vrijdag 30 mei 2025

De 100-jarige man die uit het raam klom en verdween – Jonas Jonasson (boekbespreking door Björn Roose)

De 100-jarige man die uit het raam klom en verdween – Jonas Jonasson (boekbespreking door Björn Roose)

Wie mijn boekbesprekingen wel vaker leest (érgens moeten er zo’n mensen zijn), zal weten dat ik het grootste deel van mijn boeken tweedehands aankoop of gratis vastkrijg. Ik vind mijn gading in kringwinkels, bibliotheekverkopen, boekenstalletjes, enfin, een beetje overal, maar zelden in de reguliere boekhandel. Een recente verandering van job heeft dat enigszins veranderd – mijn uren vallen niet meer echt schitterend samen met het bezoeken van kringwinkels -, maar ook De 100-jarige man die uit het raam klom en verdween van Jonas Jonasson kwam vanuit een kringwinkel in mijn boekenkasten terecht. Nádat ik het boek tot drie keer in mijn handen had gehad en telkens had laten staan.

Om een of andere reden sprak het boek me namelijk uiterlijk (en veel meer is er niet om op af te gaan als je niet bekend bent met de auteur of de titel) niet aan. De regenboogkleurtjes van de letters misschien? De aanprijzingen van nrc.next, Trouw, Nu.nl, Vrij Nederland en Kluun? Geen idee, maar de vierde keer dat ik het vastnam dacht ik: ‘Nu goed, aan die twee euro zal ik niet failliet gaan. Als het me niet bevalt, dan gaat het naar de zolder’. En dat zal het… niet doen.

Ik wijk wel eens vaker af van de échte recensenten, maar in dit geval moet ik ze gelijk geven: dit debuut uit 2009, in een vertaling van de hand van Corry van Bree verschenen bij Signatuur in 2011, ís werkelijk schitterend, zij het dat de beschrijving op de achterflap correcter is dan de reeds genoemde aanprijzingen (of toch de op de achter- en voorflap weergegeven citaten daaruit): “Allan wordt honderd en dat wordt groots gevierd in het bejaardentehuis, behalve dan dat de jarige het op zijn heupen krijgt en kort voordat het feest losbarst, vertrekt. De tijd die hem rest kan hij beter besteden, vindt hij, en hij klimt uit het raam en verdwijnt. Pers en burgemeester hebben het nakijken. Vanaf het moment dat Allan het bejaardentehuis verlaat, wordt De 100-jarige man die uit het raam klom en verdween een soort roadtrip waarbij de lezer de memorabele avonturen van de 100-jarige meemaakt. Memorabele momenten uit zijn leven én die van de twintigste-eeuwse geschiedenis passeren de revue, met Allan als wel heel bijzonder gezelschap.”

“(…) correcter”, zei ik, maar ook niet helemaal correct. Of Allans verjaardag “groots gevierd [wordt] in het bejaardentehuis” weten we namelijk niet, want er is geen tijd vóór “het moment dat Allan het bejaardentehuis verlaat”. Hij doet dat immers al op de eerste bladzijde: “Je zou kunnen denken dat hij zijn beslissing eerder had kunnen nemen en dat hij flink genoeg had kunnen zijn om zijn omgeving erover te vertellen. Allan Karlsson had echter nooit lang gepiekerd. Zodra het idee zich vastzette in zijn hoofd deed hij het raam van zijn kamer op de benedenverdieping van het bejaardentehuis in het Sörmlandse Malmköping open, klom naar buiten en belandde in een plantenperk. De manoeuvre kostte hem moeite en dat was niet zo vreemd, want Allan was die dag honderd geworden. Over minder dan een uur zou het verjaardagsfeest in de gemeenschappelijke ruimte van het bejaardentehuis losbarsten. Zelfs de wethouder zou aanwezig zijn. En de plaatselijke krant. En alle andere bejaarden. En het voltallige personeel, met de kwaadaardige zuster Alice voorop. Alleen de hoofdpersoon was niet van plan op te komen dagen.”

