dinsdag 22 april 2025

Suzanna en de ouderlingen – Katharina Van Cauteren (boekbespreking door Björn Roose)

Suzanna en de ouderlingen – Katharina Van Cauteren (boekbespreking door Björn Roose)

Suzanna en de ouderlingen, ondertitel #MeToo in de tijd van Hendrick De Clerck (ca. 1560-1630), is als ik het goed heb pas het tweede boekje in de intussen dertig edities lange serie Phoebus Focus dat van de hand van Katharina Van Cauteren is. Nummer V, Het meermonster van Tagua Tagua – Monstermanie en hofintriges inde achttiende eeuw, was het vorige dat ze voor haar rekening nam, en zoals voor dát nummer geldt ook voor nummer XXX dat de “stafchef (…) van de Kanselarij van The Phoebus Foundation en (…) gedelegeerd bestuurder van The Phoebus Foundation Stichting van Openbaar Nut”, zoals ze op de achterflap wordt aangeduid, bij dit exemplaar dus niét haar traditionele Voorwoord heeft geschreven.

Om de vergelijking tussen de beide nummers af te maken, zou ik durven zeggen dat Paul Huvenne, in nummer V nog aangeduid als “Eredirecteur van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen”, terwijl hij in nummer XXX “Ere-directeur van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen” geworden is (als het verschil u ontgaat, moet u dat maar nog eens lezen), in beide boekjes het werk aan het Voorwoord heeft overgenomen, maar daar houdt de vergelijking wel zo’n beetje mee op. Nee, nummer XXX is niet minder mooi van drukwerk, papier, illustraties, enzovoort dan nummer V, maar terwijl nummer V slechts zesennegentig bij momenten dun gedrukte pagina’s haalde, zijn de meeste pagina’s van nummer XXX goed gevuld en dat terwijl het er ook nog eens honderdtweeënvijftig zijn. Nummer V is daarmee een middenmoter in de serie, nummer XXX is daarmee het dikste tot nog toe (t.t.z. wat betreft de nummers die ik al ontvangen heb bij mijn abonnement op OKV-Magazine, want de serie is intussen eigenlijk al zesendertig nummers ver).

Dikte zegt natuurlijk niet alles (look who’s talking, zeggen ze dan), maar dat er van de om en bij vierennegentig bladzijden die in dit nummer gevuld zijn met beeldmateriaal (bijna twee derde dus) er slechts een dozijn gewijd zijn aan déze Suzanna en de ouderlingen (“déze” omdat Hendrick De Clerck er meer dan één schilderde) zegt wel dat het beeldmateriaal zeer divers is, wat ook geldt voor de tekst. “Divers” in dat laatste geval in de zin van een een breed gamma aan onderwerpen bestrijkend, een eigenschap die door de band voor alle boekjes in deze serie van toepassing is, overigens. Een Suzanna en de ouderlingen van Maarten De Vos, De ouderlingen proberen Suzanna te verleiden van Jan II Collaert (naar Maarten De Vos), De ouderlingen beschuldigen Suzanna van overspel, Profeet Daniël komt op voor Suzanna, en Steniging van de ouderlingen van diezelfde (en naar diezelfde), een andere versie van Suzanna en de ouderlingen van De Clerck, Suzanna en de ouderlingen van Jan Massijs, Suzanna en de ouderlingen van Antonius II Wierix, Suzanna en de ouderlingen van Christoffel Jegher (naar Peter Paul Rubens), en Suzanna en de ouderlingen van Rafaël I Sadeler (naar Frans II Pourbus) lijken als ‘illustraties’ toch nogal sterk op het Bijbelse hoofdthema gefocust, maar het noemen van een aantal andere illustraties moet toch al kunnen aantonen dat dat hoofdthema niet álles bepalend is: Maria Magdalena van Titiaan, Maagschap van Maria en familie van de heilige Anna van Maarten De Vos, Intocht van aartshertog Ernest in Brussel van Frans Hogenberg, Albrecht van Oostenrijk als ridder van het Gulden Vlies van Frans II Pourbus, Allegorische voorstelling van een sessie van het Concilie van Trente van Frans II Francken, Parisoordeel van Paolo Fiammingo, Mercurius draagt Psyché naar de Olympus van Bartholomeus Spranger, Twee naakte vrouwen en een nar van Hans Sebald Beham… de lezer van dit boekje kan het rijtje aanvullen en zal ongetwijfeld ook kunnen bevestigen dat tussentitels als Copy-paste, Metoo-moment, Tournée générale, Creatief schrijven, Preuts besje, Katholieke seks, of Hard to get niet alleen indicaties zijn van de vlotte schrijfstijl van Katharina Van Cauteren, maar – zoals de andere ondertitels – ook weer telkens verschillende (deel)ladingen dekken.

