Terwijl ik maanden aan een stuk moeite heb moeten doen om van een
abonnement af te komen waarin ik wegens de enorm stijgende kosten
ervan niet meer geïnteresseerd was – wat me uiteindelijk lukte,
maar niet zonder een mail te ontvangen waarin de ‘Verkaufsleiter’
van het blad me uitschold voor rotte vis – was ik aan de andere
kant vergeten een abonnement te vernieuwen dat de laatste jaren niet
schrikwekkend in prijs gestegen is en waarin ik nog wél
geïnteresseerd ben: dat op OKV-magazine. Dat
blad (waarop het alsnog vernieuwen van het abonnement zeer vlot liep)
is de jongste tijd helaas meer en meer aan het meegaan in trends als
‘pronouns’ en genderideologie in het algemeen, maar wie
rekening houdt met het feit dat hij bij iedere editie ook een editie
van Phoebus Focus ontvangt, kan desnoods het blad weggooien en
alleen de bijlage houden. Dat abonnement kost voor zes nummers immers
55 euro, maar één editie van Phoebus Focus kost je inmiddels
22,5 euro, waardoor je dus bij een abonnement van 55 euro op
jaarbasis een cadeau van 135 euro krijgt.
Even wel wezen, ik zou voor een boekje van zo rond de honderd bladzijden
dik, zelfs al is het, zoals steeds het geval is met de uitgaven in
deze serie, mooi vormgegeven en van voor tot achter de moeite van het
lezen waard, nooit 22,5 euro betalen, en de enige boekjes uit de
serie die ik los van mijn abonnement op OKV-magazine al in
huis had, zijn er dan ook die ik gratis gekregen heb, maar dat belet
niet dat ik het grootste deel van deze serie gewaardeerd heb en dat
zulks met nummer XXXII, Kursaal en zeedijk – Léon Spilliaert
(1881-1946) en atmosferische eenzaamheid bij de zee niet anders is.
Het beeldmateriaal beslaat eenenzeventig van de honderdenelf, niet echt
ten volle bedrukte, bladzijden, maar omvat behalve een aantal keren
(details van) het in de titel genoemde Kursaal en zeedijk ook
nog eens een hoop andere werken van Spilliaert, Geraamten in
travestie van James Ensor, Oostendse visser van Constant
Permeke, een cover van een boek van Maurice Maeterlinck, en
oude prentbriefkaarten, dus het draagt bij aan de lees/kijkervaring.
En auteur Anne Adriaens-Pannier - die blijkens de achterflap vooral
een aantal dingen gewéést is (ze was in 2023, toen het boekje
gepubliceerd werd, dan ook al tweeënzeventig jaar oud) - kent haar
onderwerp (ze promoveerde met een proefschrift over Spilliaert), al
uit zich dat niet altijd in een consequente beoordeling van ‘s mans
drijfveren. Waar ze het in het begin van haar verhaal nog grotendeels
eens lijkt te zijn met wat Katharina Van Cauteren in haar voorwoord
schrijft en dat er op neerkomt dat zijn werk vanuit “een intieme
tristesse” gemaakt werd, ook het in de titel genoemde werk – “Een
angstdroom, even tijdloos als de zee” –, gaat het naar het einde
toe heten dat hij (en dat lijkt me correct) een sterke fascinatie had
voor moderne architectuur (die voor een fotograaf of een schilder
inderdaad vaak inspirerend is) en dat hij eigenlijk “een
zelfbewuste, in een eigen universum levende kunstenaar” was met een
“panoramische blik en ongebreidelde verbeelding”, die “de
waarde van levensbakens, zoals vuurtoren, dijk en haven [erkende],
maar (…) ook aan eigentijdse, pronkende architectuur een stille
meerwaarde verleende”. “Zoals hij in enkele eenvoudige
krachtlijnen het omfloerste volume van het Kursaal op de gebogen
dijkrand uitbeeldt”, heet het dan, “zo vat hij de essentie van de
menselijke aanwezigheid in de wereld. In een harmonieus evenwicht van
natuur en beschaving introduceert Spilliaert een geruisloze dialoog
waarin beide entiteiten elkaar aanvullen. Aan de welvingen van het
gebouw beantwoorden de uitdijende kronkels van de achtergebleven zee.
