zaterdag 25 februari 2023

Gedane zaken – Karel Anthierens (boekbespreking door Björn Roose)

Gedane zaken – Karel Anthierens (boekbespreking door Björn Roose)
Vaste lezers van mijn boekbesprekingen zullen de familienaam Anthierens mogelijk kennen. Maar dan wel in samenstelling met de naam Johan. Van hem besprak ik eerder namelijk Onder anderen, De flauwgevallen priester op mijn tong, Het belgische domdenken, De boterhammen van de bakkerin, en Vlerk in vogelvlucht. Laatst viel me ook nog een bundeling van al zijn werk (denk ik toch) in handen, maar aan lezing daarvan ben ik nog niet toegekomen. Wel dus aan die van Gedane zaken van Karel Anthierens. Zijnde Johans broer. En, dixit de achterflap, “veertig jaar journalist, redactiechef, hoofdredacteur, algemeen directeur van De Periscoop (1957) tot Brussel Deze Week (1997)”. Zoals het elders op die achterflap staat: “een zwerfkei in de Vlaamse journalistiek”.

Of hij ook werkelijk een kei in zijn vak(ken) was, kan ik ook na lezing van dit boekje (honderdachtenvijftig bladzijden dik) nog niet zeggen, en ik heb – zeker vóór 1997 - nooit genoeg belangstelling aan de dag gelegd voor tijdschriften en kranten om me zijn naam daarvan te herinneren, maar wie bij “zeventien (!) kranten- en weekbladen” actief geweest is, zou toch wat moeten te vertellen hebben. Dat ís ook zo, maar uit de dikte en het formaat van dit boekje kan de lezer al afleiden dat dat niet véél is. Gedane zaken is dan ook eerder, om het nogmaals met de achterflap te zeggen, “een parelsnoer van korte herinneringen waarin zijn broers [behalve Johan ook nog Jef, noot van mij], overijverige zetters van Knack, Willy Courteaux, Robbedoes, koning Boudewijn en vele anderen een bijrol spelen”. Bij mekaar geharkte herinneringen van een zevenentachtig jaar oude ex-vanalles, zeg maar. Geen “historisch juiste weergave van die tijd”, alleen maar “indrukken, herinneringen die door de jaren vaak verkleurd, soms uit hun context gerukt zijn”, waarvan de auteur “niet [kan] garanderen dat de volgorde nu klopt”. Een geheugenoefening – gemaakt door iemand die van zichzelf zegt dat hij last heeft van een “almaar zwakker wordend(...) geheugen” - die bovendien niet eerder heeft plaatsgevonden, want van de auteur is nooit eerder een boek verschenen.

Alhoewel… Ditzelfde boek is eigenlijk al éérder verschenen, maar dan in eigen beheer, zo blijkt uit de inleiding, Veertig jaar niets in de mouwen genaamd, van de auteur. En in deze nieuwe uitgave is er niks veranderd: “een aantal mensen [hebben] me vriendelijk, soms verwijtend, gewezen op ‘lacunes’ in mijn verhaal en vooral: wie ik allemaal niet heb genoemd”, schrijft Anthierens daarin, maar behalve “een aantal taal- en stijlfouten (…) zowel als historische onjuistheden” heeft hij er niets aan aangepast. Hij niet, maar ik ga er van uit dat het de uitgeverij geweest is die Herman Brusselmans verzocht heeft een Voorwoord te schrijven. Een verzoek dat de uitgeverij zich mocht bespaard hebben, want dat voorwoord draagt geenszins bij aan het boek. “Het kan niet anders of U zult zich met dit boek bijzonder vermaken” of “Ik verzeker U dat U via de degustatie van dit boek iemand zult leren kennen die een groot deel van het Vlaamse geschreven medialandschap bewandeld heeft met een stevige pas, de ogen wijd open, en het brein op volle toeren” zijn dan ook zinnetjes die eerder uit een aanbevelingsbrief lijken te komen dan uit een voorwoord.

