dinsdag 3 juni 2025

Op het vinkentouw – Godfried Bomans (boekbespreking door Björn Roose)

Op het vinkentouw – Godfried Bomans (boekbespreking door Björn Roose)

Terwijl ik deze Op het vinkentouw nog aan het lezen was, kwam ik bij een bezoek aan de openbare bibliotheek iets tegen waarvan ik het bestaan niet kende: de verzamelde werken van de auteur, Godfried Bomans, of toch twee delen daarvan.

Ik dus op speurtocht naar de (rest van die) verzamelde werken (uitgebracht onder de titel Werken). Gemiddeld ergens tussen de vijftig en zestig euro per deel, zo bleek, en er waren zeven delen. Tot ik een aanbod vond dat te mooi scheen om waar te zijn: een niet geheel onbekende boekhandel in Nederland bood de volledige serie aan voor honderddertig euro. Verzendkosten: drieënhalve euro. Voor meer dan vijfduizend pagina’s van een van mijn lievelingsauteurs. Deal!

En nooit meer té veel betalen voor een van de boekjes van zijn hand, wat ik onlangs in Gent nog deed, omdat ik nu eenmaal een verzamelaar van ‘s mans werken ben en je die in onze contreien nu ook niet voortdurend tegenkomt. Want in die verzamelde werken staat natuurlijk álles van Bomans. Toch? Wel, nee… zo lijkt het inmiddels. Er staat gelukkig een register in (een paar verschillende zelfs, op andere manieren gestructureerd), maar als ik bijvoorbeeld de achtenvijftig stukjes die in Op het vinkentouw zijn opgenomen ga opzoeken in dat register, dan blijkt dat er een aantal niét in de verzamelde werken te vinden zijn. Althans: ze worden wel vernoemd in het register, mét de datum waarop ze oorspronkelijk verschenen zijn, maar er staat geen deel en pagina bij waar ze in de verzamelde werken zouden te vinden zijn. Wegens tijdsgebrek heb ik nog niet kunnen nagaan waarom niet alle werken in de verzamelde werken te vinden zijn, iets waar een verzamelaar toch wel een beetje van uit gaat, maar zélfs voor wie die verzamelde werken in zijn bezit heeft, zijn er dus in Op het vinkentouw negen stukjes te vinden die hij mogelijk nog niet in zijn bibliotheek heeft zitten (want er zijn natuurlijk veel verschillende bundels van Bomans uitgegeven, waarin soms dezelfde stukjes werden opgenomen): Een ere-saluut, Wennen aan waarheid, Zie ommezijde, Drie rotsen, Pijnlijk, Een misverstand, De manier, Cijfers gevraagd, en Een minuut stilte. Let wel: de stukjes met die titels die in 1956 werden gepubliceerd, want Bomans hergebruikte al eens een titel voor een in een ander jaar geschreven stukje, en die zijn dan weer wél in de verzamelde werken opgenomen. Wat toch nog minder verwarrend is dan wat met het stukje Sinterklaas gebeurde. Aan de goedheilig man en alles wat er rond hangt, wijdde Bomans – zoals bij zijn lezers bekend – véle stukjes, maar datgene waarnaar in het register van de verzamelde werken verwezen wordt als het Sinterklaas dat in 1956 gepubliceerd werd, is niét hetgene wat in Op het vinkentouw werd opgenomen.

Soit, als ik ooit eens de handleiding lees bij de verzamelde werken, dan kom ik op deze kwestie misschien terug in een volgende boekbespreking, maar wat betreft deze uitgave van Op het vinkentouw, de zestiende, na – dixit de uitgever in zijn voorwoordje genaamd Bij de zestiende druk – “zijn plotseling verscheiden”, bij Uitgeverij Westers, moet me van het hart dat het niet is omdat je een bundel van stukjes uitgeeft, dat die tijdens het lezen ook in stukjes uiteen moet vallen. Dat lijmen goedkoper is dan binden, weet ik ook wel, maar zorg dan tenminste dat je lijm fatsoenlijk is, want anders gaat zo’n boek ook “plotseling verscheiden” terwijl het daar nóóit het moment voor is.

