Ik heb al vele jaren geen kabelabonnement meer. Geen Netflix. Geen Zevende Dag. Geen … extra ergernissen bovenop degene die sowieso al elke dag langs andere kanalen binnen stromen.
Ik heb óók nog nooit een abonnement op een week- of dagblad gehad (t.t.z. ik heb er wel eens een gehad, ergens vooraan in de jaren negentig, voor een half jaar of zo, op Knack, omdat dat me nuttig leek als student economische wetenschappen, maar dat bleek al snel niét zo) en ik ben niet gek genoeg om losse nummers van zo’n bladen te kopen.
Ik ken bijgevolg Rik Torfs niét van de media. Niet van zijn artikels in De Standaard of Le Soir, niet van zijn optredens in De Laatste Show, De Pappenheimers of Recht van Antwoord. Niet van Nooitgedacht, De Slimste Mens ter Wereld, of De Tafel van Tijs. En óók niet van zijn korte carrière in de politiek, al speelde die zich dan af in een tijd dat ik van in de provincie nog wel enige aandacht had voor die uitermate smerige branche van het “gemeenschapsleven”.
Maar ik heb m’n ogen niet in m’n zakken en er is toch één reden waarom ik gebruik maak van sociale media, dus zag ik op Twitter wel eens berichten passeren van Rik Torfs en ben ik sinds enige maanden ook één van de (op dit moment) meer dan 140,000 volgers van de hoogleraar en – zoals de achterflap van dit boek vermeld – “gezaghebbend mediafiguur” (whatever that means). Torfs produceert op Twitter “mijmeringen” à volonté en daar zitten af en toe toch dingen in die goed gezegd en/of ook in mijn ogen waar zijn.
Rik Torfs’ collega-auteur Pieter Marechal zit kennelijk óók op Twitter, maar hem heb ik daar niet eerder ontmoet (iedereen ter wereld zou in zeven clicks met ieder ander te verbinden zijn, maar er zijn mensen waarmee je, hoe geografisch dichtbij ook, nooit “zomaar” contact zal maken). Nu ja, Marechal is behalve co-auteur van Over morgen – Mijmeringen voor wie niet van gisteren is voornamelijk docent aan de Economische Hogeschool Tilburg en schepen in Brugge en lijkt op Twitter in eerste orde over voorliggend boek en Brugge te schrijven, dus moge me dat vergeven worden.
Net zoals het feit dat ik niet echt onder de indruk was van het boek. Had ik niet erg gevonden als ik het boekje (die tweehonderd bladzijden zijn zo voorbij) geleend had in de bibliotheek (waar ik niet meer kom sinds ik er een mondmasker moet dragen, wat me toch te veel gevraagd is op een plaats waar ik graag langer dan een kwartiertje doorbreng), maar ik heb het ding gekocht in een boekhandel (binnen en buiten in tien minuten) en me een aardig sommetje laten aftroggelen op basis van de veelbelovende tekst op de achterflap: “Bent u het versteende debat van gelijkhebbers van links en rechts beu? Voelt u ook de noodzaak aan van een pragmatische politiek, wars van extremisme en populisme? Zoekt u ook naar oplossingen voor de uitdagingen waar onze samenleving voor staat? Met Over Morgen bieden Rik Torfs en Pieter Marechal u een verfrissend manifest voor de toekomst.” “Manifest voor de toekomst” … Zeg nu zelf, dan verwacht je toch al wat? Méér dan wat “mijmeringen” in ieder geval, maar over de op de voorflap véél kleiner dan Over morgen gedrukte ondertitel Mijmeringen voor wie niet van gisteren is had ik in mijn haast heen gelezen.
Nu ja, dat wil niet zeggen dat het werkje van Torfs en Marechal (die een jaar of tien geleden trouwens ook al gezamenlijk Wie mooi wil zijn, moet leiden publiceerden) niks te bieden heeft. Niks nieuws weliswaar, niks “verfrissend” ook voor wie wel eens vaker een boek leest, niks dat enigszins op een “manifest” lijkt, maar goed, ook als niet-katholiek kan ik al eens vergevingsgezind uit de hoek komen.
