vrijdag 27 juni 2025

Schildpad – Frank Liedel (boekbespreking door Björn Roose)

Schildpad – Frank Liedel (boekbespreking door Björn Roose)

Ik las in de inleiding van een boek waarvan de bespreking op dit moment nog moet volgen dat “Er (…) geen land [is] waar het verhaal [bedoeld is het kortverhaal, noot van mij] als literair genre zo intensief beoefend wordt als de Verenigde Staten” en dat “zelfs (…) goed vol te houden [valt] dat de short story zoals die zich in deze eeuw als vorm heeft ontwikkeld, in overwegende mate een Amerikaanse bijdrage (…) aan de literatuur [is]”, maar dat is dan op zijn minst toch zonder ‘BoekengildeDe Clauwaert gerekend, een uitgeverij die in 1948 begon met het uitgeven van werk van Vlaamse auteurs die het slachtoffer werden van de belgische repressie, vanaf 1988 samenwerkte met het Davidsfonds, en in 1999 in de uitgeverij van dat laatste opging. Ik ga niet beweren dat ik van De Clauwaert al ‘oneindig’ veel boeken besproken heb, maar volgens mij was élk boek dat ik van de uitgeverij besprak wél een kortverhaal. Zo ook Schildpad van Frank Liedel, van wie eerder in mijn boekbesprekingen al De krant uit Santa Fé, De late zaligheid van Mon De Cocker, en Dover de revue passeerden.

Geen van Liedels verhalen is minder ‘gestoffeerd’ dan de doorsnee aan Amerikaanse verhalen in het genre, maar Schildpad is dat wel een beetje minder dan de drie hiervoor genoemde. De uitleg op de achterflap van deze uit 1992 daterende uitgave is dan ook wel het maximum die je er aan kunt geven: “Zeev Kuitenbrouwer, doctor in de biologie, is vier jaar geleden gescheiden. Hij heeft één grote passie: zijn razendsnelle Suzuki Gamma. Toevallig komt Zeev op een filmset terecht. Daar leert hij regie-assistente Zia kennen. Hij wil veel meer dan een vluchtig contact en nodigt haar uit voor een tocht met de motor. Ze rijden samen naar het Franse l’Isle-Adam waar haar tantes Berthe en Marthe wonen. Vindt Zeev een nieuwe vrouw of slechts drie dagen paradijs met Zia? En waarom noemen die tantes hem telkens weer ‘Joris’? Dit is het verhaal van gebroken relaties, van euforisch verlangen naar goedmoedig zinnelijk genot en ook van de drang naar diepe en durende liefde. Op de achtergrond speelt de spanning tussen het ondeugende en het plichtmatige, tussen hitsig de lokzang van de weg navliegen en afgemeten bewegen in een sereen academisch milieu. Subliem is de suggestieve kracht die deze vinnig-speelse novelle uitstraalt.”

Het lijkt er sterk op dat Liedel, overigens overleden in 2012, behalve het kortverhaal zelf – waarvan het waarom van de titel me eerlijkheidshalve ontgaat – ook die achterflap bij mekaar heeft gepend, al doet het feit dat niet alleen het boekje (nog geen zestig bladzijden) maar ook de spoeling dun is, niet af aan het gegeven dat Liedel ook in Schildpad weer toont dat hij wel degelijk kan (kon dus) schrijven, iets wat ik niet van elke bij De Clauwaert verschenen auteur durf zeggen. Én dat hij humor heeft (had dus). Een passage als deze mag daarvan getuigen: “Die scheiding ligt vier jaar achter mij. Ik kan hem niet zeggen dat mijn ex-vrouw volledig uit mijzelf en nagenoeg totaal uit mijn biotoop verdwenen is, maar dat ik inmiddels met Greta geleefd heb, haar verloren heb, en er nog aan lijd, hoewel ik aardig werk aan mijn genezing. Het meest potente psychofarmacum door mij aangeschaft, heet Suzuki RG 250 Gamma. Het heeft twee met water gekoelde cilinders, zes versnellingen, een elektronische ontsteking, een kickstarter, en weegt honderddertig kilogram. Ik heb ook een auto, een Golf, maar die heeft Juliette, m’n ex, nog gekozen.”

Voor het overige: leuk dat Liedel voor zijn verhaal, als dat niet in Frankrijk speelt, grotendeels het Land van Waas en het Land van Dendermonde als decor heeft gekozen (voor een Antwerpenaar als hij doorgaans toch ‘parking’), wat voor iemand die zo’n vijftien jaar geleden naar dat gebied verhuisd is het voordeel heeft dat hij niét verbaasd is over het bestaan van pakweg Koewacht.

Óók leuk dat Liedel ofwel een motorrijder was ofwel zich zeer goed heeft verdiept in de materie. Niet dat ik iets van motoren ken – ik heb er ook nooit met een gereden, al heb ik wél eens aan een politieman ‘mogen’ uitleggen dat ik niets met de Hell’s Angels te maken had ondanks het feit dat er een zware leren jekker in mijn kast hing -, maar zo’n Suzuki RG 250 Gamma heeft echt bestaan (zoals de Pavel Boone Pullman-kajak waarover hij het in Dover had echt had bestaan), en de auteur lijkt ook te weten wat hij zegt als hij het daarover en over motorrijden in het algemeen heeft: “Ik ga voor Zia staan. Ik neem haar helm af. ‘Vrouw,’ zeg ik ernstig, ‘meid, er zijn twee voetsteunen,’ en ik wijs naar het achterwiel van de Gamma. (Waarom heb ik haar met ‘vrouw’ aangesproken?) ‘Daar hou je je voeten op, tot we stilstaan, tot er niets meer draait en tot ik zeg dat we stilstaan en dat er niets meer draait.’ Ik start de Suzuki en ga met mijn voeten ver uit elkaar zitten om zijdelings steun te hebben, want je kunt met een opstapper de raarste dingen beleven. Maar voor ik de kans krijg aanwijzingen te geven, voel ik Zia naar mij toeglijden en tegen me aan. Het is zo’n zadel, doorlopend, maar toch geen echte duo. Het helt sterk zodat de passagier geen keus heeft: hij moet lepeltjesgewijs tegen de bestuurder aanzitten.”

Leuk ten slotte dat Liedel je ergens op twee derde van het verhaal op het verkeerde been zet met betrekking tot de afloop: “Het blijkt niet Le Touquet te zijn waar ze langs wil, maar Berck-Plage, daar in de buurt. Ik rij de dijk op; er is nog veel licht; de zee ligt er vredig bij. Zia vraagt me te stoppen. Het is mij niet duidelijk waarom precies dààr. Er is niets dat mijn aandacht kan trekken, geen opvallend huis, geen stenen dolfijn, geen levende, evenmin een gedenksteen. Zonder een woord loopt ze de dijkglooiing af in de richting van de waterlijn. Ik denk dat het vloed wordt. Onder mij loopt de motor, regelmatig als een horloge. Waarom zou ik hem afzetten? Zij komt zó terug.” Mogelijk heb ik té veel fantasie, maar ik denk op zo’n moment dat de verdwenene zelfmoord gaat plegen. Wat dus niet zo blijkt te zijn. Al wil dat niet zeggen dat het einde zoveel vrolijker wordt voor het hoofdpersonage.

Allemaal redenen om het boekje, mocht je het tegenkomen, toch eens te lezen, maar – eerlijk is eerlijk – ook geen redenen genoeg voor mij om het in tegenstelling tot de vorige eigenaar na lezing in mijn boekenkasten te houden.

Björn Roose

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Ook iets te vertellen ? Ga je gang !