vrijdag 7 maart 2025

Italiaans capriccio – Jos Smeyers (boekbespreking door Björn Roose)

Italiaans capriccio – Jos Smeyers (boekbespreking door Björn Roose)

“Jos Smeyers (Kessel-Lo, 1926), dr. Germaanse Filologie K.U. Leuven, was eerst leraar bij het secundair onderwijs, is nu hoogleraar Nederlandse Letterkunde. Hij publiceerde een bundel cursiefjes Hoe groen lacht mijn school (1975) en bij De Clauwaert twee romans Archipel van de eenzaamheid (1980, bekroond met de debuutprijs 1981 en de Arthur Merghelynckprijs) en Het tijdloze verzet (1984)”. Dat lees ik althans op de achterflap van het in 1989 bij het al genoemde De Clauwaert uitgegeven Italiaans capriccio, een boekje van vierenvijftig bladzijden (waarvan nog geen vijftig in beslag genomen door de tekst), voorzien van het inleidende citaat “En elke vreugd is pijn”, met daaronder het origineel “Todo deleite es dolor” van Lope de Vega, iets waarmee Smeyers in ieder geval bewees dat het niet allemáál Italiaans moest zijn wat in dit boekje terechtkwam.

Wat Smeyers (geen idee of de man nog in leven is, al zou negenennegentig jaar natuurlijk hoogbejaard zijn) verder probeerde te bewijzen, weet ik niet, maar als Italiaans capriccio geen navelstaarderij van een toen toch ook al drieënzestigjarige was, dan is Smeyers er met dit boek mooi in geslaagd te doen alsóf het de navelstaarderij van de hij-persoon betrof, een hij-persoon die door zijn uitgever (in het boek “Karel” genoemd, een voornaam waarvan ik niet kan zeggen of die ook gedragen werd door de uitgever van De Clauwaert) opgebeld wordt “om te zeggen dat er nog een plaats vrij was in de novellenreeks voor het nieuwe jaar”, “niet wist waarover hij zou schrijven”, en daarom besluit zonder zijn vrouw naar Italië te trekken om daar inspiratie op te doen. Wat helemaal tot het einde van het boekje niet lukt – u raadt het al: het voorliggende verhaal is zogezegd het uiteindelijke resultaat (“schijven” in plaats van “schrijven” is zelfs het laatste woord in dit werkje) – omdat hij van begin tot einde loopt te geilen op een andere vrouw, een vrouw waarmee hij uiteindelijk ook de koffer induikt, wat niks oplevert behalve een stukje melodrama dat je eigenlijk al van een uur ver ziet komen en een uitermate kleffe paragraaf als deze: “Zijn ogen zijn vlinders over het landschap van haar lichaam. Haar borsten kust hij, traag en hevig, haar oksels die geuren naar de zee, haar navel, haar overvloedige, kroezende schaamhaar. Dan trekt zij zijn mond op haar mond, zijn lichaam op de (sic) hare en brengt zijn lid tussen haar dijen. Vochtig is het daar en warm. Haar lichaam beweegt heftig. Over zijn lichaam voelt hij de hunker van haar handen en haar mond. ‘Kom.’ Ze fluistert het smekend. Hij glijdt in haar binnen. Haast tegelijk komen ze klaar.”

Hoe plakkerig wou u het hebben? Moet dát nu voorstellen wat de auteur, of toch minstens zijn hoofdpersonage, zichzelf aanpraat op pagina 17?: “(…) was schrijven zijn manier om macht te hebben? Lianen van woordenreeksen en slingers van kleurige klanken om greep te krijgen op anderen. Of om ze te schokken. Uit te dagen. Om bedekt, en eigenlijk toch veel scherper en harder, te schrijven wat hij hun niet recht in hun gezicht durfde te zeggen, degenen die het allemaal zo vanzelfsprekend wisten, alles zo vanzelf aankonden, zo vanzelf superieur waren.” Moet deze lang uitgesponnen natte droom van een (quasi) pensionado een vorm van revanche vormen? Moet dit verhaal echt aantonen dat de schrijver van het verhaal niet moet onderdoen voor anderen? Een verhaal dat me doet denken aan het soort dingen dat ik in mijn tienerjaren ook wel eens produceerde (maar gelukkig nooit ter publicatie aanbood) en dat behalve het binnen doen van een schijnbaar moeilijk bereikbare vrouw, met wat emotionele flauwekul er achter aan (om het geheel toch een beetje ‘standing’ te geven in plaats van de beschrijving te blijven van een ‘one night stand’), vooral een soortement toeristische rondleiding door een stukje Italië is: het Palazzo Ducale, de basiliek en het geboortehuis van Rafaël in Urbino, San Marino, de Piazza del Popolo en het mausoleum van San Vitale in Ravenna, de basiliek van Sant’Apollinare in Classe, “de schitterende, door Sigismondo Malatesta in renaissancestijl vernieuwde kerk” en “de lange Corso di Augusto, die de triomfboog van keizer Augustus verbindt met de ingetogen brug over de Marecchia die door een andere Romeinse heerser, keizer Tiberius, voltooid werd” in Rimini, het kasteel van Gradara, een havenkroegje, een restaurantje, flaneren door de winkelstraten, enfin, de hele reutemeteut van de gemiddelde toeristische folder? Dat kán, maar dan zullen die anderen toch zorgvuldig moeten gekozen worden.

Björn Roose

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Ook iets te vertellen ? Ga je gang !