vrijdag 18 juni 2021

Stukje voor stukje – Jos Brink (boekbespreking door Björn Roose)

Stukje voor stukje – Jos Brink (boekbespreking door Björn Roose)
Op z’n minst de iéts ouderen onder ons zullen zich Jos Brink nog wel herinneren van Wedden, dat…?, toch wel – als ik me dat uit mijn tv-kijkende tijd nog correct herinner – zijn meest populaire tv-show. De Nederlandse lezers zullen zich de intussen ook alweer veertien jaar geleden overleden Brink allicht ook herinneren van een aantal andere tv-shows, maar hij was natuurlijk nog veel meer dan presentator: “(hoorspel)acteur, cabaretier, musicalster en – producent, (…) predikant [en] stervensbegeleider”, lees ik op Wikipedia.

Maar ook … “columnist, schrijver”, klaarblijkelijk, en daar kwam ik pas achter toen ik (alweer een hele tijd geleden, toegegeven) dit boekje in handen kreeg. Een heel actieve dan nog: dit Stukje voor stukje is slechts een van de 45 boeken waar de online “encyclopedie” van weet. En Stukje voor stukje bevat dan weer 50, nah ja, stukjes. Cursiefjes dus, zoals dat vroeger heette (en zoals ik ze nog steeds noem – ik ben nu eenmaal opgegroeid met Duupje van René Swartenbroekx).

En het moet gezegd, Brink doet dat niet slecht. Ja, je hóórt hem zo ongeveer spreken als je z’n teksten leest en hij verbergt niet dat hij homo is (heeft ie ook nooit gedaan), maar van dat eerste heb je wellicht alleen maar “last” als je je de stem van de man kan herinneren en over dat tweede doet ie niet drammerig (da’s in deze tijden wel anders). Bovendien zijn overdrijving en zelfrelativering duidelijk twee wapens die hij graag hanteert. De resultaten van dat wapengekletter ontlokten mij regelmatig een schaterlach, dus ik kan u dit boekje van harte aanbevelen.

Een paar stukjes tekst ter illustratie. Uit Ledigheid: “Ik zag vanmiddag vier geringe knaapjes ploeteren op straat. Ze hadden zich de opdracht gesteld een parkeermeter uit de grond te rukken en dat geeft menig zweetdruppeltje, men zal dat billijken. Toen ik er toch maar wat van zei, kreeg ik zoveel ziekten naar mijn hoofd geslingerd dat het ganse medische team van het nieuwe Academisch Ziekenhuis maanden voort zou kunnen met me.” (En toen was “krijg de corona” nog niet eens uitgevonden.)

Uit Bezem, een verhaal dat eindigt met de thuiskomst van Brink-annex-bezem, nadat ie met het ding al spitsroeden heeft moeten lopen door de straten van Amsterdam: “Mijn werkster deed gedienstig open met: ‘Wie van de twee bén jij nou eigenlijk?’ Ik weet het. Ik mag dan een beetje mager zijn en mijn haar zit niet altijd zoals het moet. Maar de opmerking blijft pijnlijk. Ík droeg een hoedje.”

Uit Pasen, waarin Brink het heeft over zijn inzet voor het goede doel: “(…) ik ben een dierenliefhebber. Er stond een juspannetje met heerlijk draadjesvlees te sudderen (…)”.

Uit Koffertje, waarin hij een oud-klasgenoot ontmoet die nogal (letterlijk zelfs) geboeid is door techniek: “Ik vroeg de gelukkige eigenaar van al dat moois wat-ie dééd voor de kost. Hij zei het me. Een in het Engels omschreven functie, zo ingewikkeld dat ik er geen bal van begreep, maar wel dat hij beslist geen banketbakker was”, gevolgd door “Maar ik praat dan ook niet van een ‘creamer’ in die koffie. Voor mij is het gewoon stuifkoe...”

Om nog maar te zwijgen van stukkies waarmee ik bijna voortdurend aan het lachen was: Zonsopgang bijvoorbeeld, waarin ie gaat vogelkijken (deed me een beetje denken aan het lijden van de dame die over vogelkijken regelmatig een column schreef in het blad van Natuurpunt, maar wiens naam ik helaas vergeten ben) of Water, waarin de auteur vreest dood te gaan van de dorst omdat de waterleiding een half uurtje niet functioneert. Of Pudding, waarin hij het uitgebreid heeft over zijn poging om zo’n Engelse pudding te maken, een poging die volkomen faliekant afloopt, maar ook zo beeldend wordt omschreven dat je in tegenstelling tot die pudding in een deuk gaat liggen (soortgelijk verhaal trouwens in Bollen bakken, waarin hij het heeft over zijn poging oliebollen te bakken en waar het deeg uiteindelijk geëindigd is). Of, ten slotte, Plastic geld, waarin Brink na het breed te hebben laten hangen in een of andere sjiek restaurant tot de vaststelling komt dat ie geen geld bij zich heeft, niet met een kaart mag betalen, en zijn gouden horloge als pand moet achterlaten.

Een beetje (véél) gniffelen was het overigens bij het lezen van Kindervriend: Brink ontmoet daarin ene mevrouw Tine Nijterink, “de kittige voorzitster van de SWP”, ofte “‘Stichting Witte Piet’, die zich beijvert voor blanke assistentie van Sinterklaas”. “Kinderen durven” immers “van een zwarte Piet geen snoepje aan te pakken. Niet omdat de kleintjes een slecht geweten zouden hebben, néé, ze zijn bang dat er een mes in het strooizakje zit!’” Zouden de idioten van Kick Out Zwarte Piet en tutti quanti eigenlijk beseffen dat ze een wel heel erg racistische agenda dienen door hun acties?

Instemmend geknikt heb ik dan weer, onder andere, bij volgende passage in Kind (op een paar titels na zijn trouwens alle titels in dit boekje beperkt tot één woord): “Ik kwam langs een kaalslagplekje. Zo’n terreintje waar huizen zijn gesloopt en waarvoor een projectontwikkelaar nog niet de vergunning heeft gekregen om er een kantoorpand te zetten dat tot het einde van de jaren negentig leeg zal blijven staan.” We schreven toen 1985, maar in vele steden is die bouwwoede-gevolgd-door-leegstand nog steeds aan de orde van de dag.

En dan, om af te sluiten, nog dat ene cursiefje, Droom, waarin ik mezelf meteen herkende in de eerste paragraaf: “Als ik in bed lig is het soms net of ik zweef en wanneer ik me die toestand goed en wel realiseer val ik met een plofje weer terug op het onderlaken.” Ik weet niet of u, beste lezer, wel eens van die zweefdromen heeft gehad, maar bij mij was er van een plofje geen sprake: ik viel van wat een paar meter hoogte leek knal weer in mijn bed en werd vervolgens “voor echt” wakker. En ik heb zo’n dromen echt láng gehad. Niet dat je daaraan kapot gaat, uiteraard, in tegenstelling tot dit boekje. Geen idee of er nog andere edities van verschenen zijn dan die van Teleboek, maar daarin waren de bladen zó goed verlijmd dat ze er zomaar uitvielen terwijl ik de rug van het boek niet eens geplooid had. Ook de mijne niet, trouwens, maar dat doet hier niet ter zake ...

Björn Roose

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Ook iets te vertellen ? Ga je gang !