vrijdag 23 mei 2025

Hoofdenbakker – Dromen van menselijke maakbaarheid in de vijftiende tot de zeventiende eeuw – Wendy Wauters (boekbespreking door Björn Roose)

Hoofdenbakker – Dromen van menselijke maakbaarheid in de vijftiende tot de zeventiende eeuw – Wendy Wauters (boekbespreking door Björn Roose)

Ik herinner me nog dat ik voor het eerst hoorde over de ‘herbakkers’ tijdens een uitstapje naar de Huysmanshoeve in Eeklo. Dat uitstapje blijkt – zo leer ik door te gaan zoeken in mijn foto’s – alweer van 2018 geleden te zijn, maar wat mijn geheugen betreft heb ik dus alvast geen ‘herbakker’ nodig.

Geen ‘herbakker’ en geen hoofdenbakker, want da’s eigenlijk twee keer hetzelfde, al zijn die van Eeklo er natuurlijk van overtuigd dat zij de enige echte zijn. De enige echte ‘herbakkers’/hoofdenbakkers dus, ‘t is te zeggen, stielmannen die op verzoek van de klant zijn niet geheel bevredigende hoofd verwijderen, een verondersteld beter bakken, dat op de romp van de klant plaatsen, en deze daarna geheel tevreden zien buitenwandelen.

Klinkt – hoop ik toch – ongeloofwaardig, maar hoofdenbakkers waren ooit een thema in de grafische kunst, een thema dat veel verder verspreid raakte dan de regio rond Eeklo, en de Phoebus Foundation, waardoor het boek Hoofdenbakker – Dromen van menselijke maakbaarheid in de vijftiende tot de zeventiende eeuw is uitgegeven als nummer XXXI in de serie Phoebus Focus, heeft een schilderij rond dat thema in zijn collectie. Een schilderij van een onbekende meester weliswaar, maar gezien het thema en wat daar rond hangt toch goed voor een kleine honderd bladzijden van de hand van Wendy Wauters, de jongste paar nummers regelmatig auteur in OKV-magazine (waar de boekjes in deze serie nog altijd gratis bij geleverd worden), maar in 2017 ook al auteur van een scriptie onder de titel Een oven vol van menig hoofd en zotten bol. Een cultuurhistorische analyse van de oven als instrument voor menselijke maakbaarheid binnen de schijnoperaties in de vroegmoderne beeldcultuur, wat op zijn minst wil zeggen dat ze ook vóór ze dit in 2023 gepubliceerde boekje schreef al iets over het onderwerp wist.

Of dat zo is, kan ik niet bevestigen (ik ken per slot van rekening zelf niks van het onderwerp), maar van voorliggend Hoofdenbakker heb ik toch wel een en ander geleerd, dus ik durf aannemen dat Wauters dat nu in ieder geval wél doet. En niet alleen dáárvan: de fontein van de eeuwige jeugd, verjongingsovens, oudewijvenmolens, en nog een aantal andere “schijnoperaties” passeren eveneens de revue, terwijl die dus niet te zien zijn op het schilderij uit het begin van de zeventiende eeuw dat ze net na het Voorwoord van Katharina Van Cauteren (vast recept in de boekjes van deze serie) als volgt beschrijft: “Bevroren in de actie houdt een bakkersknecht zijn kapmes omhoog om met een welgemikte zwaai de man voor hem te onthoofden. Hoe luguber deze handeling ook lijkt, op een enkeling na is iedereen in het schilderij de rust zelve. Het interieur maakt stapsgewijs de aanleiding voor deze groteske daad duidelijk. Onmiddellijk na de onthoofding verzamelen de assistenten de hoofden netjes in een rieten mand. Een tweede korf is tot aan de rand gevuld met kroppen kool, die klaarliggen om ze op de naakte halzen van de wachtende patiënten te plaatsen. De afgehakte hoofden worden ondertussen onder handen genomen door de bakkersknechten. Eerst smeert een knecht ze in met een vloeibare substantie, daarna worden de hoofden uitvoerig gekneed en bewerkt met een deegrol, om vervolgens in de bakkersoven te worden geschoven. Na afloop plaatst een knecht de herbakken hoofden weer stevig op de halzen van hun eigenaars. De operatie slaat duidelijk aan: de meesterbakker verwelkomt al een rits nieuwe gegadigden die met hun reeds afgehouwen hoofd in de hand hun beurt afwachten.” Als u uw fantasie gebruikt, kan u zich daar misschien een schilderij bij inbeelden, indien niet, dan verwijs ik u graag naar het boek zelf (zoals de meeste boekjes in deze serie ook voor de rest zeer lezenswaardig).

