Ik kende de naam Gu Hua, pseudoniem van de in 1942 geboren Chinees
Luo Hongyu, niet tot ik vrij kort na mekaar zowel voorliggende De
Tuin der Literaten als het algemeen als zijn beste werk erkende
Het dorp Hibiscus op de kop tikte. Ik ben dus zo vrij er van
uit te gaan dat u de naam niet kende tot u hetzelfde deed of bij deze
boekbespreking uitkwam, en neem dus de vrijheid u nog iéts meer over
de auteur te vertellen: hij werd geboren op het platteland, leerde de
klassieke Chinese auteurs kennen tijdens zijn lager onderwijs, maar
moest zijn opleiding in 1958 al op een laag pitje zetten omdat zijn
vader overleed en hij zijn familie moest helpen. Een jaar later werd
hij echter aangenomen op een landbouwschool in Zhangzhou, van waaruit
hij tegen het einde van de Grote Chinese Hongersnood
overgeplaatst werd naar een soortgelijk instituut in Yinzhou, waarna
hij gedurende veertien jaar, dus ook gedurende het grootste deel van
de Culturele Revolutie, op een kleine boerderij werkte. Zijn
eerste literaire werk verscheen al in 1962 en hij publiceerde zeer
veel van 1971 tot 1976. In 1980 werd hij lid van de Chinese
Schrijversbond, wat hem niet verhinderde in 1988 te emigreren naar
Canada, wat hem op zijn beurt niet verhinderde voorzitter en
onder-voorzitter van de Hunan-afdeling van diezelfde Schrijversbond
te worden.
Wie al niet weet waar hij het heeft bij het lezen van termen als “de
Grote Chinese Hongersnood” of “de Culturele Revolutie”,
zou ik aanraden zich minstens kort even in de moderne geschiedenis
van de zogenaamde ‘Volksrepubliek’ te verdiepen, want ik ben niet
van plan dieper op die zaken in te gaan, zelfs al speelt dit boek
zich af tegen de achtergrond van zowel de Grote Sprong Voorwaarts
(oorzaak van genoemde Hongersnood) als de Culturele
Revolutie. En ik kán niet ingaan op het waarom van het boek De
Tuin der Literaten. Het origineel daarvan, Rulin Yuan, zou
pas gepubliceerd zijn in 1990, zijnde na de emigratie van de auteur
naar Canada, dus hoeft de betoonde kritische zin tegenover het
Chinese regime niet te verbazen, maar aan de andere kant was ook het
in 1981 gepubliceerde Furong zhen (de originele titel van Het
dorp Hibiscus) zeer kritisch voor de Culturele Revolutie
en leverde hem dat een van de meest prestigieuze literaire prijzen
van China op.
Toegegeven, Mao Zedong was toen al een jaar of vijf dood en in
communistische middens wordt er wel eens binnen het milieu afgerekend
door degenen die kritisch zijn voor de vorige ‘leiders’ op een
piëdestal te zetten, maar ook op het einde van De Tuin der
Literaten blijkt al dat wie ooit in een Chinees heropvoedingskamp
gezeten heeft (en er zitten ook vandaag nog mensen in Chinese
heropvoedingskampen) niet noodzakelijk voor eeuwig gebrandmerkt
blijft, al was de reden waarom iemand in zo’n heropvoedingskamp
terechtkwam dan toch vaak een ander brandmerk dat men meedroeg: de
verkeerde ouders hebben. Van ‘bourgeois’ afkomst zijn, van
koelakkenherkomst, en niet bereid blijken je daarom voor eeuwig en
drie dagen in de stront te laten onderdompelen: “In Peking waren
nieuwe leuzen opgeplakt: ‘Een rechtse die amok maakt, moet ter
plekke worden gedood.’ Op de campus van de universiteiten werd het
‘Lied van de bloedverwanten’ gezongen: ‘De zoon van elke held
is een goede jongen, de zoon van een reactionair is een slechte vent!
Wie wil leven moet zich snel overgeven, wie zich niet overgeeft wordt
begraven! Begraven!’” “Gelijkheid, broederschap, mensenrechten,
allemaal bourgeois rotzooi. Revolutie was klasseonderdrukking, de
tegenstander tegen de grond slaan en hem nooit meer de kans geven om
op te staan.”
Ook ná het lezen van dit boek is me niet duidelijk geworden of het
regime er echt van overtuigd was dat je genetica je tot een eeuwige
vijand van ‘het volk’ kon bestempelen, maar veel van de trouwe
‘soldaten’ van dat regime, ‘soldaten’ die door Mao zonder
probleem ook werden ingezet om voormalige bondgenoten aan te vallen,
waren dat ongetwijfeld wel, en dát soort stompzinnigheid heeft
iedereen die zich in de voorbije jaren wel eens aan de verkeerde kant
van het gesundes Volksempfinden bevond uitgebreid leren
kennen. Van ‘je bent fout omdat je niet in de door ons
gedefinieerde arbeidersklasse bent geboren’ naar ‘je bent fout
omdat je je geen angst laat aanjagen door een ernstige griep’, het
is slechts een kleine stap, en beslist geen stap richting morele vooruitgang.
