vrijdag 25 april 2025

De Belgische Republiek – André Demedts (boekbespreking door Björn Roose)

De Belgische Republiek – André Demedts (boekbespreking door Björn Roose)

Een aantal maanden geleden kreeg ik van mijn vriendin het ontwerp cadeau van een stempel die ik kon gebruiken als ex libris. Prompt liet ik de stempel ook echt uitvoeren en sindsdien gebruik ik hem trouw om boeken die ik na lezing in mijn bibliotheek houd als de mijne te ‘brandmerken’.

Boeken die ik na lezing in mijn bibliotheek houd, inderdaad, al is dat kennelijk niet het geval bij iedere gebruiker van ex librissen (iets zegt me dat het eigenlijk ex libri moet zijn in het meervoud, maar mijn Latijn is wat roestig, dus ik kan er ook volkomen naast zitten). Zo heb ik bijvoorbeeld nogal wat boeken in mijn collectie zitten die afkomstig zijn uit de bibliotheek van een oude kennis van me (evenwel zonder dat ik me kan herinneren dat ik ooit wat van hem gekocht heb, dus waarschijnlijk ben ik niet de eerste halte sinds ze bij hem weg zijn) die zeer Vlaamsgezind was – ikzelf ben Nederlandsgezind overigens, al liggen mijn ideologisch bevlogen tijden inmiddels lang achter me. Een kennis die – bad pun intended – kennelijk ook voorliggend De Belgische Republiek ooit in bezit gehad heeft. Een boek met daarop in rood, geel en zwart een stuk textiel dat allergieën opwekt bij iedereen die de onderliggende ‘waarde’ van die kleuren niet erg mag, en dat dus allicht ook zal gedaan hebben bij die oude kennis van me, al krijg je de indruk dat het stuk textiel in tegenstelling tot het belgische horizontaal gestreept is en niet verticaal.

Een indruk die ook klopt. Dit boek van André Demedts - zelf trouwens geen belgicist, maar een Heel- of Groot-Nederlander (het kind moet een naam hebben: laat ons zeggen dat waar ‘Heel-Nederlands’ wijst op de wil om Zuid-Vlaanderen, Vlaanderen en Nederland - al dan niet inclusief Friesland – te verenigen, ‘Groot-Nederlands’ wijst op de wil om die vereniging ook in een of ander staatkundig verband te brengen met Zuid-Afrika, of toch de Afrikaner) - gaat namelijk wel degelijk over de belgische republiek en niet over het belgische koninkrijk. En die belgische republiek was het kortstondige gevolg (hij bestond van in januari tot in december van 1790) van de Brabantse Omwenteling, een omwenteling die haar symbool vond in de Brabantse driekleur, die dus horizontaal gestreept was.

Edoch, “Belgische republiek” heeft de kortstondig levende entiteit nooit geheten: eerste minister Hendrik van der Noot leidde een constructie die de Verenigde Nederlandse Staten heette. En de kleuren van de vlag daarvan waren niet zwart-geel-rood, maar rood-zwart-geel. Klein foutje van Uitgeverij Orion dus op de cover van dit in 1973 verschenen boek, een klein bewust foutje misschien om wat extra lezers aan te trekken voor een boek waarvan op de achterflap gezegd wordt dat het een “roman” is, maar ook “een historisch werk”, en dat we dus mogen klasseren onder de noemer “historische fictie”, een noemer waaronder bijvoorbeeld ook De laatste koning van Schotland van Giles Foden of De Man achter Zijn Masker van Armand Boni vallen, zonder dat ik daarmee evenwel gezegd heb dat het ook dezelfde weg zal opgaan als die twee: ik had een paar jaar geleden al Demedts’ Kerstmis te Saloniki en andere verhalen gelezen en dit De Belgische Republiek was wat mij betreft geen waardige ‘opvolger’ daarvan, maar het is zeker niet zo slecht geschreven als de werken van Boni, en los van het feit dat ik me (in tegenstelling tot wat gold voor De laatste koning van Schotland) vooraf bewust was van het feit dat het wel degelijk een roman is, vormt het ook een redelijk gedegen overzicht van de toestand(en) rond de Brabantse Omwenteling en het verloop daarvan tot en met het bittere einde, zijnde het als een pudding ineenzakken ervan.