Maar wat hier werkelijk aan de orde is, is natuurlijk niet het uiterlijk, doch het innerlijk: “Het ongrijpbare verlangen naar perfectie – en het daarmee gepaard gaande hoongelach van laatdunkende toeschouwers – blijkt van alle tijden.” Of toch in ieder geval van vele eeuwen, want meteen in het volgende hoofdstukje al keert Wauters terug naar ‘testamentische’ en “oudtestamentische” vertellingen waarin mensen ook al in ovens werden gestoken om hen of de toeschouwers te veranderen, al moeten we volgens Wauters “vooral een vijftiende-eeuwse praalwagen”, “een van de wagens uit de Schembartlauf, een carnavalsparade die van 1449 tot 1524/1539 in de Duitse stad Neurenberg werd gevierd”, “als denderend iconografisch beginpunt” zien, want deze wagen (of toch de weergaves ervan, een tachtigtal in totaal) vertoonde “opmerkelijke overeenkomsten met de gepenseelde Hoofdenbakker”, en daarmee ook met alle andere gepenseelde ‘Hoofdenbakkers’, want weinige van die andere laten zoveel van de ‘procedure’ zien als het exemplaar van de Phoebus Foundation (t.t.z. dit béste exemplaar van de Phoebus Foundation, want van de dertien bekende exemplaren heeft die er zowaar twee in bezit). Wat niet wil zeggen dat er tussen de genoemde vertellingen en de Neurenbergse wagen geen verwijzingen naar soortgelijke taferelen bestonden: “Een oventherapie om waanzin uit te branden (alla pratica del forno caldo) werd door de benedictijnse monnik Goffredo malaterra beschreven in zijn Historia Sicula (1064)”, en “in West-mediterrane dansrituelen was er sprake van een exorcistische praktijk in en rond een oven”, luidt het in een van die kaderstukjes, Heilzame ovenrituelen, die zo typisch zijn voor deze serie.

Ik bespaar u verdere details over wie wellicht het “prototype” van de hoofdenbakkersschilderijen bij mekaar penseelde, de drager waarop het in dit boekje besproken schilderij werd aangebracht, de al dan niet werkelijke rechten die de Eeklonaars kunnen laten gelden op hun bijnaam (rechten die ze kennelijk vooral afleiden uit een mogelijke schrijffout), en uitstapjes richting andere halve zolen als de tongenslijpers van Denderbelle en de maneblussers van Mechelen, maar duik graag kort na die laatste het boek terug in met dit citaat: “De behandelingen waren even inventief als uiteenlopend: er werden hoofden vertimmerd in een smidse, neuzen en tongen geslepen aan een enorme slijpsteen, mensen omgesmolten door klokkengieters, en zotskeien uitgesneden door kwakzalver-artsen. Vooral dat laatste was een populair thema: een zogenaamde Steen der Dwaasheid werd uit het hoofd van de patiënt verwijderd. De zoektocht naar maakbaarheid nam dus vele gedaanten aan”. En berustte niet geheel op fictie, mogen we daar met de auteur aan toevoegen: “Meestal zat er een grond van medische waarheid in de afgebeelde behandelingen, maar de situatie was dusdanig absurd dat er geen twijfel bestond over haar kluchtige karakter. Het ging om een hyperbolische overdrijving die de goedgelovigheid van de klanten nog eens extra in de verf zette.” Van de klanten en van de overheden (zo deze al niet dezelfde waren): “Ook in Malleus maleficarum (1487), een handboek voor inquisiteurs, verklaarden de auteurs dat bezetenheid het gevolg was van de duivel die de lichaamssappen uit evenwicht bracht. Het laten uitsnijden van de zotskei klinkt ineens niet meer zo vergezocht.” Als de Hexenhammer het zegt, kan het inderdaad wel eens kloppen…

Enfin, ook als de auteur het verder heeft over ‘narrensnijders’, gecombineerde schijnoperaties (want op den duur had het publiek niet meer genoeg aan de afbeelding van één van die zottigheden), of de overblijfselen van de Dromen van menselijke maakbaarheid in onze taal, blijft ze interessant, en de uitgebreide en zeer verscheidene illustraties zijn eveneens van aard om deze eenendertigste uitgave in de serie Phoebus Focus te kunnen aanbevelen. Geen nieuw hoofd, maar ook voor de rest niets nieuws onder de zon wat dat betreft.

Björn Roose

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Ook iets te vertellen ? Ga je gang !