Enfin, terug naar het boek. In dat boek “arriveert”, zoals
op de achterflap aangegeven wordt, “een groep jongeren uit Peking
in de Tuin der Literaten, het agrarisch werkkamp voor hoofdstedelijke
hogescholen en universiteiten. Opgepakt als reactionair student
zullen zij daar een jaar lang ‘heropvoeding door arbeid’
ondergaan”, een jaar waarin “een bizar leven van vriendschappen
en ruzies, verraad en botsingen met de kampleiding [ontstaat]”.
“Een verbijsterende wereld”, waarin “de Heer van Wuyi, de Bonk
van Mantsjoerije, de Begaafde van het Tai-meer, het Muildier van
Henan, Professor Hollywood en anderen (…) overeind [blijven]”, in
tegenstelling tot vele anderen ongetwijfeld, die echter grotendeels
uit beeld blijven, en ook niet altijd ongeschonden.
De Tuin der Literaten gaat dan ook, hoe kan het anders, over
honger en leven op het randje van verhongering, over dwangarbeid en
straffen (al zij het dan zelden lijfstraffen), over het beest in
mensen, maar ook over iets dat heel erg typisch was voor het
toenmalige (misschien ook nog huidige) Chinese systeem: een walging
opwekkende hypocrisie. In iedere dictatuur ter wereld, vroegere en
tegenwoordige, word je geacht mee te huilen met de wolven in het bos
als je de maatschappelijke ladder wil beklimmen; in iedere dictatuur
ter wereld, nog steeds vroegere en tegenwoordige, word je geacht je
mond te houden als je de maatschappelijke ladder niet (verder) wil
afdalen; maar in de Chinese dictatuur volstond (en volstaat?) dat
niet. Je ‘kapitalistische achtergrond’ wordt nooit vergeten en
die op zich kan reden genoeg zijn om je op eender welk moment en hoe
hard je ook je best doet om een goeie proletariër te zijn, simpelweg
van de ladder af te gooien. Je wordt, wat ook je achtergrond is, in
essentie geacht iemand te zijn die voortdurend zondigt, is het niet
in daden dan toch in gedachten (waarbij de aanwezigheid van gedachten
niet minder schandalig wordt geacht dan het stellen van daden), en
als ánderen je daarvan beschuldigen, heb je eigenlijk al gefaald: je
dient jezelf voortdurend in staat van beschuldiging te stellen. Wie
vandaag nog een slachtoffer is van het kapitalisme, kan morgen zelf
een smerige uitbuiter zijn, zelfs al heeft ie geen rooie duit. Mensen
zijn fout, op een paar aan de leiding na (en dat slechts voor zolang
dat duurt), en dienen zichzelf doorlopend te corrigeren. Mensen
kunnen alleen maar goed zijn als ze willoze slaven van de staat
worden én er zichzelf intussen aan blijven herinneren dat ze
verschrikkelijk fout zouden zijn van zodra ze van die gedragslijn
afwijken. Publieke ‘biechten’, openbare beschuldigingen,
verklikkingen, en een gelatenheid waar je het als buitenstaander
ontzettend moeilijk mee krijgt, zijn dan ook in dit boek – en in
het leven zoals het in China was (wellicht in essentie nog is) –
een rode draad. Hoop breekt soms door, een zeldzame keer verzet (een
verzet dat zich dan nog uit onder de vorm van de neiging uit het spel
te willen stappen), maar verandering komt er voor de (met hun
bijnamen) genoemde personages eigenlijk pas als het regime ook verandert.
Geen boek waar je vrolijk van wordt dus, maar ook weer geen
beschrijving van een hel op aarde. De Tuin der Literaten
grijpt je niet naar de keel zoals Kolyma – Verhalen uit de Goelag Archipel van Varlam Sjalamov dat bij momenten wél doet (zelfs al vergelijkt
een van de personages De Tuin der Literaten wel met die Goelag
Archipel). Het grootste deel van de tijd kabbelt het rustig
verder en het krijgt ook nooit de tijd om op tempo te komen. Iets dat
misschien aan de, ook in de vertaling van de hand van Marc van der
Meer, doorkomende Chinese stijl ligt, een stijl die niet toe lijkt te
laten dat de zaken vooruit gaan, maar ongetwijfeld ook aan de, zij
het bij momenten sterk gecamoufleerde, structuur. De Tuin der
Literaten is namelijk een raamvertelling: wat er gebeurt in het
kamp is uiteraard belangrijk en dié lijn neemt bij momenten de
overhand, maar de personages worden ook geleidelijk allemaal
geïntroduceerd, mét heel hun achtergrond, mét de reden waarom ze
langzamerhand richting het heropvoedingskamp bewogen, mét heel hun
omgeving. Een beetje oneerbiedig zou je kunnen zeggen dat Gu Hua het
kamp heeft geconstrueerd om die verhalen met mekaar te verbinden,
maar die verhalen zorgen er niét voor dat De Tuin der Literaten
goed aan mekaar hangt.