Geen gedoe dus om de zaak in te leiden, geen voorstelling van het hoofdpersonage, meteen les pieds dans le plat, of toch in de actie. Een fenomeen dat vervolgens driehonderdvijftig bladzijden blijft duren, zijnde de rest van het boek, want indachtig het spreekwoord no rest for the wicked raast onze honderdjarige – eerst zelfs nog op zijn pantoffels – voortdurend door. ‘Raast’ of ‘raasde’, moet dat zijn, want waar de eerste drie hoofdstukken telkens Maandag 2 mei 2005 getiteld zijn, net zoals het laatste, en we tussendoor ook nog langs de rest van die meimaand en de eerste helft van de daaropvolgende junimaand passeren, maken we intussen wel sprongen langs 1905-1929, 1929-1939, 1939-1945, 1945-1947, 1947-1948, 1948-1953, 1953, 1953-1968, 1968, 1968-1982, en 1982-2005. Telkens, zoals het op de achterflap luidt, “met Allan als wel heel bijzonder gezelschap”, zij het dat dat een understatement is. Karlsson lijkt in het begin van het verhaal een beetje op drift geraakt, maar hoe meer je met hem de geschiedenis doorloopt, hoe meer je begint te beseffen dat hij nooit iemand geweest is om die te ondergaan. En tegelijkertijd toch weer wél. Overal, en op elk moment in die eeuw, speelt hij een belangrijke rol, zij het dan nooit dé hoofdrol, maar hij is daar nooit op uit. Als iets op zijn pad komt, gaat hij het niet uit de weg, maar hij wijkt wel zonder enig probleem telkens weer van zijn pad af. Hij is naïef, lijkt het in ieder geval, maar ontmoet behalve een hele hoop tuig ook een hele hoop mensen die hem absoluut geen kwaad toe wensen en hem zelfs graag zien (in zoverre het tuig hem al niet graag ziet). Hij is een speelbal, maar wel een die zélf speelt, en auteur Jonasson heeft er op briljante wijze voor gezorgd dat het hele spel ook perfect in mekaar zit.

Misschien heeft hij dat gedaan door de twee lijnen apart te schrijven, de historische en die in de ‘actualiteit’, maar hij laat die lijnen niet alleen in het personage Allan Karlsson samenvloeien: wat de historische Karlsson heeft meegemaakt komt de tegenwoordige Karlsson van pas.

Zeker heeft hij ervoor gezorgd dat de historische lijn niet alleen wat zijn hoofdpersonage betreft een lijn is (alle genoemde periodes zijn met elkaar verbonden door het gegeven dat hij iets heeft met explosieven), maar dat ze ook historisch is: alle ‘hoofdpersonages’ die Karlsson ontmoet, zijn op hun fysieke en temporele plaats, en de gevolgen van wat Karlsson doet zijn ook fysiek en temporeel correct.

En even goed heeft, ten slotte, de auteur ervoor gezorgd dat er in het nu-verhaal geen los draadje overblijft. Niet weinig personages doen hun intrede, niet weinig personages treden handelend op, maar letterlijk álles is passend gemaakt. Met een gemak alsof ook het nu-verhaal echt gebeurd is en vanop de eerste rij meegemaakt door de auteur. “Een onverwacht lichtvoetig, geraffineerd gecomponeerd en met onuitputtelijke fantasie verteld verhaal”, klonk het dan bij Vrij Nederland, en dat klopt dus inderdaad, terwijl het ook meer zegt dan het “Een hilarische roadnovel, een terechte bestseller” van Trouw of het “Zwartkomische Zweedse roman laat zich lezen als een roadtrip met Forrest Gump achter het stuur” van Nu.nl.

