Wie mijn boekbesprekingen wel vaker leest (érgens moeten er zo’n
mensen zijn), zal weten dat ik het grootste deel van mijn boeken
tweedehands aankoop of gratis vastkrijg. Ik vind mijn gading in
kringwinkels, bibliotheekverkopen, boekenstalletjes, enfin,
een beetje overal, maar zelden in de reguliere boekhandel. Een
recente verandering van job heeft dat enigszins veranderd – mijn
uren vallen niet meer echt schitterend samen met het bezoeken van
kringwinkels -, maar ook De 100-jarige man die uit het raam klom
en verdween van Jonas Jonasson kwam vanuit een kringwinkel in
mijn boekenkasten terecht. Nádat ik het boek tot drie keer in mijn
handen had gehad en telkens had laten staan.
Om een of andere reden sprak het boek me namelijk uiterlijk (en veel
meer is er niet om op af te gaan als je niet bekend bent met de
auteur of de titel) niet aan. De regenboogkleurtjes van de letters
misschien? De aanprijzingen van nrc.next, Trouw, Nu.nl,
Vrij Nederland en Kluun? Geen idee, maar de vierde keer
dat ik het vastnam dacht ik: ‘Nu goed, aan die twee euro zal ik
niet failliet gaan. Als het me niet bevalt, dan gaat het naar de
zolder’. En dat zal het… niet doen.
Ik wijk wel eens vaker af van de échte recensenten, maar in dit geval
moet ik ze gelijk geven: dit debuut uit 2009, in een vertaling van de
hand van Corry van Bree verschenen bij Signatuur in 2011, ís
werkelijk schitterend, zij het dat de beschrijving op de achterflap
correcter is dan de reeds genoemde aanprijzingen (of toch de op de
achter- en voorflap weergegeven citaten daaruit): “Allan wordt
honderd en dat wordt groots gevierd in het bejaardentehuis, behalve
dan dat de jarige het op zijn heupen krijgt en kort voordat het feest
losbarst, vertrekt. De tijd die hem rest kan hij beter besteden,
vindt hij, en hij klimt uit het raam en verdwijnt. Pers en
burgemeester hebben het nakijken. Vanaf het moment dat Allan het
bejaardentehuis verlaat, wordt De 100-jarige man die uit het raam
klom en verdween een soort roadtrip waarbij de lezer de
memorabele avonturen van de 100-jarige meemaakt. Memorabele momenten
uit zijn leven én die van de twintigste-eeuwse geschiedenis passeren
de revue, met Allan als wel heel bijzonder gezelschap.”
“(…) correcter”, zei ik, maar ook niet helemaal correct. Of Allans
verjaardag “groots gevierd [wordt] in het bejaardentehuis” weten
we namelijk niet, want er is geen tijd vóór “het moment dat Allan
het bejaardentehuis verlaat”. Hij doet dat immers al op de eerste
bladzijde: “Je zou kunnen denken dat hij zijn beslissing eerder had
kunnen nemen en dat hij flink genoeg had kunnen zijn om zijn omgeving
erover te vertellen. Allan Karlsson had echter nooit lang gepiekerd.
Zodra het idee zich vastzette in zijn hoofd deed hij het raam van
zijn kamer op de benedenverdieping van het bejaardentehuis in het
Sörmlandse Malmköping open, klom naar buiten en belandde in een
plantenperk. De manoeuvre kostte hem moeite en dat was niet zo
vreemd, want Allan was die dag honderd geworden. Over minder dan een
uur zou het verjaardagsfeest in de gemeenschappelijke ruimte van het
bejaardentehuis losbarsten. Zelfs de wethouder zou aanwezig zijn. En
de plaatselijke krant. En alle andere bejaarden. En het voltallige
personeel, met de kwaadaardige zuster Alice voorop. Alleen de
hoofdpersoon was niet van plan op te komen dagen.”
