dinsdag 21 november 2023

Uit de Dagboeken van Ernest Claes – Het Afscheid – Ernest Claes (boekbespreking door Björn Roose)

Uit de Dagboeken van Ernest Claes – Het Afscheid – Ernest Claes (boekbespreking door Björn Roose)
De titel van dit boek, Uit de Dagboeken van Ernest Claes – Het Afscheid, en vooral het deel “Het afscheid”, kan aanleiding geven tot enige misverstanden, dus vertel ik meteen bij het begin van deze boekbespreking al dat er bij Davidsfonds in de eerste helft van de jaren 1980 twéé boeken met de titel “Uit de dagboeken van Ernest Claes” werden uitgegeven: het eerste in 1981 zónder extra vermelding, het tweede – het voorliggende – twee jaar later met de extra vermelding “Het Afscheid”. Waar immers het eerste deel dagboeken uit de jaren 1914-1918, 1934-1944 en 1945-1948 bevat (geen idee of de auteur ook dagboeken bijhield tussen 1918 en 1934 of dat deze gewoon niet interessant genoeg waren voor publicatie), bestrijkt het tweede de jaren 1949 tot en met 1968, het jaar waarin Ernest Claes het tijdelijke voor het eeuwige verwisselde, waardoor dit boek, aldus de achterflap, “een bijzonder ‘document humain’ [wordt] waarin de tragiek van het oud worden en van de naderende dood tot uiting komt”.

“Tragiek” lijkt hier, ondanks het noodzakelijkerwijs ‘droge’ karakter van de dagboeken, inderdaad een toepasselijk woord. Niet omdat oud worden zo tragisch is – met wat sjans worden we het allemaal en zéér velen zijn ons wat dat betreft vooraf gegaan -, maar omdat Claes er vele jaren voor het zover was al druk over deed: de levensvreugde waarvan zijn werken overloopt – en ik beperk me ter illustratie tot een verwijzing naar boeken van hem die ik eerder besprak: Voordrachtgevers zijn avonturiers, De fanfare “De Sint-Jans-vrienden”, Charelke Dop en Wannes Raps – is in deze dagboeken veel vaker af- dan aanwezig en dat al van in het eerste jaar die ze bestrijken. Toegegeven, de drie maanden die hij in 1944 in een cel van de gevangenis van Sint-Gillis doorbracht naar aanleiding van het feit dat hij van collaboratie beschuldigd werd (een beschuldiging waarvan de taalflamingant – want veel Vlaamsgezinder dan dat was hij niet, een mening die ook gedeeld werd door nogal wat Vlaamsgezinden, die hem daarom “te Belgisch” vonden – later vrijgesproken werd), zijn hem ongetwijfeld niet in de koude kleren gaan zitten, maar als de vierenzestig jaar oude Claes op 6 mei 1949 het volgende schrijft, vraag je je toch in ernst af of de man niet neigde naar depressies in plaats van naar vrolijkheid: “Een koude, triestige dag. Ik ben weer eens machteloos iets te doen. God helpe mij. Ik verlang soms naar de dood. Rust en stilte. Ik zie niets meer voor me. Ik zie geen uitkomst, geen licht, geen vreugde. Ik weet niet, hoe ik de uren moet doorbrengen. Ik snak naar de avond, om in de slaap te kunnen vergeten. Is mijn leven dan zo leeg, zo troosteloos geweest?”

“Zo leeg, zo troosteloos” dat hij nadien nog een dertigtal boeken schreef die grotendeels zijn leven, vooral zijn jeugd, tot onderwerp hadden en het nog eens twintig jaar trok vooraleer zijn hart hem op zijn vierentachtig helemaal in de steek zou laten, denkt een kritisch lezer dan, maar desalniettemin bleef in al die jaren tussen 1949 en 1968 het thema van zijn dood regelmatig terugkomen in zijn dagboeken. Maar uiteraard niet als enige, want anders zou de eerste alinea van deze dagboeken wel zéér ver benevens de uiteindelijke waarheid gezeten hebben: “In dit nieuwe schrift zal ik in de komende jaren noteren wat meldenswaard is in mijn leven. Ik hoop, dat het blijmoediger zal zijn dan wat ik in de laatste jaren in mijn dagboeken neerschreef”. De reeds genoemde repressie was vanzelfsprekend niet echt blijmoedig te noemen, maar zeker in de eerste jaren van deze dagboeken is het, samen met amnestie, een zeer vaak terugkerend thema. Wat nauwelijks verwondering kan wekken gezien Claes’ vriendenkring zo’n beetje leest als een Who’s who? van wat dan de culturele collaboratie in Vlaanderen heet.