Zeker niet zo slecht geschreven als de werken van Boni, zei ik al, maar ook geen waardige ‘opvolger’ van Kerstmis te Saloniki dus. En eigenlijk kan de aandachtige lezer dat al doorhebben bij het lezen van de achterflap. Daar is dan wel sprake van “een machtig fresco: op de achtergrond de politieke geschiedenis, op de voorgrond de mensen”, maar ook hiervan: “De auteur voert tientallen personages ten tonele en laat ze praten en leven in hun eigen taal en bedoening. Zijn roman is gebaseerd op authentieke figuren en gebeurtenissen, verraadt een grondig historisch inzicht en een stevige en rijke documentatie.” Een fresco met té veel personages is het geworden, een roman met té veel voeten in de geschiedkundige werkelijkheid, een bijna driehonderdtachtig bladzijden durende vogelvlucht, een vertelling die met té veel afstand is gebracht opdat je je er als lezer ook maar een moment zou bij betrokken voelen. De leraar André Demedts lijkt het ruim gewonnen te hebben van de romancier, en da’s voor wie op méér uit is dan een interessante, makkelijk behapbare geschiedenisles, zeker geen pluspunt.

Soit, voor wie het met de geschiedenisles kan doen, Demedts begint die in 1789, het jaar waarin niet alleen de Franse Revolutie begon, maar dus ook de ‘belgische’, al geeft hij uiteraard ook in kort bestek mee wat die laatste min of meer veroorzaakte: een te centralistische instelling van de Oostenrijkse (en destijds ‘onze’) keizer Jozef II en het negeren van de ‘input’ van de lokale bestuurders enerzijds, het tegen de schenen stampen van de Katholieke Kerk anderzijds, waardoor er als tegenpartij een vrij onwaarschijnlijke alliantie tussen behoudsgezinden en ‘democraten’ ontstond met als min of meer gemeenschappelijk doel de oude grondwet van Brabant in ere te herstellen, met als min of meer geschikte boeman op de achtergrond de Franse revolutionairen, en als min of meer onbelangrijke vierde speler de evenknieën van die Franse revolutionairen in de betrokken gebieden. En terwijl de pionnen geleidelijk over het schaakbord van de revolutie beginnen te schuifelen, “schuifelt” er in de “lochting” een merel, botsen we in de keuken tegen een “watersteen” aan, verhoort de baljuw de “niet waards uit de omtrek”, gaan kinderen nog vóór hun Eerste Communie aan het werk, en maken we zelfs sprongen tot nog een paar honderd jaar verder terug in de tijd om nog wat méér personages in beeld en de lezer af en toe een weinig in verwarring te brengen. Van Maartegem naar Versailles, van Oudenburg naar Frankvoorde (Frankfurt), van dilten naar slagen, van Jezus naar elfjes, van “schremen” naar “greiten”, van een “ijspauwtje” (zoals ik tijdens het lezen al dacht een ijsvogel) naar een “dubbele lijster” (turdus viscivorus of grote lijster, het grotere broertje van de zanglijster), van op handen zijnde overwinningen naar op kousevoeten naderbij komende nederlagen, van Vonckisten naar statisten, van de straten van Breda naar de Brusselse Marollen (waar toen nog niet alles ‘naar de marollen’ was), Demedts neemt je bij momenten traagjes, bij momenten sneller mee doorheen dat jaar 1789 en het daaropvolgende 1790.