Om die samenhang te bereiken zijn tussentijdse ‘samenvattingen’
als deze nuttiger: “De geleerde liep de soldaat tegen het lijf, de
analfabeet regeerde over de geschoolde, de botterik disciplineerde de
verfijnde.” Of: “Deze slechte jongeren met hun reactionaire
gedachten, begaafde studenten met specialisaties als astrofysica,
politieke economie, juridische filosofie, theoretische wiskunde,
biologie, thermonucleaire energie, hydroëlektriciteit, metallurgie,
geschiedenis van de geesteswetenschappen, filmacteren en -regisseren,
ontdekten zo al snel dat het pas echt een kunst was om drie keer per
dag te eten zien te krijgen, een kunst waarvoor ze hun intelligentie
en gaven tot het uiterste konden aanwenden.” Of, ten slotte: “De
mensheid heeft met veel pijn en moeite haar primitieve gewoonten van
zich afgeschud en gedurende miljoenen jaren beschaving opgedaan. Van
het woud naar de grasvlakte. Van stenen gebruiksvoorwerpen naar
ijzeren gebruiksvoorwerpen. Van jacht naar landbouw. Van
kleinschalige produktie naar massaproduktie. De gedachten van
intellectuelen hervormen betekent daarentegen tegen de stroom van de
geschiedenis ingaan: men moet ervoor zorgen dat ze van een hoog
niveau terugkeren naar een laag niveau, van complexiteit naar
eenvoud, van kennis naar onwetendheid, van beschaving naar
barbaarsheid. Het ongelukkige is dat voor de terugkeer van mensen
naar primitieve gewoonten en dierlijke instincten slechts een periode
van enkele maanden nodig is. De daarvoor vereiste methode is
buitengewoon simpel: honger.”
‘Samenvattingen’ ook die een oneindig hoger niveau halen dan –
gelukkig zeldzame, want dit boek hoe dan ook vervuilende – passages
als deze: “Ik was me rot geschrokken. Jij was een echte expert.
Kijk nu, waar gingen je handen naartoe? Je deed me helemaal opzwellen
en veroorzaakte een Grote Sprong Voorwaarts, één dag stond gelijk
aan twintig jaar, we gaven onze handen vrij spel. Fluitmeisje, je
wist wat je deed. Ik kwam overeind, je had je handen bevuild.”
Zelfs al worden die passages dan gevolgd door iets als dit: “Ach,
de Grote Sprong Voorwaarts, de Algemene Lijn, de gezamenlijke
kantines van de volkscommunes: als voorzitter Mao en het Centraal
Comité ergens naar wezen, renden de dorpelingen er naartoe.” Of:
“In de ogen van dictators zal de winter altijd het mooist zijn: een
wereld van ijs en sneeuw, wanneer het hele land in rust is, schoon en
smetteloos, geluidloos en ademloos, levenloos en onvruchtbaar. Alle
gezichten één uitdrukking, alle neuzen één kant op en eenieder
heft het loflied aan om hen een eeuwig leven te wensen.”
Nu goed, ik houd De Tuin der Literaten in mijn collectie omdat
het onderwerp tot mijn interessesfeer behoort en ik ter zake veel
minder liggen heb van Chinese auteurs dan van Russische. Wie minder
sterk geïnteresseerd is in het functioneren van dictaturen en toch
wat wil bijleren over de Chinese zou ik echter boeken aanraden die op
een directere, minder literaire manier, de geschiedenis daarvan
aanpakken. Wie het voor literatuur heeft, zou ik willen zeggen dat er
beslist mooie passages in dit boek te vinden zijn, maar dat de
Chinese manier van vertellen vaak een beproeving is. Het is dus met
enigszins gemengde gevoelens dat ik tegen dit boek van Gu Hua
aankijk, ondanks het feit dat ik er mijn ex-libris in gestempeld heb.
Laat dat u evenwel niet tegenhouden: u kan het per slot van rekening
ook geheel gratis online lezen via deze link.
Björn Roose
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Ook iets te vertellen ? Ga je gang !