Alweer héél lang geleden dat ik nog een boek van Isaac Asimov besproken heb, merk ik. Van 23 juli 2018 om precies te zijn: op die datum besprak ik zowel De grote zon van Mercurius als De dreiging van Callisto, maar sindsdien niks meer. En nochtans heb ik ieder boek van Asimov dat in mijn bezit is – en dat zijn er toch 15 – gelezen. Minstens één keer, vaak meerdere keren. Zo ook het voorliggende Bicentennial man.
Gelezen inderdaad, maar niet besproken, vandaar dat ik aan hérlezen ben begonnen. Met dit Bicentennial man zelfs meteen twee van die 15 boeken ineens: Bicentennial man mag dan namelijk wel de titel zijn van de film én de titel van deze naar aanleiding van het verschijnen van de film bij Luitingh-Sijthoff gepubliceerde pocket, Positronisch brein is de oorspronkelijke naam van het boek. En ook dat staat in mijn boekenkast.
Twee titels voor één boek dus, zou je kunnen denken, maar eigenlijk is het nog wat ingewikkelder dan dat. Positronisch brein, in het Engels The positronic man, is gebaseerd op The bicentennial man. Dat laatste, een kortverhaal, – geen idee of het ooit in vertaling werd uitgegeven – verscheen in 1976 en werd geschreven door Isaac Asimov alleen. Het eerste, een roman, verscheen in 1992 en werd geschreven door Isaac Asimov en Robert Silverberg. Onmogelijk te zeggen wat het aandeel van beide auteurs in Positronisch brein is en ik heb me niet willen verliezen in zwerftochten op het internet om daar achter te komen. Het lijkt me te volstaan te zeggen dat op z’n minst de vertaling niet de indruk wekt dat de Engelse versie met twee pennen werd geschreven.
Hoe dan ook, Positronisch brein was in ieder geval een minder goed gekozen titel voor dit boek: wie de robotverhalen van Asimov kent, weet dat zo goed als ál zijn robots zijn uitgerust met zo’n positronisch brein. The positronic man, ofte “De positronische mens”, was al een stuk beter. Maar (The) Bicentennial man – de oorspronkelijke, zij het lastig te vertalen, keuze van Asimov – dekt uiteindelijk het beste de lading: Andrew Martin begint zijn leven dan wel als een robot uit de NDR-serie, maar hij eindigt het als een tweehonderd jaar oude mens.
“Mens” is hier in ieder geval de betekenis die aan “man” dient gegeven te worden. En mens is ook wat Andrew Martin na verloop van tijd wil worden. Een volwaardig mens. Wat begonnen is als een grijze zone in zijn programmatie, een foutje misschien, zijnde de aanwezigheid van creatief vermogen (volgens de ontwerper alleen maar “iets wat ook creativiteit imiteert”), brengt hem er uiteindelijk toe niet voor eeuwig te willen blijven leven. Om dat te bereiken moet hij niet alleen zichzelf herscheppen – een bezigheid die zelfs het goddelijke overstijgt en ter gelijker tijd zéér menselijk is –, maar dat ook nog doen in overeenstemming met de drie wetten van de robotica (een concept door Asimov bedacht dat in veel van zijn verhalen een centrale rol speelt):
1. “Een robot mag een menselijk wezen geen kwaad berokkenen of toelaten dat een menselijk wezen wordt gekwetst door zijn nalatigheid.”
2. “Een robot moet de bevelen opvolgen die hem door menselijke wezens worden gegeven, behalve wanneer die bevelen in strijd zijn met de Eerste Wet.”
3. “Een robot moet zijn eigen bestaan beschermen, voor zover die bescherming niet in strijd is met de Eerste of de Tweede Wet.”
Die wetten zijn in essentie filosofisch en hoe mensen en robots er mee omgaan is dus een bijna onuitputtelijk thema in Asimovs werken, maar in Bicentennial man wordt het thema tot het uiterste opgerokken. En de auteurs hebben dat bijzonder mooi gedaan. Vergeet in dat verband de film (met Robin Williams in de hoofdrol) en de korte samenvatting daarvan op Wikipedia: filosofie brengen in films is sowieso bijzonder moeilijk, maar het verhaal van de film wijkt ook op veel praktische punten ernstig af van dat in het boek.