Verwacht dus niet te veel van het voornemen van de auteurs om “onbegane wegen te verkennen, archaïsche gewoonten te doorbreken, onverwachte opties te overwegen”. En eigenlijk al evenmin van “behouden wat ons dierbaar is”, want de heren zijn héél erg bang om voor conservatief versleten te worden. Wat ze niet belet om verder in het boek een titel als Veranderen om te behouden – of “rentmeesterschap”, dat zich zou bevinden tussen conservatisme en progressisme - te gebruiken, een rechtstreekse verwijzing naar het To change in order to preserve van Edmund Burke, aartsvader van het conservatisme. En al maken ze wel duidelijk een aantal conservatieve overwegingen, zoals deze, met onuitgesproken verwijzing naar De meeste mensen deugen van Rutger Bregman: “De vraag is evenmin of mensen deugen of niet, dat is een semantisch spel. Mensen hebben zowel deugden als ondeugden. Zo zitten we nu eenmaal in elkaar. Een realistische mensvisie, mensenkennis en een minimale liefde voor de onvolmaakte mens, daar ligt de sleutel voor een succesvolle politiek.”
Verwacht ten slotte ook niet dat ze ín het boek iets anders zullen zeggen over “declinisten”, “ecofundamentalisten”, “populisten” of “collectivisten” dan samengevat op de achterflap: “Declinisten vrezen dat de wereld om zeep is. Ecofundamentalisten wenden de klimaatcrisis aan om een vervreemdende levenswijze op te leggen. Populisten en collectivisten beweren dat een ideale wereld mogelijk is als we onze vrijheden opgeven voor hun plannen. Allemaal doodlopende paden.”
Rik Torfs en Pieter Marechal nemen het op voor de zogenaamde “middenklasse”, die uiteindelijk bijna elk van ons omvat en steeds weer de dupe wordt van elk ideetje om het geld te halen waar het zit (“De rijken die zullen betalen, zijn immers altijd de anderen, nooit zijzelf. Maar pas op, voor mensen het goed en wel beseffen, maken ze ook deel uit van die groep ‘rijken’”). Marechal en Torfs nemen het op voor wat nog rest aan natuur (en terecht), maar (al even terecht) tegen de door sommigen aangebrachte “oplossing” om iedereen dan maar samen te proppen in de steden. Trouwens, schrijven de auteurs even later, Thomas Malthus (An Essay on the Principle of Population) had ongelijk, net zoals de Club van Rome (De grenzen aan de groei): alles sal reg kom, ook zonder dat we allemaal ons plig doen. Elektrische wagens zijn de toekomst, net zoals “thuiswerk en virtuele vergadering” en kernenergie. We hebben met andere woorden te doen met christendemocratische believers in technologische oplossingen. Positiviteit is goed, we moeten alleen “van een utilitaristisch naar een humanistisch positivisme gaan”, aldus Torfs en Marechal. En dat “ondersteunen” ze dan ook nog graag met een aantal statistische gegevens die, afhankelijk van hoe het uitkomt, in procenten of in absolute cijfers weergegeven worden.
Als conservatief kan ik het moeilijk niét eens zijn met hun stelling dat de ideale wereld niet bestaat (alhoewel, die bestaat wel, hij is alleen alsmaar minder ideaal geworden naarmate mensen hem gingen proberen te vormen naar hún idealen) en dat de Nirvana Fallacy een belangrijk probleem is dat uit de wereld kan geholpen worden door eerlijke communicatie over wat wérkelijk te verwachten valt, maar de aard van het partijpolitieke beestje, van verkiezingen is helaas dat steeds weer beloofd wordt, gesuggereerd wordt dat het “beter” zal worden en er wordt zéér zelden duidelijk gemaakt voor wie en in welke mate “het” dan wel “beter” zal worden of náár wie en in welke mate de rekening zal doorgeschoven worden. Wie de Nirvana Fallacy wil aanpakken, zal meer moeten doen dan wat mijmeren over “politieke boodschappen die leugens verpakken in een verhaal dat vele mensen als muziek in de oren klinkt”. De vraag stellen of de overheid zich wel werkelijk met álles moet bemoeien, iets wat Rik Torfs en Pieter Marechal doen, is daarbij inderdaad een goed begin. Maar, het is wat het is, we hebben nauwelijks tot geen ervaring met overheden die zich met mínder gingen bemoeien (op de golf van “deregulering” in het voormalige communistische blok na die zich echter voornamelijk op het economische vlak afspeelde en uitdraaide op kapitalistische rampen). Beweren dat “mensen (…) sinds de coronacrisis meer dan ooit [willen] dat de overheid instaat voor uitkeringen die hen garanderen dat ze een waardig bestaan kunnen leiden, ook wanneer tegenslagen zich aandienen” of dat “mensen (…) een overheid [willen] die regels oplegt aan bedrijven waardoor werknemers in staat worden gesteld om hun werk zo uit te voeren dat er voldoende vrije tijd overblijft om wat vaker tot rust te komen”, lijkt me dan weer gebruik maken van het populistisch vocabularium: “mensen” willen namelijk van alles en uit al die verschillende willetjes één groot “willen” halen, is simpelweg bedrog. Ik ben er bijvoorbeeld sterk van overtuigd dat de meeste mensen het liefst zouden hebben dat de overheid hen niet op allerlei manieren hindert in het uitoefenen van hun baan, dat de overheid hen niet in naam van een virus zou gijzelen, dat de overheid hen niet hun broodwinning zou afnemen, en niet zozeer dat de overheid dat eigen wangedrag dan maar zou “compenseren” met een uitkering. Ik ben er óók sterk van overtuigd dat de “middenklasse” die moet betalen voor dat “compenseren” er alle belang bij zou hebben als de overheid daar eens mee ophield. Maar kennelijk vallen mijn meeste mensen en mijn “middenklasse” niet onder de “mensen” van Torfs en Marechal. Het “vinden van een maatschappelijk draagvlak” dat “zal bepalen hoe de uitkomst van de huidige crisis gestalte krijgt”, lijkt me bijgevolg politieke woordenkramerij. Een “mijmering”, zo u wil.
