Echt (feestje!) … Ik ben aan mijn allerlaatste bespreking ooit van een boek van Herman Brusselmans toegekomen. Ik koop nooit meer een werk van hem. Zelfs als ik het voor niks krijg, verhuist het meteen naar de zolder. Met Kwantum, verschenen in 2007 bij The House of Books, heb ik definitief mijn Brusselmans-quotum bereikt, zelfs al is dit boekje maar een goeie honderd bladzijden dik. Ik laat me niet meer vangen, ook al staat er, zoals op de voorpagina van deze uitgave, een strop op de voorpagina. Finito. Schluss damit. Het is volbracht.
Ik ga niet overdrijven door te stellen dat werkelijk élk boek van Brusselmans over hetzelfde gaat, maar dat is bij Kwantum toch wéér eens het geval: de fantastische schrijver Herman Brusselmans (“Ik ben de bekende schrijver. Ik heb meer dan veertig boeken gepubliceerd, waarvan het meest recente Muggepuut als titel heeft.”), zijn eeuwige durende (maar helaas nooit effectieve) writer’s block (“Sinds de publicatie ervan sta ik droog”), zijn vrouw (hier nog Phoebe – “Ik ben getrouwd met Phoebe. Je zou haar moeten zien. Wat een mooie, prachtige vrouw. Ik ben blij dat ik met haar samen ben, nu bijna vijftien jaar.”), de veehandel van zijn vader, levende en dode honden (Eddie en Woody), des schrijvers lul (en wat hij daar allemaal mee wenst te doen), Hamme (zelfs Moerzeke komt er weer aan te pas), het door elkaar halen van fictie en realiteit (“Misschien ligt het aan de werkelijkheid dat ik momenteel geen boek schrijf. Dat de werkelijkheid dus een mindere periode heeft. Het zou kunnen, want veel gebeurt er niet de laatste tijd.”), des schrijvers dooie moeder (soms met de dooie hond op haar schoot), imaginaire boektitels (Iedereen is uniek behalve ik, deel 4, bijvoorbeeld – meer dan drie keer is Iedereen is uniek behalve ik tot nog toe niet gebruikt als ondertitel), juffrouw Brijs, vrouwelijke Bekende Vlamingen, de lengte van zijn haar, “kolonel” Brusselmans die massa’s Duitsers doodt met zijn Browning, tekenaar De Meeuw (Erik Meynen), auto’s, moto’s, … Zelfs het mopje “Waar zat ik ook weer?” komt terug.
Het enige werkelijk originele aan dit hele boekje is dat hij tot twee keer toe reclame maakt voor ECI, maar dat was waarschijnlijk ook de uitdrukkelijke bedoeling van uitgever ECI. Ik ga van de weeromstuit dus géén reclame maken voor ECI. Per slot van rekening heet die “boekenclub” intussen al een jaar of drie niet meer zo.
Goed dat Herman Brusselmans dus ook in dit boekje bevestigt wat we al langer wisten: “(…) ik ben niet de beste schrijver aller tijden. Daar kan ik me de laatste tijd redelijk overheen zetten.” Dat was zo toen hij negenenveertig was (een feit waarop hij in Kwantum een paar keer wijst) en dat is nog steeds niet veranderd (ook niet ondanks het feit dat ik intussen zelf zo goed als negenenveertig ben). “Over honderd jaar zullen mijn boeken niet meer gelezen worden”, schrijft Brusselmans bijna aan het einde van het boekje. Wat mij betreft: vanaf vandaag al niet meer. Ook Kwantum verhuist bij deze naar de laatste halte vóór de rommelmarkt.
Björn Roose
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Ook iets te vertellen ? Ga je gang !