Desalniettemin, als verzameling “weetjes” is het boekje het lezen waard. “Weetjes” over de eerder genoemde Jef Anthierens, bijvoorbeeld, ook al actief in de pers (onder andere als hoofdredacteur van Humoradio - het latere Humo -, Panorama, De Post, Spectator, en Sportmagazine, en als oprichter en hoofdredacteur van het wetenschappelijke tijdschrift Eos) en ideologisch , minstens op latere leeftijd, vaak diametraal tegenover Karel staand. En over zijn andere broer, Johan: “Niemand had ooit kunnen voorspellen dat Johan zou uitgroeien tot een van de lenigste en scherpste pennen van het land, al zou hij ook later nooit begrijpen hoe dat nu zat met de dt-regel”. Over Paul Snoeck (van wie het door Anthierens aangehaalde citaat ook in de openbare bibliotheek van Sint-Niklaas te vinden is: “Ik ben de grootste naoorlogse dichter”), over Willy Courteaux (“Willy Courteaux septem horas dormiebat in schola”), over Procol Harum (meer bepaald hun wereldpremière op het vroegere festival Jazz Bilzen), over vader en zonen Dupuis (van de gelijknamige uitgeverij), over Musti (al dan niet ontstaan als oorloze versie van Nijntje), over Mark Grammens (“van uiterst links naar het zwartste rechts, hij zou eindigen bij ‘t Pallieterke”, waar ook Jef Anthierens eindigde), over Rik De Nolf (“meneer Rick”) en zijn moeder Trees, over Brigitte Raskin (in samenspraak met Karel Anthierens ook uitgever van het eerder genoemde verzamelde werk van Johan Anthierens, Leve mij. Niemands meester, niemands knecht), enzovoort, enzoverder.

Maar uiteraard – het boek heeft per slot van rekening als ondertitel Hink-stap door de Vlaamse pers – ook over de ervaringen van de auteur bij die “zeventien(!) kranten- en weekbladen”: van zijn eerste job bij De Periscoop (“spiegel van het literair en artistiek leven”, maar “in werkelijkheid (…) een dure reclamefolder voor de zeldzaam mooie kunstboeken van de uitgeverij”), over De Standaard (waar hij uiteindelijk niet aan de slag kon, maar wel solliciteerde), Vrij Nederland, De Post, Humo (waarin hij onder andere een reportage bracht over het “cordon sanitaire” tegen… de Volksunie, en nogal veel last had met het Franstalige zusterblad Le Moustique), uitgeverij Dupuis (met onder andere Humo en Télémoustique in portefeuille en waarvoor ook Johan Anthierens toen actief was), Mimo (voorheen, minder modern, De Haardvriend genoemd), De Nieuwe (onder leiding van de eerder genoemde Mark Grammens), Knack (waar de ook al eerder genoemde Rik De Nolf de grote baas was), De Zwijger (een creatie van Johan Anthierens, “toen nog niet gebrouilleerd (…) met Hugo Claus”), Panorama (waar de “vorige” hoofdredacteur nog op zijn stoel bleek te zitten en waar hij zich niet verbrandde aan het zogenaamde dossier rond “Notaris X”, iets wat Guy Mortier van Humo wél deed), Het Volk, De Week (een doodgeboren project uit de stal van Christian Van Thillo), en Het Laatste Nieuws (waar Anthierens op brugpensioen ging), tot bij Brussel Deze Week (de Brusselse met overheidsgeld gefinancierde stadskrant die intussen Bruzz heet).