Over politieke woordenkramerij gesproken, aan het begin van het hoofdstuk Wat we gemeen hebben, zal ons verder brengen dan onze verschillen slaan Pieter Marechal en Rik Torfs zo ongeveer alles wat dat betreft: “Zulke complottheorieën komen de laatste jaren steeds vaker voor. Denk maar aan de groeiende groep aanhangers van de gedachte dat de aarde plat is. Of het toenemende aantal mensen dat vaccinaties slecht acht voor ons.” Mensen die kritisch zijn over de werking van vaccins gelijkstellen met flat earthers … je moet eigenlijk maar durven. En zeker niet bang zijn achterhaald te worden door “de” wetenschap, want “we weten dat de wetenschap ze tegenspreekt”. Dezelfde “de” wetenschap allicht die een aantal decennia geleden nog – mits daar genoeg voor betaald – beweerde dat roken goed was voor zwangere vrouwen, dat vet véél schadelijker was dan geraffineerde suiker, dat graan telen in Siberië kon als je de zaden maar vooraf wende aan de kou, of – een beetje verder terug – dat de aarde effectief plat was. Als je als wetenschapper, wat beide heren toch zijn, niet eens door hebt dat “de” wetenschap niet bestaat, dat ze hoogstens een kwestie is van voortschrijdend inzicht, dan mankeert het je op zijn minst aan de noodzakelijke nederigheid om je vak naar behoren te beoefenen. Ik zou dat een “mijmering” van mezelf kunnen noemen, maar het is eerder een immer toenemende ergernis.
Een terechte ergernis in het geval van Rik Torfs en Pieter Marechal kennelijk, want even later pleiten de auteurs ook nog voor het voeren van “de” strijd tegen … fake news. Een strijd die – let op – moet gevoerd worden “om het onderlinge vertrouwen tussen mensen te herstellen, zodat we weer tot een dialoog en debat die naam waardig kunnen komen”. Echt, zonder zeveren, de heren wensen tot dialoog te komen door mensen het zwijgen op te leggen. Klinkt bijna als een gesprek met “god” (als we het dan toch over fake news en complottheorieën hebben): die zegt ook lekker niks terug. Maar, het moet gezegd worden, de heren houden een slag achter de arm: een keer door de bestrijding van fake news en het aldus komen tot “een dialoog en debat die naam waardig” “een gedeeld wereldbeeld” is ontstaan waardoor we “samen stappen (…) [kunnen] zetten naar een gemeenschappelijke toekomst” zou het zomaar kunnen dat “we op een dag tot de vaststelling [komen] dat één of meerdere aspecten van hun verhalen waarvan we dachten dat ze onmogelijk waar konden zijn, toch blijken te kloppen. Onfeilbaarheid komt tegenwoordig de paus steeds minder toe – waarom zouden wij het dan altijd bij het rechte eind hebben?” Mág ik dan een “beetje” cynisch zijn door te vragen waarom “we” dan nu de dialoog om zeep zouden moeten helpen door onwelgevallige meningen te cancellen als zijnde fake news of complottheorieën?
