dinsdag 25 maart 2025

Dover – Frank Liedel (boekbespreking door Björn Roose)

Dover – Frank Liedel (boekbespreking door Björn Roose)

Ik besprak al twee keer eerder een boek van Frank Liedel, of toch een boekje, want het kortere werk schijnt ‘s mans specialiteit geweest te zijn: De krant uit Santa Fé (in november 2023) en De late zaligheid van Mon De Cocker (in juni 2024). Dat laatste had voor mij niet gehoeven, maar met het eerste presteerde de in 2012 overleden auteur (die overigens van zichzelf Leo Van Assche heette) toch iets wat bij boekjes uitgegeven bij De Clauwaert zelden gebeurt: na lezing verwees ik het niet naar de zolder.

Wat het met Dover, voorliggend werkje uit 1984, zou worden, wist ik nog niet toen ik aan de bespreking ervan begon, maar het verdict luidt uiteindelijk dat het mooi geschreven is, maar inhoudelijk toch niet sterk genoeg om er een centimeter plaats voor te laten in mijn kasten. En dat ondanks de warme aanbeveling op de achterflap: “In deze even ascetische als bewongen (sic) novelle wordt, zoals vaak bij Liedel, het wel en wee van twee tot drie generaties in één verhaal samengeperst. Steeds speelt de tegenstelling tussen burgerlijk fatsoen en de drang naar vrijheid en de volheid van de liefde een fundamentele rol. Alweer zijn er de vrouw als enigma en de verwijdering tussen vrouw en man, het verschalen en het fossileren (haast letterlijk) van hun liefde. Seks zonder liefde blijkt een gruwel. Nooit voordien heeft Frank Liedel het ongrijpbare en het abstrakte van het verschijnsel leven dermate pregnant behandeld (…) Deze novelle heeft een even gave als ingenieuze struktuur. Met een ritme dat volkomen past bij het verhaal, is ze een parel van adekwate bouw en navolgbare schrijfkunst – net een gepolijste steen, tussen hemel en water”.

Veel blabla, mijns inziens, maar goed, de blabla is dan ook afkomstig van René Turkry, zelf ook auteur (zij het een die al twintig jaar voor Liedel het tijdelijke met het eeuwige verwisselde), aan wie Liedel… dit negentig bladzijden dikke boekje opdroeg. Waarom is niet meteen duidelijk, misschien zaten ze samen in een kajakvereniging, het hoofdpersonage brengt in ieder geval het plan tot uitvoering om zijn frustraties uit te roeien (bad pun intended) door met een kajak Het Kanaal over te steken en in Dover te landen. Iets waar ík niet aan zou beginnen, maar zelfs al is míjn kajak dan ‘maar’ een vlakwaterexemplaar, enige sympathie voor wie daadwerkelijk zo’n tochtje zou maken heb ik wel.

En ik weet niet of Liedel ooit zelf gekajakt heeft, maar als hij zijn hoofdpersonage Prinsen de zee laat opvaren met “een rode Pavel Boone Pullman” getuigt hij toch wel van enige kennis ter zake. Het had “Bone” moeten wezen in plaats van “Boone”, naar de Sloveense kajakker Pavel Bone, maar na enig zoekwerk ben ik er wel in geslaagd het merk dat ergens op het einde van de jaren 1970 of begin van de jaren 1980 zijn laatste adem uitblies, op te sporen. Gumotex, de Tsjechische fabrikant waarbij ik mijn opblaasbare kajak kocht, was er toen ook al en maakt volgens mij ook zeer goede spullen, maar ik zou er toch de zee niet mee proberen over te steken. Zelfs niet als ik gefrustreerd zou zijn.

“Zeventien uren zal ik nodig hebben”, denkt Prinsen. “Dat heb ik berekend. In de duisternis ben ik verloren. Daarom moet ik wegvaren om vijf uur; dan kan ik in de schemering aankomen.” Ik ben in Hongarije wel eens een ‘berg’ opgewandeld om een uur of vier in de namiddag (volgens mijn vriendin is alles van minder dan duizend meter hoogte sowieso niet meer dan een heuvel, dus schrijf ik ‘berg’ met aanhalingstekens) met het gedacht dat ik dan ruim vóór de schemering terug beneden zou zijn, om dan vervolgens halverwege die berg te verdwalen, uiteindelijk de weg terug te vinden, ondanks het gevorderde uur toch verder door te trekken naar de top, en van daar langs ‘de kortste weg’ (dus ook de gevaarlijkste), ná het invallen van de schemering, terug naar beneden te gaan (volg de elektriciteitsmasten, die maken geen omwegen), maar min of meer vaste grond onder m’n voeten vind ik in het donker toch een aanvaardbaar risico, wat ik van een laagje hard plastic op zee niet zou durven beweren. Nog los van het feit dat een vos of een wilde kat tegenkomen me ook minder eigenaardig lijkt dan wat Prinsen daar ergens halverwege tussen het continent en Engeland ontmoet: “Ik neem de staaflantaren en veeg de kaart schoon als dertig meter vóór de Moonraker [zoals hij zijn kajak gedoopt heeft, noot van mij] een zandbank oprijst. Die zandbank doet dat zo snel dat het water van haar rug gutst, zo snel dat het geen zandbank kan zijn. Dat maakt op mij een diepe indruk. ‘Leila rov,’ zeg ik, wat zoveel als ‘goede nacht’ moet betekenen in het Hebreeuws en ik weet helemaal niet waarom ik precies die taal uitkies, want ik kan die wens uitdrukken in zeven talen, wat natuurlijk geen prestatie is, en op de duikboot van Russische makelijk (sic) wordt mijn groet zeker op een grimlach onthaald. Ik lig stil. Waarom zou dat nu een Rus zijn? Holland heeft ook duikboten, om maar één land te noemen. En daar liggen we dan. Ik kijk naar de duikboot; ik denk dat de duikboot naar mij kijkt. Dat geeft een ongelooflijk griezelig gevoel. Dan gaat hij heel zachtjes onder. Ik paddel achteruit, want voor zuiging ben ik bang. Maar de Rus doet het heel diskreet, zonder remous. Ik mag wel van de Strohl afblijven, want door mijn hoofd buitelen rare gedachten. Nu schrijft de Rus in zijn logboek: ‘Drie uur twaalf: zot in kano.’”

Een “zot in kano” die niet zo goed is met namen, denk ik dan. Want “Strohl” moet uiteraard “Stroh” wezen, al lijkt ook dát me geen aanrader als je de weg wil vinden op zee. Of als je, al was het dan maar de bemanning van een al dan niet Russische duikboot, de mensen een deftige “goede nacht” wil wensen. Want “Leila rov” is dronkemansgelal. In tegenstelling tot ‘Lilah tov’ wat, mits correct uitgesproken, wél ‘goedenacht’ betekent. Ach wat, als het een ‘Hollandse’ duikboot was – in die jaren beschikten de Nederlanders over, ik verzin dat niet, de Zeehond, de Potvis, de Tonijn, de Zwaardvis, en de Tijgerhaai (de Dolfijn werd in 1982 uit dienst gehaald al bleef ie wel in reserve tot in 1985) – zullen ze wellicht gedacht hebben: ‘Drie uur twaalf: een belg in een kano’.

Björn Roose

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Ook iets te vertellen ? Ga je gang !