de rest van je boek. Dus, ter informatie van Rodney Bolt: er is niet zoiets als een belgisch volk, laat staan dat het "een op het Nederlands lijkende taal spreekt". Er zijn in België drie grote bevolkingsgroepen: Vlamingen, Walen en Duitsers en die spreken respectievelijk Nederlands (geen "op het Nederlands lijkende taal", tenzij je hetzelfde gaat zeggen van alle in Nederland gesproken dialecten), Frans en Duits.

Los daarvan: de "belgenmoppen" op dezelfde pagina hoorden tot het beste wat in het boek stond.


Björn Roose

Lachen als levensvisie (Jeffrey Wijnberg)

My rating: 3 of 5 stars

Eerlijk is eerlijk: ik had dit boekje al eens eerder gelezen. Maar ik zocht iets "lichts" om tussen twee zwaardere kanjers in een rustpunt in te bouwen en daarbij kwam ik toevallig uit bij Lachen als levensvisie van Jeffrey Wijnberg.

Psychologie noch psychiatrie behoren tot mijn vakgebieden, dus moet ik eigenlijk gevoeglijk aannemen wat die mens schrijft, maar dat is bij Wijnberg zelden moeilijk: hij schrijft gewoon aannemelijke dingen. Geen gezwam, geen potjeslatijn, geen gegoochel met afkortingen en andere "ziekten", gewoon rechtdoorzee uitleg over hoe hij de dingen in zijn praktijk aanpakt: met een lach.

Zoals het op de achterflap van het boek staat: "Mensen zien zich graag als complexe en diepzinnige wezens. Vooral psychische ellende kan als ingewikkeld en indringend ervaren worden. Wie problemen heeft, wil daarom - op zijn minst - serieus genomen worden. Buren, vrienden en partners hebben meestal geen geduld voor het aanhoren van andermans pijn. Daarom worden psychiaters en psychologen bezocht die een houding van ernst en begrip etaleren. Maar is een warme blik van acceptatie wel voldoende om verder te komen ? Psycholoog Jeffrey Wijnberg vindt van niet. De mens is meer gebaat bij een 'hersen-schudding'. Mensen in psychische nood draaien rond in hun enge wereld van problemen. De hulpverlener die kan lachen met zijn patiënten biedt nieuw perspectief en de verademing van het relativeren."

En ook zonder psycholoog of psychiater te zijn, ben ik het daarin volledig eens met Wijnberg. We leven in een wereld waarin iedere dag een nieuwe groep slachtoffers wordt uitgevonden, mensen die vinden dat ze er tóch zo ellendig aan toe zijn en daarvan maar al te graag de schuld bij een ander leggen. Bij Donald Trump, bij "klimaatontkenners", bij "racisten", bij "transfoben", desnoods bij het kleine volkje dat 's nachts goed werk komt verzetten, maar dat niet snél genoeg doet. Al die zogenaamde slachtoffers hebben één ding gemeen: ze kunnen niet lachen. Vooral niet met zichzelf. En da's niet omdat ze slachtoffers zijn, nee, da's hoe ze "slachtoffers" worden.

En daar zou een goede psychiater als Wijnberg - veel van die (al dan niet professionele) klagers zitten zonder twijfel regelmatig bij een shrink op de bank - een en ander aan kunnen verhelpen. Ik twijfel er aan dat zo'n luiden een boekje als dit lezen, maar de andere lezers (waaronder ondergetekende) kunnen er óók wat aan hebben. Al is het maar om gezeik kort te sluiten en de pruimen niet zuurder te laten worden dan ze al zijn.


Björn Roose

zaterdag 22 september 2018

Berto (Willy Copmans)

Willy Copmans ... Ik had nog nooit van de schrijver gehoord tot ik dit boekje ter hand nam en kan het u dus niet kwalijk nemen als de naam bij u al evenmin een belletje doet rinkelen. Volgens de achterflap van het in 1978 bij De Clauwaert uitgegeven boekje (nummer 61 in de zogenaamde Novellenbibliotheek) schreef Copmans "zeshonderd literaire kronieken" en publiceerde hij gedichten en een tiental verhalen in tijdschriften en verzamelbundels. Daarnaast had hij op dat moment een verhalenbundel Absint gepubliceerd, een korte roman De kameleon achterna en een dichtbundel Knikkende distels.

Soit, dat is niet zo belangrijk, tenzij dan om - ik ga weerom af op de achterflap - te melden dat het thema van Berto ook al meegespeeld had in Absint: de "gezinsverpleging", het in een gezin opnemen van patiënten uit de nog steeds bestaande psychiatrische instelling in Geel (nu het OPZ Geel), iets wat ook vandaag de dag nog gebeurt. Een thema dat Copmans bijzonder interesseerde dus, allicht ook al omdat de man in Geel geboren en getogen is (hij is inmiddels 80 jaar oud, maar hij woont er nog steeds). Een thema ook dat hij mooi heeft uitgewerkt in Berto.