En mag ik, nu ik toch toestemming aan het vragen ben, ook een beetje over m’n nek gaan van het belang dat de heren Torfs en Marechal hechten aan de wandelingetjes-met-looprek van ene Captain Tom ter financiering van de Britse sociale zekerheid? Ja, hij werd door er veel media-aandacht aan te schenken tot “held” gebombardeerd, maar hetzelfde is in eigen land ook gebeurd met verpleegsters, postbodes, pakkemannen en zelfs Marc Van Ranst, terwijl in Groot-Brittannië per slot van rekening ook de massamoordenaar Arthur ‘Bomber’ Harris nog steeds als een held wordt aanzien. De enige echte helden in het hele corona-circus zijn wat mij betreft de burgers die dit alles betalen, nog generaties ver in de toekomst, in veel gevallen ook nog mét het opgeven van het laatste bastion van vrijheid, hun eigen lichaam. Ik ben wat dat betreft geen held, want niet idioot genoeg om dat laatste te doen ter meerdere eer en glorie van het “algemeen belang” van het zittende regime. Als de heren “Ask not what your country can do for you, but what you can do for your country” als Leitmotiv wensen aan te halen, dan sta ik bijzonder ver van ze af. My country moet mij zoveel mogelijk met rust laten, zodat ik hetzelfde kan doen voor my country. Wat “algemeen belang” is, kan ik in alle eerlijkheid niet uitmaken en iedereen die meent dat hij het wél kan, is ofwel verschrikkelijk pretentieus ofwel een politicus ofwel beide. En het Rijnlandmodel – kennelijk de essentie van het “verfrissend manifest voor de toekomst” – waar Rik Torfs en Pieter Marechal zo’n fan van zijn, heeft inderdaad een tijd in belangrijke mate iets gediend dat het algemeen economisch belang kán genoemd worden, maar “een tijd” is hier wel zéér kort en wie hoopt dat hij door wat bijschroeven aan en oppoetsen van dat model – “een grondige schoonmaakbeurt” en “enkele onderdelen zijn aan vervanging toe”, aldus de auteurs – de zaak draaiende kan houden, zal toch héél hard zijn ogen moeten leren sluiten voor de systeemfouten ervan. Waarmee ik, voor de duidelijkheid, niet gezegd heb dat “zuiver” kapitalisme of dito communisme ook maar een haar beter zouden zijn: alle systemen, toegepast op grote schaal (“groeiende institutionalisering van het systeem en de anonimisering van de solidariteit”, zoals de heren auteurs het noemen), zijn gedoemd om te falen.
Soit, genoeg gezaagd, een keer je in drie vierde van het boek bent, komen er inderdaad nog een paar “mijmeringen” voorbij waarmee ik het in mindere of meerdere mate eens kan zijn. Een en ander over “de” economie bijvoorbeeld (bij die “de” stellen Rik Torfs en Pieter Marechal zich wél vragen), over de dictatuur van tijd en het idee dat je voortdurend “productief” moet zijn (iets wat Charlie Chaplin vijfentachtig jaar geleden al aankaartte in zijn film Modern Times), over “nabijheid” en eenzaamheid (goede buren en verre vrienden, weet u wel), over Heimat (een onderwerp dat door de auteurs zéér voorzichtig en vaag wordt aangepakt), over – echt waar, er staat één concreet voorstel in het boek – het dichter bij de burger brengen van de politici door de kieskringen kleiner te maken (alsof politici dan niet binnen die kleinere kieskringen de burgers dezelfde onzin gaan wijsmaken en even weinig zullen doen met wat die burgers menen), en ten slotte over een paar religieus/filosofisch getinte zaken als pelgrims (een hoofdstukje waarin Zygmunt Bauman en Karl Marx de revue passeren), noodlot (en het omhelzen ervan door Nietzsche), vergiffenis (met Didier Pollefeyt als inspirator) en het bij kunstminnaars bekende memento mori.
Een keer u op bladzijde 178 aangekomen bent, kan u het boek rustig dichtdoen en opbergen. Of u kan, als u gehaast bent, die eerste 178 bladzijden overslaan en pas beginnen lezen vanaf pagina 180. De laatste 13 bladzijden zijn namelijk niet meer dan een samenvatting van de eerste 178. Een essay binnen een essay dus. Dat laatste essay wordt dan wel betiteld als Manifest voor het midden, maar ik beschouw het als een manifeste papierverspilling. De rest van het boek is niet zo héél veel beter, maar wie eens een politiek boek wil lezen zonder dat er verwacht wordt dat hij er ook nog iets mee gaat doen, zal er mogelijk zijn gading in vinden. Je hoeft je er ook niet per se aan te ergeren, je kan het ook eenvoudig over je heen laten gaan. ‘t Zijn per slot van rekening maar “mijmeringen” en mogelijk hebben de heren Torfs en Marechal niet zélf die laatste paragraaf op de achterflap geschreven ...
Björn Roose
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Ook iets te vertellen ? Ga je gang !