Zo donker als het Kursaal de nacht nog vasthoudt, zo lichtgevend
ontvangt de waterplas het opkomende licht. In een uiterst eenvoudige
maar rake enscenering verenigt Kursaal en zeedijk de
indringende zoektocht naar waarheid die Spilliaert in zijn kunst
steeds ondernam.”
Ik houd het er op dat Kursaal en zeedijk visueel zeer interessant
is – als amateur-fotograaf houd ik ook wel van beelden als deze (klik op ‘deze’ en u krijgt het beeld te zien) -, veel
interessanter dan veel van het andere werk dat Spilliaert heeft
afgeleverd en dat bij momenten een beetje alle richtingen uit lijkt
te gaan. Interessant genoeg ook om geen blabla als deze nodig
te hebben: “De subtiele verdeling van sombere vlakken, genuanceerd
door sobere kleuraccenten van groen en rood, en de schijnsels van het
grillige lichtspel op het water ageren als een suggestieve
ruimtefactor. Door de geestelijke transpositie van de werkelijkheid
wordt een duidelijk waarneembare referentie aan een ware gedaante,
ware kleur en reëel licht uitgebannen.” Nee, dan is wat de auteur
schrijft over het “Jeugdtekenschriftje” dat in 2017 terug
werd gevonden en ook in de collectie van de Phoebus Foundation
terechtkwam veel minder zweverig, terwijl de tekeningen van de
zestienjarige Spilliaert ook vele oudere, volleerde tekenaars nog
jaloers zouden maken. En zinnen als deze, daar heb je ook wat aan:
“Spilliaert is geen schilder. Wanneer hij, wars van elke
traditionele academische opleiding of schildermodus, ervoor kiest om
als kunstenaar naar buiten te treden, opteert hij voor een sobere,
creatieve stijl. (…) Spilliaert vertaalt de natuur in onnatuurlijk
zwart-wit en opteert voor een expressieve, hoekige vormgeving en
grote licht-donkercontrasten. De dragers zijn eenvoudige bladen
papier, de inkten de gewoonste inktblokken. Enkel de verschillende
penseeldiktes, van fijne tot haarfijne penseelpunten, verraden de
virtuositeit van zijn aangeboren vloeiende penseeltrek. Mettertijd,
rond 1912, groeit de interesse voor gedurfdere dragers: ruwe, weinig
edele kartonvellen, waarop de felheid van kleurkrijt en pastel een
ongekende uitstraling krijgt. Wanneer Spilliaert in de vroege jaren
1920 met waterverf de vluchtigheid van een zicht vertaalt, ontdekt
hij de buitengewone mogelijkheden van aquarelpapier van Engelse
makelij. Experimenten met olieverf op doek, midden jaren twintig,
boeiden hem tijdelijk, maar hij komt nooit tot de beheersing van de
techniek. Van de ongeveer 5000 werken die zijn oeuvre vandaag de dag
telt, zijn er maar een zestigtal olieschilderijen op doek.”
Gezien Kursaal en zeedijk een werk op papier is, gemaakt met gewassen
Oost-Indische inkt, penseel en kleurpotlood, toch best wel nuttige
informatie. Net zoals die bij een aantal van de andere in deze
uitgave opgenomen werken, trouwens, bijvoorbeeld de serie die hij
maakte over het vertrek van de zeppelin Belgique II, waaraan
zowaar acht bladzijden van dit boekje gewijd zijn. Een beetje veel,
misschien, zoveel dat het niet meer gewoon één van die
zijsprongetjes is die de auteur in dit boekje heeft gemaakt, maar het
valt dan ook niet te negeren dat die auteur een stille poging heeft
gewaagd om het in dit boekje niet alleen over Kursaal en zeedijk
te hebben. Een retrospectieve met dit werk, zijn Dijk en
vuurtoren, zijn Storm op zee, zijn Jongeman met rode
sjaal, zijn Eenzame vrouw op de dijk, zijn Trap,
zijn Koninklijke gaanderijen, zijn Avond op de dijk,
zijn Drie bogen, zijn Strand bij maneschijn, zijn
Vaargeul van de haven met vissersboten, en in
het algemeen de werken uit de periode 1907-1909 zou me dan ook wel
kunnen boeien. De serie rond de zeppelin, daterend uit 1910, mag daar
wat mij betreft dan ook nog aan toegevoegd worden. Dat is, als u het
mij vraagt (en we zullen gezien u deze bespreking leest maar aannemen
dat u dat doet), zijn boeiendste periode.
Björn Roose
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Ook iets te vertellen ? Ga je gang !