Berto is immers geen novelle vanuit het standpunt van de verzorgende, de ouders, de omgeving, maar vanuit het standpunt van de "geesteszieke", van Berto dus. Hoe ziek de geest van Berto is, blijft eigenlijk tot op het einde een open vraag, maar Copmans heeft vanuit die geest een sereen verhaal neergezet. Geen hysterie, geen wild geraas, gewoon een ingetogen, rustig relaas, ook als het over de momenten van "crisis" gaat.

Rosalie Niemand van Elisabeth Marain zou pas twaalf jaar na Berto verschijnen (in 1990, het jaar ook waarin ik zowel het boek las als de monoloog ging bekijken). Dat boek handelde over een vrouw (Liliane Stynen - ook zij leeft nog) die veertig jaar in een psychiatrische instelling zat zónder "gek" te zijn, terwijl Berto handelt over een jongen die een groot deel van zijn tijd niét in een psychiatrische instelling zit, maar wel "gek" is (alhoewel ...). Als u het ooit op de kop kan tikken: doen, het is die paar uurtjes lezen (76 bladzijden telt het) zeker waard.

Björn Roose

vrijdag 21 september 2018

De zwemmer (Zsuzsa Bánk)

Het is zo'n beetje een persoonlijke traditie geworden de jongste jaren om tijdens mijn verlof een boek van een Hongaarse schrijver te lezen. Niet geheel onlogisch gezien ik de jongste jaren nogal wat tijd heb geïnvesteerd in een avondcursus Hongaars én intussen een viertal jaren Hongarije als vakantiebestemming achter me heb. Bovendien geen slecht idee gezien er véél lezenswaardige Hongaarse lectuur wordt/is geproduceerd, waarvan intussen - volkomen terecht - toch ook al een en ander is vertaald naar het Nederlands.

Dit jaar vond ik in - als ik me dat goed herinner - een kringwinkel het boek De zwemmer van Zsuzsa (spreek uit: "zjoezja") Bánk en dat boek eindigde ook in mijn reiskoffer. Zsusza Bánk is volgens haar papieren Duitse - ze is ook geboren in Buchmesse-stad Frankfurt am Main -, maar dat is alleen maar zo doordat haar beide ouders uit Hongarije wegvluchten in de nadagen van de Hongaarse Opstand van 1956. Die nadagen zijn dan ook waar De zwemmer over gaat, of toch de gevolgen van die nadagen voor een aantal mensen die het land wel of niet (konden) ontvlucht(t)en.

Wie "de" Hongaren een beetje kent - en er wordt tegenwoordig, vooral in het Europees parlement heel wat afgeluld over Hongarije en zijn regering, maar er zijn, daar en elders in (West-)Europa, nog steeds bijzonder weinig mensen die dat doen (als ze "de" Hongaren wél zouden kennen, zouden ze wellicht een hoop minder onzin verkopen) -, weet dat "1956", naast Oostenrijk-Hongarije en de Turkse bezetting, een vast (en omvangrijk) thema is in de Hongaarse literatuur (en in het straatbeeld), dus kan het moeilijk verbazing wekken dat Zsusza Bánk de gebeurtenissen van 1956-1957 als achtergrond van haar debuutroman heeft gebruikt. Origineel aan haar invalshoek is het feit dat die niet gevormd wordt door de revolutionaire gebeurtenissen an sich, maar door een echtgenote en moeder die zowel van haar man, kinderen als haar land wegvlucht, en die man, die kinderen en hun omgeving die achterblijven.

Ik durf er een beetje een metafoor in zien voor de Opstand zelf: de reden ervoor was zo'n beetje halfslachtig (Imre Nagy was per slot van rekening dan wel geen stalinist, maar toch een communist), meer ingegeven door hart dan verstand (en dat hart sloeg Hongaars, niet Russisch), zonder helder zicht op de uitkomst, maar ook leidend tot stuurloosheid bij de achterblijvers. Hongarije werd, ondanks het hardhandig onderdrukken van de Opstand door de Sovjets en "dankzij" het de andere kant uitkijken van het "vrije" Westen, de "vrolijkste barak in het socialistische kamp". "Vrolijk", dat wel, maar nog steeds een barak en zich nog steeds in een kamp bevindend waar het zich niet van ganser harte in thuis voelde, noch bij de een noch bij de ander horend, een taal sprekend (ook letterlijk) die zelfs voor de buren onbegrijpelijk was en is.

Los van het feit dat dat laatste, die taal, volgens mij nog steeds de reden vormt voor veel onbegrip ten opzichte van de Hongaren (terwijl ze terecht trots zijn op die mooie taal en ze ook in het hol van de leeuw niet opgeven om over te schakelen op steenkoolengels - Orbán versus Verhofstadt, zeg maar), is er echter het gevoel. En dat gevoel, dat Hongaarse gevoel, een weemoed-zonder-stil-te-staan, een terugblikkend-doorgaan, is niet alleen nog steeds sterk aanwezig in het Hongarije van nu, maar ook in dit prachtige boek van Zsuzsa Bánk. Zoals Gloed van Sándor Márai (boekbespreking hier) dus, een aanrader ! 

