‘Je vindt alles op het internet’. Naar het schijnt. Tenzij je
informatie zoekt over Josiane Forster-Huys, auteur van voorliggend
Een eiland zoeken (uitgegeven bij Davidsfonds/Clauwaert
in 1997). Dan vind je namelijk alleen één pagina op Hebban.
Een pagina waarop exact dit boekje staat. Met 0 beoordelingen en
evenveel recensies. Dan maar even teruggrijpen naar de achterflap:
“Josiane Forster-Huys (Brugge, 1944) woont al jaren in Duitsland.
Bij Davidsfonds/Clauwaert publiceerde ze eerder de romans Het
sabbatjaar en De trage uren en de verhalenbundel Het
familiefeest en andere verhalen.” Tenzij u haar dáárvan kent,
weet u nu nog steeds evenveel over de auteur, maar toch ook niet
minder dan ik.
Enfin, da’s strikt genomen ook niet nodig om een boek te lezen, of
een boekje, want dit exemplaar is maar een goeie dertig bladzijden
dik. En terwijl we toch op de achterflap zitten, geef ik u mee wat
daar over die dertig bladzijden verder nog te lezen valt: “Op zoek
naar materiaal voor een historische roman reist een schrijfster van
Duitsland naar Mallorca. Ze sluit er vriendschap met een ouder Duits
paar dat grote belangstelling heeft voor haar romanproject. Bij hen
vindt ze morele steun in haar zoektocht naar sporen van het
middeleeuwse mozarabische verleden van het eiland. Het wordt een
speurtocht naar brokstukken van een verdwenen, vernietigde
beschaving. Toch geeft de geschiedenis genoeg informatie prijs om
voor inspiratie te zorgen. Het verhaal krijgt stilaan vorm in de
figuur van het christenmeisje Anisa. Zij wordt door de Arabische
Yasid in huis gehaald: eerst als dienstmeisje, later als geliefde.
Hun droom wordt stuk geslagen door fanatisme. Een fanatisme dat nog
steeds bestaat, al is het dan ingebed in een andere context en een
andere ideologie… Heden en verleden, fictie en realiteit liggen
beklemmend dicht bij elkaar in dit subtiel opgebouwde verhaal. Een
indringende en sfeervolle novelle.”
Veel fantasie moet je dan niet hebben om gezien de geschetste context
zelfs zonder het boek open te slaan te weten dat Forster-Huys met die
“andere context en een andere ideologie” het
nationaal-socialisme, of de neo-vorm daarvan zal bedoelen en dat
wordt meteen al op de tweede pagina bevestigd: “Een man met een
yarmulke op het hoofd kijkt aarzelend rond. Misschien kan ik
hem helpen. Hij vraagt me of er ook op zondag een wisselkantoor open
is. Hij spreekt de taal die zijn broeders hoorden toen ze naar de
gaskamers werden gedreven. Ik ga een stuk met hem mee, woordeloos,
tot hij de bank ziet. ‘Ich danke Ihnen vielmals und wünsche
Ihnen einen guten Flug.’ ‘Shalom,’ zeg ik zacht. Hij
legt zijn handen op mijn schouders. ‘Shalom. Shalom.’
Een vredegroet, een zegen, als het vlerken van een witte, volmaakte
duif. Terwijl ik hem nakijk, komt er een jonge kerel voorbij.
Kaalgeschoren hoofd, zwart-lederen broek en blouson, rijglaarzen met
harde hakken. Hij spuwt voor mijn voeten. ‘Judenhure.’”
Nu zal ik de laatste wezen om te beweren dat er geen vredelievende
joden zijn en geen stoute neonazi’s – al is dat toch wat
moeilijker in tijden waarin het ‘historische’ toevluchtsoord van
de joodse diaspora quasi zonder tegenstand (al helemaal niet vanuit
het zogenaamde ‘westen’) zijn buren bombardeert en in Oekraïne
de neonazistische Azov-Brigade recent nog uitgebreid werd tot een
Azov-Korps (met financiering en zonder enige tegenwerking vanuit
datzelfde ‘westen’) -, maar veel meer voor de hand liggend moet
het toch allemaal niet worden. Zelfs niet in een kortverhaal, waar
je, als je het niet gedaan krijgt om voldoende nuance aan te brengen,
desnoods een langer verhaal van kan maken.
Maar dat zat er dus niet in, Forster-Huys was duidelijk van plan een
verhaal te schrijven waarin twee partijen – in deze tijden bien
étonnés de se trouver ensemble – het slachtoffer zijn: joden
en moslims. En niet van mekaar, maar van neo-nazi’s en van
christenen. Iets waar iets in zit – als je de mensen maar opdeelt
in groepen zullen ze allemaal vroeg of laat wel slachtoffer van iets
of iemand geweest zijn, zelfs al is het voornamelijk omdat ze menen
dat slachtofferschap erfelijk is -, maar waarbij dan wel ‘vergeten’
wordt dat ook alle andere deskundig samengestelde groepen vroeg of
laat het slachtoffer van iets of iemand geweest zijn of op zijn minst
menen dat geweest te zijn. Op Mallorca bijvoorbeeld ‘de’
christenen van ‘de’ moslims. Dat er vanaf 707 zo’n twee eeuwen
van voortdurende Moorse aanvallen op het toen christelijke eiland
plaatsvonden, moffelt Forster-Huys gemakshalve weg. Wellicht omdat
die aanvallen niét ingegeven waren door “fanatisme”? Of omdat de
“beschaving” die de invallers met zich meebrachten niét
vernietigend was voor de beschaving die zich voor hen op het eiland
al ontwikkeld had? Ze geeft nota bene zelf (in het boek, niet op de
achterflap) aan dat “het christenmeisje Anisa” regelrecht
ontvoerd wordt vooraleer ze “dienstmeisje” en vervolgens
“geliefde” wordt, maar vindt het klaarblijkelijk alleen maar erg
als andere mannen, christelijke mannen, haar later óók als bezit
beschouwen. Da’s een keuze, natuurlijk, dat door een gekleurde bril
naar een dergelijk va-et-vient van feiten en feitjes kijken,
maar dan wel een keuze die ik eerder bij de propaganda zou indelen
dan bij de literatuur. Een keuze ook die, pakweg, de conflicten
tussen Israël en zijn buren voor eeuwig kan laten duren, of tot de
laatste moslim en jood zijn uitgemoord, wat ook al niet zo snel staat
te gebeuren, al kunnen beide ‘slachtoffers’ daar tegenwoordig
bijna zonder ‘westerse’ hulp mee aan de gang blijven.
Hoe dan ook, met haar reisje naar Mallorca in de hoop daar inspiratie
te vinden, heeft de schrijfster (of haar hoofdpersonage) een vast
thema bij Clauwaert opgenomen. Een thema dat de lezer
bijvoorbeeld ook al zag passeren in het door mij in maart van dit
jaar besproken Italiaans capriccio van Jos Smeyers. Beetje voor de hand liggend, zo’n combinatie van
sightseeing, inboorlingen en ‘uitboorlingen’ leren kennen,
en de belevenissen van de schrijver gebruiken als raamvertelling,
maar het was u allicht al duidelijk dat Forster-Huys er niet mee zit
(of zat, geen idee of de schrijfster nog leeft) voor de hand liggende
dingen te doen. Zoals ik allicht iets voor de hand liggends doe als
ik ook dít boekje van Clauwaert naar de zolder verwijs…
Björn Roose
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Ook iets te vertellen ? Ga je gang !