Tussen dat alles door Een beetje Elsschot (over zijn werk als freelance vertaler), Eurovisiesongfestivals (met het optreden van Pas de Deux, dat volgens Anthierens doorging in 2006, maar in werkelijkheid uiteraard in 1983 plaatsvond – Rendez-vous was overigens gewoon een groots nummer, ook al werd het niet gewaardeerd door de gestampte boeren), het reilen en zeilen van redacties (met onder andere processen, dreigementen om reclame terug te trekken, voorafgaande censuur), Press Cartoon Belgium (waarvan onder andere Georges Wolinski, later bij de islamitische aanval op Charlie Hebdo vermoord, voorzitter was) en de samenwerking daarvan met de Kartoenale (Knokke-Heist), een passage aan VLEKHO (de Vlaamse Ekonomische Hogeschool, waar ik toen de dieren nog spraken mijn diploma van licenciaat – tegenwoordig “master” – in de handels- en consulaire wetenschappen behaalde), drukwerk voor de socialistische partij (toen nog SP.A geheten, intussen Vooruit), en – wat voor mij toch wel interessanter was – enige contacten met de wereld van de strip: “Ik was nu in naam ook verantwoordelijk voor de stripuitgaven van Dupuis. Verreweg de beste op de markt. Geniaal waren de Robbedoesverhalen van Franquin, maar ook de Smurfen zouden de wereld veroveren, en in hun spoor de Blauwbloezen. Lucky Luke, de cowboy die sneller schoot dan zijn schaduw, overleefde de oekaze uit de VS, waar iedere dag meer dan honderd mensen omkomen door het vrije bezit van vuurwapens [wat nonsens is, noot van mij], maar moest ronddraven zonder pistolen in zijn holsters. Lucky Luke heeft ook zijn tabaksbuideltje moeten weggooien en kauwde dan maar op een grassprietje. Het zijn maar enkele voorbeelden van veel meer goed boerende Dupuisstrips, waar ik me vooral niet mee moest moeien (…) Maar ik zou ze nog wel bekender maken in Nederland, waar ik kon uitpakken met Belgisch werk zonder stijf en harkerig schoon Vlaams, zoals in de albums van uitgeverij Dargaud en Casterman met onder meer de avonturen van Kuifje”. Niet dat Anthierens zelf voor dat taalgebruik verantwoordelijk was, maar dat zou hij later wél eens worden: toen kreeg hij op een of andere manier de opdracht toegespeeld het Asterix-album Le grand fossé naar het Nederlands te vertalen. Dat zou een uniek fenomeen in de geschiedenis van Asterix opleveren: Anthierens’ vertaling, De diepe kloof, werd datzelfde jaar nog opgevolgd door een andere (van een andere vertaler), De broedertwist. Dixit Anthierens: “Heb ik mijn werk niet goed gedaan? Feit is dat ‘De grote kloof’, mijn vertaling van Le grand fossé, in Nederland is overgedaan als De broedertwist. Alvast een betere titel dan de mijne, want hij slaat op mensen en is concreter. Wat ‘de kloof’ betekent, weet je pas nadat je het verhaal hebt gelezen. Besef ik nu. Maar verder vind ik dat kleine verschillen in de vertalingen vaak in mijn voordeel uitvallen.” Ik zou het in ieder geval niet meer kunnen zeggen, want hoewel ik ooit beide albums in mijn bezit heb gehad, is op een of andere manier De grote kloof uit mijn verzameling verdwenen.

Nah ja, in het kader van deze boekbespreking is die vertaling ook maar een detail, natuurlijk. Net zoals de taalfouten die ik her en der tegenkwam. Maar het is toch wel jammer dat uitgeverij EPO, niet de moeite gedaan lijkt te hebben om zélf ook eens het boek te controleren op taalfouten (Karel Anthierens, die tijdens zijn rijkgevulde loopbaan anders veel tijd heeft besteed aan het corrigeren van andermans taal, heeft dat duidelijk niet ten gronde gedaan). Waren ze daar, bij wat ooit voluit werd geschreven als Éducation Prolétarienne / Proletariese Opvoeding, misschien te druk bezig met het alleen nog in de “kleine lettertjes” vermelden van de naam van de uitgeverij? Verkoopt de “imprintMammoet beter omdat er nét iets minder communisme in zit? Of vinden ze het daar in de Lange Pastoorstraat in Berchem gewoon zinniger sommige boeken niet zo opvallend als ‘van EPO’ te vermarkten? God mag het weten – sorry, de mop lag, ook al gezien die straatnaam, voor de hand -, maar ik had het boekje óók gelezen als er wél EPO had opgestaan. Om de simpele reden dat ik het, héél erg “proletaries”, gratis en voor niks kon lenen uit de openbare bibliotheek. Kopen zou een beetje zonde geweest zijn. Je geld kan je beter steken in, pakweg, De bidsprinkhanen van de helaas al lang overleden Jef Anthierens. Dát boek is ook nu nog relevant.

Björn Roose

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Ook iets te vertellen ? Ga je gang !