Terwijl “hilarisch” toch ook klopt. Niet alleen omwille van de opstelling van het hoofdpersonage tegenover de wereld, maar ook – vooral zelfs, misschien – omwille van de droogheid waarmee Jonasson vertelt: “De loketbediende was zijn werk weliswaar beu, maar hij had zijn beroepseer. Daarom vertelde hij de schreeuwende jongeling dat hij niet kon sjoemelen met de integriteit van de reizigers, en hij voegde eraan toe dat hij onder geen enkele voorwaarde van plan was hem de informatie te geven die hij wilde hebben. De jongeman zweeg even en leek dit te vertalen in normaal Zweeds. Daarna liep hij naar de niet al te stevige kantoordeur. Hij deed geen moeite te controleren of deze op slot was, maar nam een aanloop en trapte de deur met zijn rechterschoen in zodat de stukken in het rond vlogen. De kleine man had niet eens tijd om de telefoonhoorn te pakken en om hulp te bellen. De jongeling pakte hem stevig bij zijn oren en tilde hem omhoog. ‘Ik weet misschien niet wat integritéit is, maar ik kan mensen verdomd goed aan het praten krijgen’, zie hij tegen zijn slachtoffer voordat hij hem met een bonk op zijn draaistoel liet vallen. Daarna legde hij uit wat hij met behulp van een hamer en een spijker van plan was te doen met het geslachtsorgaan van de loketbediende als hij hem niet gehoorzaamde.”, is wat dat betreft niet meer dan één voorbeeld uit een boek dat zo ongeveer in al zijn bladzijden die absurde droogheid uitstraalt. Een absurde droogheid waarvan ik voorbeelden zou kunnen blíjven geven, maar waarmee ik u niet lastig ga vallen, omdat ik vind dat u dit boek, dat overigens (minstens in de vijfendertigste druk, uit 2014, die ik in mijn bezit heb) voorzien is van zo’n handig leeslint, wat nauwelijks nodig is omdat je geneigd bent het in één keer uit te lezen, zélf ook moet lezen.

Wie dacht dat Tom Sharpe met zijn Wilt de meest waanzinnige figuren aan mekaar had gekoppeld, doet daar – aan dat zelf lezen – in ieder geval goed aan: een hoogbejaarde, een kleine crimineel die een oud stationsgebouw heeft gekraakt, iemand die ik-weet-niet-hoeveel studies net niet heeft afgemaakt en dan maar een snackbar heeft geopend en zijn broer, een vrouw die een weggelopen olifant in haar stal heeft staan, een politiecommissaris, en een bendeleider zijn geen alledaagse combinatie, maar toch gaan die doorheen het verhaal één groep vormen en leven ze uiteindelijk ook nog allemaal lang en gelukkig... il faut le faire. En aan de andere kant Primo de Rivera, Francisco Franco, Robert Oppenheimer, Harry Truman, Chiang Kai-shek, Mao Zedong, Mohammad Reza Pahlavi, Winston Churchill, Tage Erlander, Jozef Stalin, Einstein (of toch iemand die onder die naam door het leven gaat), Kim Il-Sung (en de kleine Kim Jong-Il), Soekarno, Charles De Gaulle, Lyndon B. Johnson, Richard Nixon in één verhaal samenbrengen, terwijl ze bijna stuk voor stuk het hoofdpersonage ontmoeten, is ook niet minnetjes.

En dan heeft Karlsson nog niet alles meegemaakt wat er mee te maken viel: “Op een dag, vlak nadat het SALT II-verdrag was ondertekend, kwam Brezjnev op het idee dat Afghanistan zijn hulp nodig had. Daarom stuurde hij zijn elitetroepen naar het land, die het onmiddellijk voor elkaar kregen om de zittende president te vermoorden, zodat Brezjnev geen andere keus had dan hem te vervangen door een eigen man. President Carter was natuurlijk nijdig (op zijn zachtst gezegd) op Brezjnev. De inkt op het tweede SALT-verdrag was tenslotte nauwelijks droog. Carter regelde daarom een boycot van de Olympische Spelen in Moskou, terwijl hij bovendien de geheime CIA-steun aan de fundamentalistische Afghaanse Mujaheddin uitbreidde. Veel meer kon Carter niet doen, want daarna nam Ronald Reagan het over en die was beduidend chagrijniger aangelegd als het ging om communisten in het algemeen en die ouwe sok van een Brezjnev in het bijzonder.” Waarmee ik maar wil zeggen dat in de internationale politiek weinig écht verandert. Wat dan weer niks verandert aan het feit dat De 100-jarige man die uit het raam klom en verdween een prachtig boek is. Tenzij u een hekel heeft aan lachen of aan geschiedenis, zou ik het u dan ook durven aanraden.

Björn Roose

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Ook iets te vertellen ? Ga je gang !