Een Who’s who? eigenlijk van alles wat cultureel en filosofisch wat te betekenen had in een Vlaanderen waarin de televisielui het nog niet (helemaal) hadden overgenomen. Welke hedendaagse schrijver kan nog prat gaan op een rijtje vrienden in deze aard?: Max Wildiers (van wie ik eerder De eeuw der onwetendheid en Zo vrij is de mens besprak), Emiel Hullebroeck (de componist die onder meer verantwoordelijk tekende voor de klassiekers Tineke van Heule, De gilde viert en De Blauwvoet), Filip De Pillecyn (auteur van onder meer de door mij eerder besproken boeken Monsieur Hawarden, De aanwezigheid, De veerman en de jonkvrouw, en uiteraard Mensen achter de dijk), Frans van Cauwelaert (destijds voorzitter van de belze Kamer van Volksvertegenwoordigers), Herman Teirlinck (nu nog steeds bekend vanwege de naar hem genoemde Studio Herman Teirlinck), Hubert Van Herreweghen (dichter en, helaas, een van de pioniers van de Vlaamse televisie), Jef van Hoof (de componist, niet de kunstschilder), Stijn Streuvels (u uiteraard welbekend, onder andere van z’n eigen versie van Reynaert de vos, De rampzalige kaproen, en De teleurgang van de Waterhoek), Hendrik Borginon (Vlaams-nationaal politicus en van 1968 tot 1971 voorzitter van het IJzerbedevaartcomité), Frans Van der Elst (van 1955 tot 1975 voorzitter van de Volksunie), Bobbejaan Schoepen (de man van het naar hem genoemde pretpark), Anton van Wilderode (priester, schrijver, dichter, vertaler,…), Monseigneur van Waeyenbergh (rector van de Katholieke Universiteit Leuven), Raymond Brulez (zie mijn bespreking van diens Diogeentjes), Valère Depauw (van wie ik Triptiek van heimwee en berusting prachtig vond, maar Opdracht in Guernica nauwelijks het lezen waard), Daniël De Kesel (van Uitgeverij Averbode, beter bekend als ‘Nonkel Fons’), Julien Kuypers (onder andere voorzitter van de Raad van Bestuur van de toenmalige BRT), Gaston Durnez (van wie ik eerder Een mens is maar een wandelaar, Kermis, De engel op het eiland, Denkend aan Nederland, en De lach van Chesterton besprak), Karel Jonckheere (zie mijn bespreking van diens Miniaturen), graaf Lippens (Léon dus, oprichter van natuurreservaat Zwin en van 1947 tot 1966 burgemeester van Knokke), Louis Roppe (van 1950 tot 1978 gouverneur van de provincie Limburg), Achiel van Acker (nog een voorzitter van de Kamer van Volksvertegenwoordigers), enzovoort, enzoverder, om het maar bij een páár mensen te houden. Welke hedendaagse schrijver kan er bovendien zonder liegen beweren dat hij on first name terms is met de zetelende koning en koningin, toen in belgië Boudewijn en Fabiola, óndanks het feit dat hij vervolgd geweest is door de staat waarvan zij de opperhoofden zijn? Welke hedendaagse schrijver kan er in ernst beweren dat mensen met tienduizenden de moeite doen om naar rond hem opgezette feesten in zijn geboortedorp af te zakken, terwijl ook zijn collega’s en officials allerhande niet nalaten hem te pas en te onpas te eren? Ik zal u het antwoord geven: in ons taalgebied alvast niet een.