Nu goed, ik probeer de “hier verzamelde beschouwingen” dan wel weer min of meer in orde te krijgen met plakband, want niet alleen heeft Bomans deze – aldus zijn eigen Verantwoording - in “de periode van 5 november 1954 – 5 februari 1955 en van 4 januari 1956 – 10 december 1956” onder het pseudoniem Parlevink voor De Volkskrant geschreven, hij droeg er ook een deel van voor “in de Aula van de Leuvense Universiteit”, wat er voor een Zuid-Nederlander niet alleen een beetje couleur locale aan geeft, maar ook bewijst dat ze toén aan de Katholieke Universiteit Leuven nog wél geïnteresseerd waren in wat zich in de katholieke wereld afspeelde, want dát is waarover veel stukjes in deze bundel gaan (al is dat beslist niet bij álle stukjes zo). Zoals in het Ter inleiding van ene M.G. staat: “In deze bundel satiren wendt de schrijver Godfried Bomans, wiens talent over veel kanten beschikt, ons zijn scherpe zijde toe. Zeker, hij heeft het floret van zijn sarcasme ook eerder te vermoeden gegeven. Maar was dit wapen vroeger veelal verborgen in de schede ener zachtmoedige ironie, die hem van de dichter Roland Holst de naam ‘fluwelen duivel’ deed verwerven, hier schittert het lemmet onbedekt en treft de stoot in het hart. Dat Bomans daarbij bepaalde toestanden of gebeurtenissen in de katholieke geloofspractijk niet ontziet, heeft sommigen bevreemd, enkelen verontrust. Wij achten deze stoutmoedigheid een verheugend verschijnsel. Zij is een teken, dat de katholieke emancipatie in haar ontwikkeling een punt bereikt heeft, waarop zij kritiek van binnen uit verdragen kan.”

Want laat ons wel wezen: Bomans was een katholiek, mild tegenover wie dat verdiende (en dat waren er velen) en strijdbaar tegenover wie dat niet deed (en zo waren er, zo blijkt uit deze bundeling, ook nogal wat). Maar Bomans was, voor wie nu de schrik om het hart slaat en eigenlijk zelfs al deze bespreking niet meer verder wil lezen, ook een schitterend schrijver en elk van de stukjes, werkelijk elk, in dit boek (en zijn andere boeken uiteraard) is daarom het lezen meer dan waard. Een begin als dat van De burger mag illustratief daarvoor wezen: “Ik heb een neef, die op school al niet wou deugen. Hij rommelde een tijdje in de bloembollen, drumde toen wat in een onduidelijk orkest, kocht hierna een gespikkeld strikje en werd binnenhuis-architect. ‘t Was eigenlijk wel een aardige jongen, maar sommige mensen zijn daartoe voorbestemd, ze kunnen het niet helpen en ik heb hem ook nooit hard bejegend.”

En dat lós van het feit dat echt niet elk stuk over katholicisme an sich gaat. Over het communisme bijvoorbeeld, zijn er ook een paar, al heeft geen enkele goeie katholiek natuurlijk ooit veel sympathie gehad voor die ideologie. En terecht. Wat weerom niet belet dat Bomans er met humor tegenaan gaat: “De heer Kroesjev is er eindelijk achter gekomen, dat Stalin een terreur heeft uitgeoefend en in de loop van zijn regime honderdduizenden om zeep bracht. Nu wisten wij, in het overigens misleide Westen, dit al tamelijk lang. Door middel van onomstotelijke documenten is dit sinds jaren tot in den treure aangetoond en bewezen. Ook de Russische machthebbers wisten dit. Men kan een enkel moordje wel verdonkeremanen, maar een slachtpartij, die zich over decenniën uitstrekt en waarbij miljoenen mensenlevens gemoeid zijn, kan aan de overblijvende ja-broers op het Kremlin natuurlijk niet ontgaan zijn. De ijver immers, waarmee zij ‘ja’ knikten, putten zij uit de wetenschap dat men onder zo’n man maar één keer ‘nee’ kan schudden. Voor de tweede maal is er geen hoofd meer voorradig.”

Een humor die trouwens niet kon beletten dat Bomans er door gesleurd werd in De Waarheid, de Nederlandse versie van de Pravda, iets waar hij dan weer garen uit spon om nóg een stukje aan dat fantastische communisme te wijden. Wie problemen wou, kon er immers altijd maken: “Het bureau van het aartsbisdom Utrecht voor jeugdzorg organiseerde kort geleden een praat- en denkavond over het thema ‘levensvreugde’. Wij hebben dit altijd als een van de weinige onderwerpen beschouwd, waarover zelfs in Nederland niet gedacht en gepraat behoefde te worden; maar we begrijpen na enig nadenken dat, als je maar bij elkaar in een zaaltje gaat zitten, er wel degelijk een probleem uit te halen is.” Maar goed, zo luidt het in weer een ander stukje: “(…) toen ik zelf een jongetje van tien jaar was, verwachtte ik ook niet dat deze problemen mij werden voorgelegd. In mijn tijd werd de wetenschap, waar New York ergens lag, voor de scholieren van tien jaar als de uiterste grens van algemene ontwikkeling beschouwd. Wie meer wist, bracht het onderwijzend personeel, dat slechts over een kleine reserve aan kennis beschikte, in de grootste verlegenheid.”