Geen gedoe dus om de zaak in te leiden, geen voorstelling van het
hoofdpersonage, meteen les pieds dans le plat, of toch in de
actie. Een fenomeen dat vervolgens driehonderdvijftig bladzijden
blijft duren, zijnde de rest van het boek, want indachtig het
spreekwoord no rest for the wicked raast onze honderdjarige –
eerst zelfs nog op zijn pantoffels – voortdurend door. ‘Raast’
of ‘raasde’, moet dat zijn, want waar de eerste drie hoofdstukken
telkens Maandag 2 mei 2005 getiteld zijn, net zoals het
laatste, en we tussendoor ook nog langs de rest van die meimaand en
de eerste helft van de daaropvolgende junimaand passeren, maken we
intussen wel sprongen langs 1905-1929, 1929-1939,
1939-1945, 1945-1947, 1947-1948, 1948-1953,
1953, 1953-1968, 1968, 1968-1982, en
1982-2005. Telkens, zoals het op de achterflap luidt, “met
Allan als wel heel bijzonder gezelschap”, zij het dat dat een
understatement is. Karlsson lijkt in het begin van het
verhaal een beetje op drift geraakt, maar hoe meer je met hem de
geschiedenis doorloopt, hoe meer je begint te beseffen dat hij nooit
iemand geweest is om die te ondergaan. En tegelijkertijd toch
weer wél. Overal, en op elk moment in die eeuw, speelt hij een
belangrijke rol, zij het dan nooit dé hoofdrol, maar hij is daar
nooit op uit. Als iets op zijn pad komt, gaat hij het niet uit de
weg, maar hij wijkt wel zonder enig probleem telkens weer van zijn
pad af. Hij is naïef, lijkt het in ieder geval, maar ontmoet behalve
een hele hoop tuig ook een hele hoop mensen die hem absoluut geen
kwaad toe wensen en hem zelfs graag zien (in zoverre het tuig hem al
niet graag ziet). Hij is een speelbal, maar wel een die zélf speelt,
en auteur Jonasson heeft er op briljante wijze voor gezorgd dat het
hele spel ook perfect in mekaar zit.
Misschien heeft hij dat gedaan door de twee lijnen apart te schrijven, de
historische en die in de ‘actualiteit’, maar hij laat die lijnen
niet alleen in het personage Allan Karlsson samenvloeien: wat de
historische Karlsson heeft meegemaakt komt de tegenwoordige Karlsson
van pas.
Zeker heeft hij ervoor gezorgd dat de historische lijn niet alleen wat zijn
hoofdpersonage betreft een lijn is (alle genoemde periodes zijn met
elkaar verbonden door het gegeven dat hij iets heeft met
explosieven), maar dat ze ook historisch is: alle ‘hoofdpersonages’
die Karlsson ontmoet, zijn op hun fysieke en temporele plaats, en de
gevolgen van wat Karlsson doet zijn ook fysiek en temporeel correct.
En even goed heeft, ten slotte, de auteur ervoor gezorgd dat er in het
nu-verhaal geen los draadje overblijft. Niet weinig personages doen
hun intrede, niet weinig personages treden handelend op, maar
letterlijk álles is passend gemaakt. Met een gemak alsof ook het
nu-verhaal echt gebeurd is en vanop de eerste rij meegemaakt door de
auteur. “Een onverwacht lichtvoetig, geraffineerd gecomponeerd en
met onuitputtelijke fantasie verteld verhaal”, klonk het dan bij
Vrij Nederland, en dat klopt dus inderdaad, terwijl het ook
meer zegt dan het “Een hilarische roadnovel, een terechte
bestseller” van Trouw of het “Zwartkomische Zweedse roman
laat zich lezen als een roadtrip met Forrest Gump achter het stuur”
van Nu.nl.
Terwijl “hilarisch” toch ook klopt. Niet alleen omwille van de opstelling
van het hoofdpersonage tegenover de wereld, maar ook – vooral
zelfs, misschien – omwille van de droogheid waarmee Jonasson
vertelt: “De loketbediende was zijn werk weliswaar beu, maar hij
had zijn beroepseer. Daarom vertelde hij de schreeuwende jongeling
dat hij niet kon sjoemelen met de integriteit van de reizigers, en
hij voegde eraan toe dat hij onder geen enkele voorwaarde van plan
was hem de informatie te geven die hij wilde hebben. De jongeman
zweeg even en leek dit te vertalen in normaal Zweeds. Daarna liep hij
naar de niet al te stevige kantoordeur. Hij deed geen moeite te
controleren of deze op slot was, maar nam een aanloop en trapte de
deur met zijn rechterschoen in zodat de stukken in het rond vlogen.
