vrijdag 16 december 2022

De engel op het eiland – 99 cursiefjes – Gaston Durnez (boekbespreking door Björn Roose)

De engel op het eiland – 99 cursiefjes – Gaston Durnez (boekbespreking door Björn Roose)
Okee, ik heb het er niet om gedaan, maar op een dag na is het een jaar geleden dat ik mijn vorige bespreking van een boek van Gaston Durnez publiceerde: Kermis. Ik had het daarin toen ook over zijn autobiografie Een mens is maar een wandelaar, dus ga ik mezelf ter zake niet herhalen.

De engel op het eiland is in tegenstelling tot Kermis geen verhaal “uit één stuk”, maar een bundeling van – in vroeger tijden – scheef gedrukte verhaaltjes, beter bekend als cursiefjes. De ondertitel 99 cursiefjes staat daar dus niet voor niks. En waarover gaan die cursiefjes? Wel, onder andere, dixit de auteur van de achterflap, “over cafés [waaronder dat met de naam De engel op het eiland, noot van mij] en hun bezoekers”. Maar niet alleen daarover. Zonder dat het boek effectief in hoofdstukken onderverdeeld is, vind je er toch een terug met een aantal “portretten”, een over zijn zoontje van vijf en andere kinderen (de cursiefjes in dit boek verschenen in de loop van de jaren 1981 tot en met 1983 in De Standaard), een over een aantal binnenlandse en buitenlandse reizen (Kyoto, Edvard Griegs Troldhaugen, Jacob Smits’ Mol), en een over literatuur.

In dat laatste deel vinden we onder andere Gilbert Keith Chesterton terug – u herinnert zich hem mogelijk nog van mijn bespreking van diens Father Brown Omnibus – en Lewis Caroll (en diens The Hunting of the Snark), maar ook P.G. Wodehouse (Ask Jeeves bestaat niet meer as such, maar de verhalen waarin butler Jeeves de hoofdrol speelt zijn natuurlijk onsterfelijk), John Flanders alias Jean Ray alias Raymond de Kremer (van wie ik hier Griezelen besprak, maar die uiteraard het bekendst is vanwege het door Hubert Lampo vertaalde Malpertuis), Nescio (in mijn bibliotheek – en na het lezen van dit boek dien ik te zeggen – spijtig genoeg alleen maar aanwezig via een omweg, zijnde ‘Van u heb ik ook een heleboel gelezen… Tien kronkels van S. Carmiggelt over Nescio), de dichter J.C. Bloem, Maria Rosseels (aan wie de auteur ook een hoofdstuk – Wacht niet op de morgen! – wijdt in Een mens is maar een wandelaar), Theo Lefèvre (idem – ‘Die kerel die door Jespers is gebeeldhouwd!’), Arthur Koestler (zie mijn bespreking van Max Wildiers’ De eeuw der onwetendheid), Georges Simenon (van de detectives, in het bijzonder die over commissaris Maigret), Hendrik Conscience (die ik – neem ik aan – toch niet moet voorstellen, al heeft Durnez het op geen enkel moment over zijn De Leeuw van Vlaanderen), Felix Timmermans (van wie ik onlangs nog Een lepel herinneringen besprak), Abbé Pierre (wiens naam voor het eerst mijn pad kruiste toen hij de verdediging op zich nam van de Franse filosoof annex “negationist” Roger Garaudy), en August de Winne, auteur van het boek Door Arm Vlaanderen, waarin hij onder andere “armoedorpen als Hamme en Zele” aandeed, waarmee ik dan in m’n eigen streek beland, die “Oostvlaamse streek van Schelde en Dender waar de ellende op het einde van de 19e eeuw wellicht het grootste is geweest”.

Maar ondanks mijn – u kent me – brede interesse voor literatuur, is dit boekje zeker niet alleen daarom het lezen waard. “(…) de humor, de weemoed en de dorst van de mens”, zoals het op de achterflap omschreven wordt, is wat zo typisch is aan deze cursiefjes. “Later kon je ‘t hen vaak aan de tapkast horen vertellen, hoe zij de kroegentocht van weleer hadden gedaan, hoe Taxi hen had meegevoerd naar alle heiligdommen van zijn sterke jaren en hoe hij tenslotte ergens in het Schipperskwartier moedwillig ruzie had gezocht met reuzen van mannen en een pandoering had gekregen. ‘Voer mij maar naar ‘t ziekenhuis,’ zei hij, ‘ik moet er morgen toch zijn.’ En inderdaad, het bleek dat hij dringend voor een operatie binnen moest. Glimlachend liet hij zich de zaal in dragen. Toen ze hem weer buiten reden, lag hij tussen vier planken” (uit Taxi). “Ik wist niet wat ik zag: een bos uit mijn jeugd! Kompleet met een ondergelopen diepte, met zandheuvels op de open plekken, met hoekjes waar asse en verkoolde stokken verraadden dat de jonge Indianen van het nabije gehucht hier hadden gekampeerd. Er was één verschil: hier en daar stond een houten bank, zelfs een tafel. En ergens zag ik een nestkastje in een boom hangen, als een belediging voor het vrij initiatief van onze Gevederde Vrienden” (uit Landschap). Of: “Natuurlijk botste ik nog op een kasteeltje, een grillig spel van torentjes, trappen en vensters, met een paar arduinen leeuwen aan de deur, in een schrijn van bomen, struiken en gazonnetjes. Het kasteeltje bloosde, want het was gezandstraald. Dus zou het nu wel een gemeentehuis zijn. Aan de zijkant zag ik een lange rij van jonge mannen en vrouwen staan aanschuiven bij een deur met het opschrift: ‘Stempellokaal’” (uit Een nieuwe lente).

En dan zijn er natuurlijk ook nog hilarische stukjes als Utopia (waarin de auteur uitlegt hoe je niet over politiek praat in een gezelschap dat daaraan per se aandacht wil besteden), Geschenken (over twee broers die elkaars leven verpesten door mekaars kinderen luidruchtige cadeaus te geven), en talloze pareltjes genre “De toeristen waren twee hoogstammige Duitsers” (uit Clochard), “Hij was een collegeleraar die op pastoorsleeftijd was gekomen en eindelijk op eigen benen moest gaan staan. Binnen de maand stond hij op goede voet” (uit Pastoor), “Ergens riep een vogel een schuine opmerking naar een andere vogel die nors antwoordde dat men hem met rust moest laten” (uit Zondagmorgen), of “(…) een kapper mag de mensen de baard afdoen, maar hij mag geen koppensneller zijn” (uit Coiffeur).

Eindigen doe ik deze bespreking echter graag met een stukje uit Toverwoord dat me inhoudelijk zeer sterk deed denken aan De hupbloemerij, een van de verhalen opgenomen in Het Gouden Bommelboek van Marten Toonder dat ik hier onlangs besprak: “Als je nu nog maar je aanloop neemt om iemand zijn zaligheid te geven, glimlacht hij al: ‘Jazeker, u hebt volkomen gelijk, maar dat wordt nu allemaal door de Computer gedirigeerd.’ Het Wonder van de Moderne Techniek doet niet alleen grote fabrieken als vanzelf werken, het heeft nu ook onze fouten op zich genomen. Zelfs onze dagelijkse kleine vergissingen zijn niet meer van ons.”

Björn Roose

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Ook iets te vertellen ? Ga je gang !