Wat dan weer niet wil zeggen dat je als lezer niets kan bijleren van Bomans: “Van de vele vormen, waarin men zijn medemensen voor de gek kan houden, is de zogenaamde ‘Köpenickiade’ mij het sympathiekst. Men moet, om in dit moeilijke genre te slagen, verbeeldingskracht, mensenkennis en durf bezitten. Het oer-voorbeeld is natuurlijk de ‘Hauptmann von Köpenick’: de man, die in het begin van deze eeuw een schitterende satire gaf op de Pruisische aanbidding van de uniform, door zich als kapitein te verkleden en in vol ornaat met de gemeentekas er vandoor te gaan. Hier werd een zeker type van mens geïmiteerd: de Pruisische officier. Moeilijker wordt het, een bepaald persoon voor te stellen. Het risico van door de mand te vallen stijgt dan aanzienlijk. Toch wil het wel eens lukken.” Waarna een verhaal volgt over een delegatie van veertien man die een meisjespensionaat bezochten onder leiding van de toen nog niet dode koning Boudewijn, daar goed at en dronk, en pas achteraf geen delegatie en geen koning bleken te wezen, maar vijftien Vlaamse studenten…

Of Bomans die anekdote meenam van zijn bezoek aan de Leuvense universiteit of ze daar vertelde, weet ik uiteraard niet, maar ik twijfel er niet aan dat ik nog veel te lang ga doorgaan met citeren als ik er nu geen einde aan brei. Met nog één citaat. Eentje over kunstenaars van wie men bij elk nieuw werk meteen merkt dat het van hen is, iets wat sommige mensen kennelijk saai voorkomt: “Wij signaleren hier een eigenaardig verschijnsel. Het doet zich niet alleen in de letterkundige sector voor, maar ook in besprekingen over muziek en beeldende kunsten. Componist D. moest eens iets anders durven. Schilder E. wordt dringend verzocht eens wat meer revolutionair voor de dag te komen. Allerwegen treft men in de huidige kunstkritiek ditzelfde vermaan. Het ergste verwijt, dat men een kunstenaar, hij zij uitvoerend of scheppend, naar het hoofd kan werpen, schijnt te zijn: dat hij gespeeld, geschilderd of geschreven heeft naar een ‘beproefd recept’, dat wij nu ‘langzamerhand wel kennen.’ Dit verwijt lijkt mij in zijn algemeenheid onbillijk. De onjuistheid ervan springt terstond in het oog, als wij het toepassen op kunstenaars uit het verleden. Ieder, die oor heeft voor muziek, zal na hoogstens één minuut luisteren kunnen zeggen, dat er een symfonie van Mozart wordt gespeeld, en bij Beethoven is de maker reeds na enkele maten duidelijk. Een verhaal van Dostojewski verraadt zich na één bladzijde en een beeld van Rodin herkent men bij eerste oogopslag. Het is niet duidelijk waarom datgene, wat de gestorven kunstenaar is toegestaan, de nu levende artiest onthouden zou zijn. Integendeel, juist de mate van herkenbaarheid pleit voor de grootte van een kunstenaar. Het zijn de kleinen, wier stem men niet herkent: zij lijken te zeer op anderen. Het geluid van de groten echter is enig en onvervangbaar. Wat zij te vertellen hebben, zeggen ze op hun eigen, persoonlijke en onnavolgbare wijze. Wie hierin een tekort ziet, vergist zich, omdat hij voor een gebrek houdt wat juist een kwaliteit genoemd moet worden.”

Iets wat ongetwijfeld ook mag gelden voor Godfried Bomans zelf, al zou hij dat, als fervente hulp-Sinterklaas, nooit van zichzelf geschreven hebben: “(…) Sinterklaas gaat nimmer ter kerke. Hij heeft dat zijn hele leven gedaan, is daarna heilig verklaard en er toen onmiddellijk mee opgehouden. Heiligen hoeven niet. Zij mògen wél. Sinterklaas wandelt dan voor de aardigheid een kerk binnen, werpt een pepernoot op de schaal en gaat buiten een sigaar roken. Ook de preek laat hij aan zich voorbijgaan. Hij is, evenals alle zaligen in de hemel, oneindig gelukkig en wil dit zo houden. Kerken, die aan hem speciaal zijn toegewijd, betreedt hij helemaal niet. Hij acht dit enigszins pedant en beschouwt het ook als een verkwisting om voor zichzelf een kaars op te steken.” Waarmee ik toch nog twéé citaten in deze bespreking heb binnengesmokkeld.

Björn Roose

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Ook iets te vertellen ? Ga je gang !