Zoals ook het verhaal van Asimov en Silverberg door z’n plaatsing dicht tegen onze tijd ernstige afwijkingen vertoont ten opzichte van de realiteit, trouwens. Niet alleen wat de technologische geavanceerdheid betreft, maar ook wat onze planeet aangaat: “Hoe je het ook wendde of keerde, er was behoefte aan robots, want omstreeks die tijd was de bevolking van de aarde gaan teruglopen. Na de lange kwelling die de twintigste eeuw was geweest, was er een periode van betrekkelijke rust en harmonie, en zelfs rationaliteit – een zekere mate daarvan, in ieder geval – over de wereld gekomen. Het werd een rustiger, kalmer, gelukkiger oord. Er waren veel minder mensen, niet omdat er verschrikkelijke oorlogen en plagen waren geweest, maar omdat de gezinnen, door een voorkeur voor kwaliteit boven kwantiteit, over het algemeen kleiner waren. Ook nam de bevolking van de aarde wat af door emigratie naar nieuwe werelden – emigratie naar het uitgestrekte netwerk van ondergrondse nederzettingen op de maan, naar de koloniën in de asteroïdengordel en op de manen van Jupiter en Saturnus, en naar de kunstmatige werelden in hun banen rond de aarde en Mars.” En verder: “Steden begonnen tegenwoordig trouwens uit de tijd te raken en de mensen gaven er de voorkeur aan elektronisch te communiceren en flink wat ruimte tussen het ene en het andere huis te houden.” Niet dat die voorkeuren er niet zouden zijn (al is dat duidelijk een stuk minder als mensen een jaar lang opgesloten worden), maar de verstedelijking neemt op dit moment overal ter wereld steeds ernstiger vormen aan, net zoals de bevolkingsgroei.
Maar los daarvan, zoals gezegd, een bijzonder mooi, filosofisch boek. De filmmakers hebben er ongetwijfeld iets veel meer down to earth van gemaakt, maar de auteurs raken thema’s aan zoals het moment dat een mens ontstaat (van zodra de zaadcel binnendringt in de eicel, niet pas als hij zoveel maanden later geboren wordt); de aard van de persoonlijkheid (Kan die in de werkelijke zin van het woord origineel zijn?); de genoemde wetten van de robotica en het feit dat die in zekere zin ook gelden voor mensen (evenwel zonder dat die daartoe kunnen gedwongen worden); de uitbuiting van kunstenaars als kunstjesmakers; perfectie als beperking; schoonheid als begrip. En verder de aard van vrijheid (iets wat despoten, excuseer, democraten van tegenwoordig menen je te kunnen afnemen en dan onder voorwaarden terug te geven zonder dat je welke wet dan ook overtreden hebt en op basis van nieuwbakken regeltjes die elke morele en wetenschappelijke grond missen); vrije meningsuiting (“Hoe kun je iemand kwaad doen met een boek? Nou, door hem ermee op zijn kop te slaan, neem ik aan. Maar anders niet. Ideeën kunnen geen kwaad doen … zelfs verkeerde ideeën, zelfs domme en kwaadaardige ideeën niet. Mensen doen het kwaad. Ze pakken soms een idee op en gebruiken dat als rechtvaardiging om schandalige, misdadige dingen te doen. De geschiedenis van de mens zit vol voorbeelden daarvan. Maar de ideeën zelf zijn alleen maar ideeën. Ze mogen nooit worden onderdrukt. Ze moeten in alle openheid naar buiten worden gebracht, bestudeerd, getoetst, en, indien nodig, verworpen.”); de essentie van de persoonlijkheid (volgens de auteurs het brein, een mening die vrij algemeen gevolgd wordt, maar het brein wordt natuurlijk beïnvloed door het lichaam, dus zo eenvoudig is het mijns inziens niet); en, ten slotte, de essentie van mens zijn (“Als je een mens bent zei Andrew tegen zichzelf, ben je onderdeel van een geweldige ketting die een enorme tijdsruimte overspant en die je verbindt met al diegenen die voor jou kwamen en diegenen die later komen. En je begrijpt dat de individuele schakels van de ketting verloren kunnen gaan – sterker nog, verloren móeten gaan – maar de ketting zelf is eeuwig vernieuwend en zal voortbestaan. Mensen sterven, hele geslachten zouden kunnen uitsterven – maar het menselijke ras, de soort, leefde voort, door de eeuwen, millennia en de eonen heen, iedereen door bloedverwantschap verbonden met diegenen die eerder heen waren gegaan.”).
Laat die film dus maar voor wat ie is en lees dat boek. Zoveel filosofie in zo’n vlot leesbare vorm zal je zelden op geen tijd tot je genomen hebben. En dat terwijl het basisverhaal er niet eens onder te lijden heeft.
Björn Roose
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Ook iets te vertellen ? Ga je gang !