Wat een dagboek van hun hand naar alle waarschijnlijkheid dan ook een stuk minder interessant om lezen zou maken, al is dat van Ernest Claes méér dan name dropping, van hot naar her reizen, berichten over de zoveelste editie of vertaling van dit of dat boek van zijn hand, en vrienden en familie zien sterven (wat helaas het trieste lot is van iedereen die lang genoeg leeft). Het is ook een, in steno weergegeven, reis door die jaren op het nationale en internationale toneel. “1.2.49: In de internationale politiek: de Chinese communisten zijn overwinnaars in de burgeroorlog. Holland, dat in Indonesië een ‘politie-actie’ was begonnen tegen de Indonesische Republikeinen, krijgt op zijn kop van de grote bazen in de wereldpolitiek. Te Boedapest is het proces begonnen tegen kardinaal Mindszenty, door de communistische regering van Hongarije in de gevangenis gezet. De hele wereld heeft daarvan gesproken, ook hier in België. Maar over een eerherstel van Dom Modest van Assche geen woord.” 1950: de Koningskwestie, de Koreaanse Oorlog (“De mensen zijn vol angst, want er is maar een genster nodig om de hele wereld weer in vlam te zetten.”; “Er hangt oorlog in de lucht, maar de mensen bekommeren er zich weinig om.”). 1953: de Watersnoodramp, het overlijden van Stalin (“De Europese staatslieden verklaren, dat hij een groot man was.”). 1954: vredesgesprekken in Genève (“Ieder blijft op zijn standpunt en… fabriceert atoombommen.”). 1955: de Schoolstrijd (“De linkse regering neemt de subsidies af – of vermindert ze – van de katholieke onderwijsinstellingen. Die reageren geweldig, de bisschoppen vooraan”). 1956: onlusten in Algerije, ontvoering van bisschop Makarios van Cyprus, de affaire Greet Hofmans, de nationalisering van het Suez-kanaal, de mijnramp van Marcinelle, de Hongaarse Opstand. 1957: “In Rusland hebben ze de eerste maan- of aardsatelliet afgeschoten en die doet nu onophoudend de omreis van de aarde op negentig minuten of nog minder. Het is een geweldige gebeurtenis in de geschiedenis van de mensheid. Of dat nu tot heil of tot doem van de mens zal wezen, God alleen weet dat.” 1958: de Wereldtentoonstelling te Brussel, de opstand van het Frans-Algerijnse Comité de Salut Public, revolutie in Irak. 1959: “muiterij” in Leopoldville. 1960: onafhankelijkheid van Kongo, poging tot afscheuring van Katanga, staking “tegen de eenheidswet van Eyskens”. 1961: mislukte aanslag op de Gaulle, gelukte aanslag (“vliegtuigongeval”) op Dag Hammerskjöld. 1962: “De kwestie ‘Leuven’ staat aan de dagorde in Vlaanderen. Moet ja of neen Leuven, in volle Vlaams Brabant gelegen, de universiteit blijven voor Walen en Vlamingen, of moet er in Wallonië een franstalige katholieke universiteit worden opgericht”. 1963: de moord op Kennedy. 1964: “pletrolstaking”. 1965: overlijden van Winston Churchill. 1966: provo’s bekogelen de Gulden Koets op Prinsjesdag. 1967: Zesdaagse Oorlog. 1968: aftreden van de regering Vanden Boeynants.

Claes las immers dagelijks minstens twee kranten en deed met die opgedane kennis, voor zover ik weet, niks in zijn boeken. Wat wellicht ook geldt voor de talloze boeken van ánderen, veelal in het Frans, die hij las, al had hij daarover wél een mening. “Ik lees ‘Verlossing’ door Willem Elsschot, een dom antiklerikaal prulleding. Waar die man zijn grote literaire naam haalt weet ik niet.” “Ik lees een oud en mooi boek: ‘Confession d’un Enfant du Siècle’ van Alfred de Musset. Wat schreven de auteurs van die tijd een klare, duidelijke taal, vol evenwicht in hun verhaal, zo menselijk, boeiend, en mij dunkt dat we er niet veel zijn op vooruitgegaan.” “Ik zit hier met pijn in de buik en de rechterknie en lees ‘Pitié pour les Femmes’ van H. de Montherlant. Wat ‘n zevereer!” “Nadien lees ik ‘L’Invitée van Simone de Beauvoir en met veel geduld geraak ik aan het eind. Wat een geklets over l’amour! In die paar honderd bladzijden gebeurt er niets.” “Ik las ‘Huis Clos’ van Jean-Paul Sartre en vind dat toneelstuk eenvoudig een prul. ‘Les Mouches’ daarentegen is zeer merkwaardig.”

Op 8 juli 1958 schreef Claes in zijn dagboek: “Veel bizonders staat er niet in. Het zijn allemaal feitjes zonder belang en eigenlijk weet ik niet eens waarom ik het doe. In geen geval mag dit in handen komen van een Letterkundig Museum.” Geen idee of het daar uiteindelijk beland is, maar spijt dat de gedrukte versie ervan ook in míjn handen is terechtgekomen, heb ik niet.

“Ik schrijf niets meer in mijn dagboek”, waren de woorden waarmee hij op 14 maart 1968 dat dagboek besloot. “Er gebeurt ook niets. Ik zit de ganse dag in mijn zetel bij het raam, schrijf een paar brieven en lees romannetjes, even gauw vergeten als gelezen. Dr. Wautelet komt nog altijd twee maal in de week om me iets in de aderen te spuiten, maar mijn toestand betert er niet op, ondanks alle pillen die ik slikken moet. Schrijven gaat niet meer en dat maakt mijn leven zo leeg. Ik zie niets meer voor me.” Trieste woorden om een zo gevuld schrijvend leven mee af te sluiten, maar ikzelf zie voor me nog een twintigtal boeken van Ernest Claes in mijn kasten staan. Die ga ik met minstens evenveel genoegen lezen als ik dit Uit de Dagboeken van Ernest Claes – Het Afscheid gelezen heb. Dit boek is immers géén blijvend afscheid van de lezer.

Björn Roose

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Ook iets te vertellen ? Ga je gang !