De kleine man had niet eens tijd om de telefoonhoorn te pakken en om
hulp te bellen. De jongeling pakte hem stevig bij zijn oren en tilde
hem omhoog. ‘Ik weet misschien niet wat integritéit is, maar ik
kan mensen verdomd goed aan het praten krijgen’, zie hij tegen zijn
slachtoffer voordat hij hem met een bonk op zijn draaistoel liet
vallen. Daarna legde hij uit wat hij met behulp van een hamer en een
spijker van plan was te doen met het geslachtsorgaan van de
loketbediende als hij hem niet gehoorzaamde.”, is wat dat betreft
niet meer dan één voorbeeld uit een boek dat zo ongeveer in al zijn
bladzijden die absurde droogheid uitstraalt. Een absurde droogheid
waarvan ik voorbeelden zou kunnen blíjven geven, maar waarmee ik u
niet lastig ga vallen, omdat ik vind dat u dit boek, dat overigens
(minstens in de vijfendertigste druk, uit 2014, die ik in mijn bezit
heb) voorzien is van zo’n handig leeslint, wat nauwelijks nodig is
omdat je geneigd bent het in één keer uit te lezen, zélf ook moet lezen.
Wie dacht dat Tom Sharpe met zijn Wilt de meest waanzinnige
figuren aan mekaar had gekoppeld, doet daar – aan dat zelf lezen –
in ieder geval goed aan: een hoogbejaarde, een kleine crimineel die
een oud stationsgebouw heeft gekraakt, iemand die
ik-weet-niet-hoeveel studies net niet heeft afgemaakt en dan maar een
snackbar heeft geopend en zijn broer, een vrouw die een weggelopen
olifant in haar stal heeft staan, een politiecommissaris, en een
bendeleider zijn geen alledaagse combinatie, maar toch gaan die
doorheen het verhaal één groep vormen en leven ze uiteindelijk ook
nog allemaal lang en gelukkig... il faut le faire. En aan de
andere kant Primo de Rivera, Francisco Franco, Robert Oppenheimer,
Harry Truman, Chiang Kai-shek, Mao Zedong, Mohammad Reza Pahlavi,
Winston Churchill, Tage Erlander, Jozef Stalin, Einstein (of toch
iemand die onder die naam door het leven gaat), Kim Il-Sung (en de
kleine Kim Jong-Il), Soekarno, Charles De Gaulle, Lyndon B. Johnson,
Richard Nixon in één verhaal samenbrengen, terwijl ze bijna stuk
voor stuk het hoofdpersonage ontmoeten, is ook niet minnetjes.
En dan heeft Karlsson nog niet alles meegemaakt wat er mee te maken
viel: “Op een dag, vlak nadat het SALT II-verdrag was ondertekend,
kwam Brezjnev op het idee dat Afghanistan zijn hulp nodig had. Daarom
stuurde hij zijn elitetroepen naar het land, die het onmiddellijk
voor elkaar kregen om de zittende president te vermoorden, zodat
Brezjnev geen andere keus had dan hem te vervangen door een eigen
man. President Carter was natuurlijk nijdig (op zijn zachtst gezegd)
op Brezjnev. De inkt op het tweede SALT-verdrag was tenslotte
nauwelijks droog. Carter regelde daarom een boycot van de Olympische
Spelen in Moskou, terwijl hij bovendien de geheime CIA-steun aan de
fundamentalistische Afghaanse Mujaheddin uitbreidde. Veel meer kon
Carter niet doen, want daarna nam Ronald Reagan het over en die was
beduidend chagrijniger aangelegd als het ging om communisten in het
algemeen en die ouwe sok van een Brezjnev in het bijzonder.”
Waarmee ik maar wil zeggen dat in de internationale politiek weinig
écht verandert. Wat dan weer niks verandert aan het feit dat De
100-jarige man die uit het raam klom en verdween een prachtig
boek is. Tenzij u een hekel heeft aan lachen of aan geschiedenis, zou
ik het u dan ook durven aanraden.
Björn Roose
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Ook iets te vertellen ? Ga je gang !