Björn Roose

donderdag 2 augustus 2018

Elementaire deeltjes (Michel Houellebecq)

Wat kan ik – los van het feit dat ik er niet per se naar streef origineel te zijn- zeggen over dit boek dat nog niet eerder gezegd is ? Weinig wellicht. Desondanks toch een poging.

Elementaire deeltjes verscheen voor het eerst in het Frans in 1998 (Flammarion) en al meteen het jaar daarna in Nederlandse vertaling bij De Arbeiderspers. Tegen die tijd waren er 300.000 exemplaren van het boek verkocht in Frankrijk en de eerste druk bij De Arbeiderspers werd nog dezelfde maand gevolgd door een tweede druk en de volgende maand door een derde druk. Dat zegt voldoende over de immense populariteit die het boek op geen tijd verwierf, me dunkt.

Alhoewel, populariteit ... De auteur kreeg zo’n beetje verzameld “links” – of toch datgene wat zichzelf als dusdanig betitelde – over zich heen en ging lopen met eretitels genre “seksist”, “anti-feminist”, “homohater”, “racist”, “stalinist”, “pornograaf” en dergelijke meer. En het is nog maar de vraag hoéveel van de kopers het boek ook effectief gelezen hebben. Het fenomeen van “voor in de boekenkast” duikt per slot van rekening wel vaker op bij boeken die om een of andere reden gehypet worden. En dat fenomeen is voor mij al een paar decennia een zeer goede reden om immens populaire boeken pas te kopen een keer ze op de rommelmarkt terecht komen (dat doen ze sowieso) en het stof er rond gaan liggen is.

Misschien koop ik dus binnen een paar jaar wel Soumission (2015) van dezelfde auteur, maar deze maand heb ik dus uiteindelijk Elementaire deeltjes gelezen. En goed bevonden. De stijl van de auteur sluit perfect aan bij de inhoud (onderkoeld, afstandelijk), filosofisch is er voor het overgrote deel geen speld tussen te krijgen, je blijft lezen tot je aan het einde bent. Of toch aan het einde min twee hoofdstukken, want hoofdstuk 7 van het derde deel, Emotionele oneindigheid, en de Epiloog hoefden wat mij betreft niet. Ik snap wel dat Houellebecq het geheel daar tracht te kaderen, maar als het kader na zo’n 300 bladzijden voor een of andere lezer nog niet duidelijk is, dan heeft dat ook geen enkele zin meer.

Voor de rest: als u ter gelegenheid van het “halfeeuwfeest” van de revolutie die nooit plaats vond, genaamd mei ’68, één boek zou willen lezen en u hebt Elementaire deeltjes nog niet gelezen, dan is het daarvoor nu een uitstekend moment.

Was getekend,

Björn Roose

woensdag 1 augustus 2018

De Geus (Marc Boey)

Hoe omschrijf je dit werk, De Geus, van Marc Boey? Misschien nog het beste als Het Geslacht Björndal op zijn Vlaams. En die omschrijving is absoluut niet denigrerend bedoeld, want wie mijn bespreking van dat laatste boek, van de hand van Trygve Gulbranssen, gelezen heeft, weet dat ik het zeer lezenswaardig vond. Alleen is het boek van Marc Boey véél korter (zo’n 130 bladzijden), gebalder ook, vlotter leesbaar, zonder “overbodige” verhaallijnen, en speelt het zich af tegen een Vlaamse achtergrond. Dat laatste letterlijk en figuurlijk.

Oostdorp en de boerderijen in de omgeving ervan vormen de achtergrond. Het gaat overigens niet om het verdronken dorp Oostdorp nabij Enkhuizen – al speelt hoog water wel een belangrijke rol in een deel van het boek – noch om Oostdorp in Wassenaar, maar om een denkbeeldig dorp ergens in Vlaanderen. Gezien Marc Boey geboren werd in Brugge (hij overleed daar ook in 1998) en actief was als leraar in Lokeren, Zelzate, Maldegem, Tielt en Brugge zelf, ben ik geneigd het dorp dáár ergens in die ruime regio te plaatsen, maar het zou zo’n beetje overal in het Vlaanderen van voor en kort na de Tweede Wereldoorlog kunnen zijn.

Die Tweede Wereldoorlog zorgt meteen voor de figuurlijke Vlaamse achtergrond van het verhaal. Terwijl in Het Geslacht Björndal de Noorse strijd om onafhankelijkheid van Zweden op de achtergrond speelt, dringt zich in De Geus langzamerhand de Vlaamse medewerking met nationaal-socialistisch Duitsland in Vlaanderen en aan het Oostfront naar voren. Het hoofdpersonage, “meester” en later boer Verdonck, heeft zélf geen rechtstreeks verband met die “collaboratie”, maar die is als een zoveelste getij, of een zoveelste jaargetijde dat over hem heen komt. En ook bij het doorspartelen van dat getij verdient hij zijn spotnaam ‘de geus’, een spotnaam die hij zich, zoals de échte Geuzen, waardig betoont.

Vive le gueux ! Leve de geus ! Mooi werk van “meester” Boey.

Was getekend,

Björn Roose