dinsdag 6 mei 2025

Het huiveringwekkende hemelbed en andere bloedstollende verhalen – Wilkie Collins (boekbespreking door Björn Roose)

Het huiveringwekkende hemelbed en andere bloedstollende verhalen – Wilkie Collins (boekbespreking door Björn Roose)

“Wilkie Collins (Londen, 8 januari 1824 – aldaar, 23 september 1889) was een Britse schrijver en een tijdgenoot en vriend van Charles Dickens. Collins was een veelschrijver en publiceerde ook in Dickens’ tijdschriften Household Words en All the Year Round. Hij geniet de meeste bekendheid als schrijver van de romans The Woman in White (1860) en The Moonstone (1868), beide voorlopers van de detectiveroman.”

Zo wordt het niet meteen indrukwekkend lange lemma over de auteur van Het huiveringwekkende hemelbed en andere bloedstollende verhalen, of toch van de in die bundeling opgenomen vertellingen, ingeleid op de Nederlandstalige Wikipedia.

Die inleiding wordt meteen gevolgd door “De publicatie van The Moonstone zorgde voor een sensatie door de sensationele beschrijvingen die erin werden gegeven van opiumverslaving. Wilkie Collins baseerde deze gedeeltelijk op zijn eigen ervaringen met deze drug”. Waarmee de Nederlandstalige Wikipediaschrijvers wel zo’n beetje aan het einde van hun interesse voor de auteur gekomen waren (er volgt niet eens een bibliografie, zelfs geen beperkte), maar het moet gezegd worden dat degene die de titel voor voorliggend boek bedacht - wellicht iemand bij Arachné (een uitgeverij waarover ik nu eens werkelijk niks terugvind) – wellicht ook aan de opium was. Ik durf namelijk wel aannemen dat Het huiveringwekkende hemelbed, De dode hand, De droomvrouw, Het kruitschip, De dame van ‘Glenwith Grange’, Fauntleroy, en Juffrouw Bertha en de Amerikaan (titels die ik moest gaan opzoeken door door het boek te bladeren, want een inhoudstafel is niet voorzien) voor de een of andere die nog nooit iets gezien of gelezen heeft dat griezeliger is dan Sesamstraatbloedstollend” is, of dat men in het Victoriaans tijdperk ietsje minder gewoon was op dat vlak dan nu, maar spannender dan een onderbroek met een gesprongen ‘rekker’ wordt géén van deze verhalen op welk moment dan ook.

En dat terwijl, volgens de auteur van de achterflap (wellicht dezelfde als die van de titel), dit boek “Collins’ meest spannende verhalen [bevat] die maar beter niet vlak vóór het naar bed gaan gelezen kunnen worden” en, nog steeds volgens diezelfde schrijvelaar, “zijn korte verhalen (…) niet onder [doen] voor de bekende fantastische vertellingen van Edgar Allan Poe”, terwijl “Chesterton en Conan Doyle (…) door hem [werden] geïnspireerd en er (…) velen [zijn] die dat ook van Roald Dahl beweren”. “Collins was, wat men in de Engelse literatuur noemt: ‘a master of suspense’”, wordt daar in de anoniem gepubliceerde inleiding nog aan toegevoegd, maar dat vermag niet te verhelpen aan het feit dat de suspensiekracht van de in Het huiveringwekkend hemelbed en andere bloedstollende verhalen opgenomen vertellingen niet groter is dan die van de reeds genoemde onderbroek.

Nu goed, van wie het nodig vindt de titel A Terribly Strange Bed te vertalen naar het Sus&Wis-achtige Het huiveringwekkende hemelbed kan misschien ook niet teveel verwacht worden, net zomin als van een schrijver die de clou van zijn verhaal al verraadt in de titel, terwijl je de rest van het verhaal ook al kan raden door zoiets als één regel op vier te lezen. Noem dat bed dan “een toestel dat wellicht in de ergste dagen van de Inquisitie gebruikt was, in de eenzame herbergen in het Hartzgebergte, of door de geheime tribunalen in Westfalen”, maar als het personage dat er in gaat liggen het zonder één schrammetje overleeft, bewijs je daar niks anders mee dan dat je kennelijk niet weet dat het gebergte ‘Harz’ heet en niet “Hartz”, een fout die samensteller M. Duvivier noch vertaler Hans Brockhorst overigens aanpakten (wat uiteraard weer eens wat anders is dan ze zélf maken in woorden als “bankerskantoor”, “onontwikkeling”, “zeizoen”, “een woordt van begroeting”, of “Een slang had zich vanuit het bos naar de open plek gevonden”).

Zoals ze de hebbelijkheid van Collins om quasi iedere verhaal rond een verteller te laten draaien (het ik-personage) natuurlijk niet kónden aanpakken. “Kort nadat ik mijn studies aan de universiteit voltooid had, ging ik met een Engelse vriend voor enige tijd naar Parijs”; “Ik zat ongeveer zes weken in mijn plattelandspraktijk, toen ik door een collega uit een naburig gelegen stadje gevraagd werd bij een ernstig zieke patiënt te komen”; “Ik moet een opzienbarende bekentenis doen. Ik word achtervolgd door een spook.”; “Ik heb mejuffrouw Welwyn lang genoeg gekend om in staat te kunnen zijn een persoonlijke en waarheidsgetrouwe getuigenis af te leggen betreffende de vele bijzonderheden in relatie tot haar”: dat zijn de eerste zinnen van vier van de zeven verhalen. Twee andere vormen een variatie daarop: “Op zekere dag, toen de negentiende eeuw nog niet zo ver gevorderd was als nu, arriveerde een van mijn vrienden, Arthur Holiday genaamd, in de stad Doncaster, gelegen in het graafschap Yorkshire”; en “Het was een beslist saai diner. Van de vier gasten waren er twee tussen de vijftig en zestig jaar oud en twee tussen de achttien en twintig en we hadden niets met elkaar gemeen”. “(…) een van mijn vrienden” en “we” is toch weer eens wat anders dan “ik”. Alleen Juffrouw Bertha en de Amerikaan vormt op het stramien een uitzondering, maar da’s dan weer een soortement bundel van getuigenissen, waarbij de ik-persoon telkens een andere is. In dat laatste verhaal zit trouwens ook geen aftandse herberg, met al dan niet roestig uithangbord, en dat in tegenstelling tot wat – met een paar variaties – wél het geval is in een niet onbelangrijk deel van de andere verhalen, al zit er dan weer wel een dokter in, wat toch ook een vast gegeven is in bijna alle andere vertellingen. Enfin, ik breng het misschien wat té negatief, maar op den duur zag ik alleen nog die telkens terugkerende elementen, simpelweg omdat elk van de verhalen zo verschrikkelijk voorspelbaar was en ik dus onderweg erdoorheen niks anders te doen had dan op zo’n dingen letten.

Kortom, Het huiveringwekkende hemelbed enzovoort is een bundeling van slaapverwekkende verhalen die er door een amateuristische vertaling en klaarblijkelijk gebrek aan eindredactie niet beter op geworden is. Niet zo heel erg jammer dus waarschijnlijk dat Arachné in een of andere donkere hoek is verdwenen...

Björn Roose

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Ook iets te vertellen ? Ga je gang !