“De Van der Nootisten hielden geen blad voor de mond. Zij waarschuwden ervoor dat er voor de burgerij geen onbedreigde vrijheid zou komen, als de demokraten niet van de macht uitgesloten werden. De Vonckisten konden naar Frankrijk gaan, als zij hier met een terugkeer naar de oude staatsvorm niet tevreden waren. Zij zouden daar bij hun soort zijn, de vervolgers, brandstichters en moordenaars voor wie er niets en niemand heilig en onaantastbaar was”, klinkt het op de ene bladzijde. “Het gewone volk meent het goed en als het volk de zaken kon beredderen, zou alles vanzelf in orde komen. Eerlijk en open, recht tot aan de volgende kromte. Maar laat zijn leiders erover beslissen en het loopt verkeerd. Zij kunnen het elkaar niet vergeven dat een ander verstandiger zou zijn dan zij zelf. Als de belangen het niet doen, slaat de nijd alles in stukken”, lees je op een volgende pagina. “Wij hadden besloten enige patrouilles uit te zenden op de wegen naar Brussel en Leuven, om vaandelvluchtigen die ‘s nachts hun kamp verlaten hadden te achtervolgen en gevankelijk bij hun eenheid terug te brengen, omdat wij weten welke noodlottige gevolgen het heeft wanneer zulks ongestraft mag gebeuren. Door zulke voorbeelden misleid, valt een leger uiteen als een korenschoof, waarvan de band gebroken of los gegaan is. Twee uur later kwam een onderofficier terug met de ongelooflijke en toch waar gebleken tijding dat enkele van onze manschappen aangehouden werden door soldaten die tot een legerafdeling van generaal Schoenfeld [ook een belgische ‘revolutionair’, noot van mij] behoorden. Nog dezelfde dag, omtrent die onbegrijpelijke tussenkomst in angst verkerende, vernamen wij een gebeurtenis die ons verbijsterd heeft. Wij ontvingen het bericht dat generaal Schoenfeld, die zich tot voor kort met zijn troepen in de omgeving van Mechelen en Lier bevond, met ten minste vierduizend man en zestien kanonnen naar Namen oprukte, om ons leger te ontwapenen of te verslaan als het tegenstand bood. Dat uitsluitend met het doel zich van mijn persoon meester te maken”, luidt het op weer een andere bladzijde.

En om dat soort episodes alleen, tekenend voor wat een chaos het toen nog niet in het verschiet liggende belgische koninkrijk later zou worden, zou je als geschiedkundig geïnteresseerde en lichtjes sarcastisch ingestelde mens dit boek lezen en houden. Dat is dan ook wat ik gedaan heb en zal doen. Al is dat laatste wel met evengoed het oog op pakweg het op dit moment nog steeds aan de gang zijnde conflict in Oekraïne (mogelijk beëindigd tegen dat deze boekbespreking gepubliceerd wordt) en de waanzin dáárvan: “Een jaar en zes weken later werd gezeid dat het nooit had mogen plaats hebben. Het was een vergissing geweest, een onbegrijpelijke verdwazing. Een boze geest, een bezetenheid die van elders gekomen was, had de mensen opgejaagd en hun verstand verduisterd. Maar geen chirurgijn ter wereld, met of zonder essenhouten assen aan zijn rijtuig, kon de gevelde hoofden weer aan de rompen hechten. Er groeide gras waar zij begraven werden. Het leven had daar zelfs niet op gewacht. Het was al lang verder gegaan.” “Jonge mannen met een hart in hun lijf moesten zich bij het leger voegen of zij waren geen schop tegen hun broek meer waard”, zal het ook in Oekraïne geluid hebben, en ook daar zullen “vrouwvolk en kinderen (…) achter kruisen en vanen van kapel naar kapel en van het ene mirakelbeeld naar het andere” gelopen zijn of wat voor dergelijke ceremonieën moet doorgaan in de Oekraïens-orthodoxe kerk (of wat dáár dan weer voor moet doorgaan), en ook die zullen niet verhinderd hebben dat de rijken rijker werden en de armen daarvoor de prijs betaalden. Dat deel van de uitslag staat namelijk altijd al lang van te voren vast.

Björn Roose

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Ook iets te vertellen ? Ga je gang !