vrijdag 7 mei 2021

De boterhammen van de bakkerin – Johan Anthierens (boekbespreking door Björn Roose)

De boterhammen van de bakkerin – Johan Anthierens (boekbespreking door Björn Roose)
Nóg een boek(je) van Johan Anthierens. Alhoewel … Op een paar regels na is álles erin, inclusief het voorwoord, geschreven door Johan Anthierens, maar de eigenlijke auteur is Gerd de Ley.

De Ley – van wie ik tot ik het net ging opzoeken altijd gedacht had dat hij Nederlander was, maar een Gentenaar blijkt te zijn – is/was acteur, schrijver van toneelstukken, dichter, maar is vooral bekend als … verzamelaar van citaten. Dat is ook wat hij in dit boekje gedaan heeft: citaten van Anthierens verzameld. Uit het hier eerder besproken De flauwgevallen priester op mijn tong, uit het dito Onder anderen, uit teksten verschenen in Snoeck’s, Yang 69, De Krant, De Post en Knack-magazine. Zoals Anthierens het zelf omschrijft in zijn voorwoord: “Als ik de gordijnen open schuif zie ik de Ley over mijn taaltuin gebukt staan schoffelen en harken. Hij waadt door het letterbed en wiedt een zin van tussen de overlast, houdt hem tegen het magere zonlicht, taxeert hem langdurig en bergt de aanwinst op in zijn rugzak die wemelt van woordvondsten. Gerd is de kruimeldief van warme woordenbakkers denk ik appreciërend en strijk over mijn stoppelkin. Wat ons tussen neus en lippen ontvalt vangt hij tussen duim en wijsvinger en zet de postzegelvlinder bij in de verzamelkast van een onoplettend uitgever.”

In dit geval dus Uitgeverij Publiboek/Baart te Amsterdam/Borsbeek, jaargang 1980. Alhoewel (weerom) … Op een aantal zaken na is dit geen “originele” uitgave. Zoals Gerd de Ley in die eerder genoemde “paar regels” schrijft – de Verantwoording op het einde van het boekje: “In 1977 verscheen De lange weg tot mezelf (geen taalfout maar een fragment uit het aforisme : Het is een lange weg om tot jezelf te komen) bij Orion te Brugge. Déze bundel is een geheel herziene en aangevulde herdruk.”

Hoe dan ook een boekje – vijftig bladzijdjes met citaten, een viertal per bladzijde, met zéér veel witruimte tussen – dat je op twintig minuten gelezen hebt. Dat ook niet meteen verrassingen bevat als je het werk van Anthierens een beetje kent (of recent gelezen hebt, zoals ondergetekende). Dat ook een nadeel heeft ten opzichte van vele andere citatenboeken (al dan niet van Gerd de Ley): je weet van wie ze komen, je kent de auteur, je kan je niet meer bezighouden met een en ander over die auteur op te zoeken, de pareltjes te koppelen aan nieuwe info.

Beetje saai dus ondanks het feit dat het wel degelijk om pareltjes gaat. Anthierens was immers een woordkunstenaar en je zou een veel omvangrijker werk dan dit nodig hebben als je ook z’n grotere “woordkunsten” zou willen citeren. Bovendien besef je hier, zoals ook het eerste citaat aangeeft: “Een uit zijn verband gerukte zin bloedt dode letter.” Je wéét immers dat Anthierens er niet af en toe iets dergelijks tussengooit, maar dat hij soms halve bladzijden (en dan veel “dikker” gedrukt dan die in dit boekje) op deze manier aan het werk is.

Nu goed, toch een paar … citaten uit dit citatenboekje. De eerste vier ook in serie na mekaar gedrukt: “Zuid-Arika: ruwe bolsters mèt een blanke pit”. “Alle Apartheid ten spijt zie ik de toekomst van Zuid-Afrika zwart in.” “Erotisch hoogtepunt: als een negerin lippendienst bewijst.” “Een neger is het summum van een moedervlek.” In politiek correcte tijden als de onze zou Anthierens zich misschien hebben moeten excuseren voor het gebruik van de woorden “negerin” en “neger”, in minder politiek correcte tijden kon je die woorden duidelijk gebruiken zonder het pasklare verwijt “racist” over je heen te krijgen (een verwijt overigens dat zeker niet van toepassing was op Anthierens).

En dan nog een paar aparte (zonder link met de “apartheid” hierboven): “Een Vlaamse: Jan met de Pet volgt zijn leiders klakkeloos.” (nog steeds van toepassing, zij het meer dan ooit klakkeloos); “Begin en Dayan hadden een gesprek onder drie ogen.” (voor wie de geschiedenis van Israël enigszins bekend is); “Ook het excuus van de jager is een dooddoener.” (Anthierens had het, zoals ondergetekende, geenszins voor jagers); “Tegen jeuk. Krabsla”; en ten slotte “Hoe lang duurt de helft van de eeuwigheid ?” Met dat wiskundig raadsel - waarvan het antwoord bij benadering op “een eeuwigheid” neerkomt, vermoed ik - sluit ik deze boekbespreking graag af.

De boterhammen van de bakkerin is een hebbedingetje. Niet iets om speciaal naar op zoek te gaan, maar ook niet iets wat je per se moet laten liggen als je het tegenkomt. Trouwens, het is uitgegeven in Amsterdam en Borsbeek (geen idee hoe ik me dat moet voorstellen eigenlijk), gezet in Wommelgem, typografisch “verzorgd” in Deurne, en gedrukt in Bilbao. Het is dus zeker niet blijven liggen vooraleer het in handen van de lezer terechtkwam …

Björn Roose

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Ook iets te vertellen ? Ga je gang !