Ik las in de inleiding van een boek waarvan de bespreking op dit
moment nog moet volgen dat “Er (…) geen land [is] waar het
verhaal [bedoeld is het kortverhaal, noot van mij] als literair genre
zo intensief beoefend wordt als de Verenigde Staten” en dat “zelfs
(…) goed vol te houden [valt] dat de short story zoals die
zich in deze eeuw als vorm heeft ontwikkeld, in overwegende mate een
Amerikaanse bijdrage (…) aan de literatuur [is]”, maar dat is dan
op zijn minst toch zonder ‘Boekengilde’ De Clauwaert
gerekend, een uitgeverij die in 1948 begon met het uitgeven van werk
van Vlaamse auteurs die het slachtoffer werden van de belgische
repressie, vanaf 1988 samenwerkte met het Davidsfonds, en in
1999 in de uitgeverij van dat laatste opging. Ik ga niet beweren dat
ik van De Clauwaert al ‘oneindig’ veel boeken besproken
heb, maar volgens mij was élk boek dat ik van de uitgeverij besprak
wél een kortverhaal. Zo ook Schildpad van Frank Liedel, van
wie eerder in mijn boekbesprekingen al De krant uit Santa Fé,
De late zaligheid van Mon De Cocker,
en Dover de revue passeerden.
Geen van Liedels verhalen is minder ‘gestoffeerd’ dan de doorsnee aan
Amerikaanse verhalen in het genre, maar Schildpad is dat wel
een beetje minder dan de drie hiervoor genoemde. De uitleg op de
achterflap van deze uit 1992 daterende uitgave is dan ook wel het
maximum die je er aan kunt geven: “Zeev Kuitenbrouwer, doctor in de
biologie, is vier jaar geleden gescheiden. Hij heeft één grote
passie: zijn razendsnelle Suzuki Gamma. Toevallig komt Zeev op een
filmset terecht. Daar leert hij regie-assistente Zia kennen. Hij wil
veel meer dan een vluchtig contact en nodigt haar uit voor een tocht
met de motor. Ze rijden samen naar het Franse l’Isle-Adam waar haar
tantes Berthe en Marthe wonen. Vindt Zeev een nieuwe vrouw of slechts
drie dagen paradijs met Zia? En waarom noemen die tantes hem telkens
weer ‘Joris’? Dit is het verhaal van gebroken relaties, van
euforisch verlangen naar goedmoedig zinnelijk genot en ook van de
drang naar diepe en durende liefde. Op de achtergrond speelt de
spanning tussen het ondeugende en het plichtmatige, tussen hitsig de
lokzang van de weg navliegen en afgemeten bewegen in een sereen
academisch milieu. Subliem is de suggestieve kracht die deze
vinnig-speelse novelle uitstraalt.”
Het lijkt er sterk op dat Liedel, overigens overleden in 2012, behalve
het kortverhaal zelf – waarvan het waarom van de titel me
eerlijkheidshalve ontgaat – ook die achterflap bij mekaar heeft
gepend, al doet het feit dat niet alleen het boekje (nog geen zestig
bladzijden) maar ook de spoeling dun is, niet af aan het gegeven dat
Liedel ook in Schildpad weer toont dat hij wel degelijk kan
(kon dus) schrijven, iets wat ik niet van elke bij De Clauwaert
verschenen auteur durf zeggen. Én dat hij humor heeft (had dus). Een
passage als deze mag daarvan getuigen: “Die scheiding ligt vier
jaar achter mij. Ik kan hem niet zeggen dat mijn ex-vrouw volledig
uit mijzelf en nagenoeg totaal uit mijn biotoop verdwenen is, maar
dat ik inmiddels met Greta geleefd heb, haar verloren heb, en er nog
aan lijd, hoewel ik aardig werk aan mijn genezing. Het meest potente
psychofarmacum door mij aangeschaft, heet Suzuki RG 250 Gamma. Het
heeft twee met water gekoelde cilinders, zes versnellingen, een
elektronische ontsteking, een kickstarter, en weegt honderddertig
kilogram. Ik heb ook een auto, een Golf, maar die heeft Juliette, m’n
ex, nog gekozen.”
Voor het overige: leuk dat Liedel voor zijn verhaal, als dat niet in
Frankrijk speelt, grotendeels het Land van Waas en het Land van
Dendermonde als decor heeft gekozen (voor een Antwerpenaar als hij
doorgaans toch ‘parking’), wat voor iemand die zo’n vijftien
jaar geleden naar dat gebied verhuisd is het voordeel heeft dat hij
niét verbaasd is over het bestaan van pakweg Koewacht.
Óók leuk dat Liedel ofwel een motorrijder was ofwel zich zeer goed heeft
verdiept in de materie. Niet dat ik iets van motoren ken – ik heb
er ook nooit met een gereden, al heb ik wél eens aan een politieman
‘mogen’ uitleggen dat ik niets met de Hell’s Angels te
maken had ondanks het feit dat er een zware leren jekker in mijn kast
hing -, maar zo’n Suzuki RG 250 Gamma heeft echt bestaan (zoals de
Pavel Boone Pullman-kajak waarover hij het in Dover had echt
had bestaan), en de auteur lijkt ook te weten wat hij zegt als hij
het daarover en over motorrijden in het algemeen heeft: “Ik ga voor
Zia staan. Ik neem haar helm af. ‘Vrouw,’ zeg ik ernstig, ‘meid,
er zijn twee voetsteunen,’ en ik wijs naar het achterwiel van de
Gamma. (Waarom heb ik haar met ‘vrouw’ aangesproken?) ‘Daar hou
je je voeten op, tot we stilstaan, tot er niets meer draait en tot ik
zeg dat we stilstaan en dat er niets meer draait.’ Ik start de
Suzuki en ga met mijn voeten ver uit elkaar zitten om zijdelings
steun te hebben, want je kunt met een opstapper de raarste dingen
beleven. Maar voor ik de kans krijg aanwijzingen te geven, voel ik
Zia naar mij toeglijden en tegen me aan. Het is zo’n zadel,
doorlopend, maar toch geen echte duo. Het helt sterk zodat de
passagier geen keus heeft: hij moet lepeltjesgewijs tegen de
bestuurder aanzitten.”
Leuk ten slotte dat Liedel je ergens op twee derde van het verhaal op het
verkeerde been zet met betrekking tot de afloop: “Het blijkt niet
Le Touquet te zijn waar ze langs wil, maar Berck-Plage, daar in de
buurt. Ik rij de dijk op; er is nog veel licht; de zee ligt er vredig
bij. Zia vraagt me te stoppen. Het is mij niet duidelijk waarom
precies dààr. Er is niets dat mijn aandacht kan trekken, geen
opvallend huis, geen stenen dolfijn, geen levende, evenmin een
gedenksteen. Zonder een woord loopt ze de dijkglooiing af in de
richting van de waterlijn. Ik denk dat het vloed wordt. Onder mij
loopt de motor, regelmatig als een horloge. Waarom zou ik hem
afzetten? Zij komt zó terug.” Mogelijk heb ik té veel fantasie,
maar ik denk op zo’n moment dat de verdwenene zelfmoord gaat
plegen. Wat dus niet zo blijkt te zijn. Al wil dat niet zeggen dat
het einde zoveel vrolijker wordt voor het hoofdpersonage.
Allemaal redenen om het boekje, mocht je het tegenkomen, toch eens te lezen,
maar – eerlijk is eerlijk – ook geen redenen genoeg voor mij om
het in tegenstelling tot de vorige eigenaar na lezing in mijn
boekenkasten te houden.
Björn Roose
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Ook iets te vertellen ? Ga je gang !