Wat die vlotte schrijfstijl betreft toch een paar voorbeelden: “De Antwerpse schilder Maarten de Vos (1532-1603) moet vele leerlingen hebben gehad, maar geen geld of goesting om die allemaal officieel te laten inschrijven in het Sint-Lucasgilde.”; “Onder de veilige paraplu van een moraliserende levensles, biedt haar verhaal het perfecte excuus voor een tafereel in het teken van zinnenprikkelend naakt. Daar kan een zichzelf respecterende schilder – en een dito klant – geen nee tegen zeggen.”; “In kerkelijke ogen is elke vorm van seksualiteit buiten het huwelijk een doodzonde. En zelfs binnen het huwelijk is het op het randje, met name als de Daad niet wordt verricht met het oog op de voortplanting. De duivel is er nu eenmaal permanent op uit om de mens te herleiden tot een beest. En niks maakt de mens beestiger dan ‘doing it like they do on the Discovery Channel’”; of “De auteur van voorliggende Phoebus Focus voelt zich een beetje onwel worden. Nog meer op het mannelijke verlanglijstje: gehoorzaamheid, devotie, voorzichtigheid en toewijding. Auteur dezes is flauwgevallen. Auteur komt bij en typt verder.” Goed dat zijn vier voorbeelden, geen “paar”, maar u snapt wat ik bedoel: Katharina Van Cauteren is geen droge kunsthistorica, niet iemand die schrijft voor een in de kunsten geïnteresseerde inner crowd, en zelfs binnen de doorgaans al niet gortdroge boekjes in de serie Phoebus Focus steekt ze qua vlotheid nog af tegen de rest (al kan Leen Kelchtermans er ook wat van).

En dat terwijl je toch nog wat bijleert. Bijvoorbeeld dat er al in 1511 (en wellicht daarvoor, want Van Cauteren schijnt het niet als een bijzonder fenomeen te zien) in Brussel een “sneeuwpoppenfestival” gehouden werd. Een festival waarop ook een aantal “Bijbelse naakten” te zien waren, wat op de nodige belangstelling van de omstaanders kon rekenen: “Volgens de stadsdichter drommen de Brusselaars er dagelijks omheen, en vergeten ze zelfs dat ze weer aan het werk moeten”. Of dat er ten gevolge van één bombardement “voor de hele zeventiende eeuw amper tweehonderd boedelinventarissen bewaard [bleven]” in heel Brussel: “De Brusselse archieven worden, samen met de rest van de Grote Markt, in 1695 opgeblazen door de troepen van de Franse koning Lodewijk XIV. Het ‘bombardement van Brussel’ reduceert vakkundig zowat alle boedelinventarissen, testamenten en kunstenaarscontracten tot oud papier.” Of, ten slotte, dat ‘blondes have more status’, toch in de tijd van Hendrick De Clerck: “Met name in Italië wordt geblondeerd haar een statussymbool van wie de tijd heeft om urenlang in de zon te zitten. In het noorden, waar van nature meer blond haar voorkomt, worden zwarte lokken soms zelfs vlakaf beschouwd als een vernederende sociale handicap. De zwarte Godelieve van Gistel (ca. 1049-1070) leed naar verluidt zo onder haar haarkleur dat ze noodgedwongen leerde om te berusten en boetvaardig te zijn. Elk nadeel heb z’n voordeel: later zullen net die eigenschappen haar een heiligverklaring opleveren.” En ik die dacht dat haar naaikunsten die klus geklaard hadden. No bad pun intended: na haar dood zou ze als verschijning een hemd zonder naad gemaakt hebben, een hemd dat nog steeds te bewonderen valt in de abdij Ten Putte in datzelfde Gistel.

Voor uitleg over op mannentorso’s geplakte vrouwenborsten, de betekenis van een zakdoek, appelen en vijgen, de hortus conclusus, badstoven, en dergelijke meer, verwijs ik u graag naar het boekje zelf, maar deze paragraaf uit het besluit wil ik u zeker niet onthouden: “‘Dire qu’en un autre temps, j’aurai peint des Suzanne au bain…’ Zo mijmert de oude Edgar Degas (1834-1917) bij de gedachte aan zijn schilderijen met badende vrouwen, kort voor zijn dood. Voor Degas is het een bevrijdende gedachte: hij leeft in het tamelijk unieke scharniermoment waarop kunst mag bestaan om de kunst, en vrouwelijk schoon om het vrouwelijk schoon. Heel even is er geen ethisch excuus nodig ter verantwoording van zoveel esthetiek. Vandaag zou het niet waar zijn: de keerzijde van #MeToo, het genderdebat en de cancel culture is dat iedereen weer op zijn tenen loopt. Museumteksten worden gewikt en gewogen, Instagram en Facebook riskeren ook geschilderd naakt te censureren, tentoonstellingen over het Suzanna-thema vermelden een telefoonnummer voor bezoekers die zich geschokt of gebruuskeerd voelen, en voor je het weet, plakt er een klimaatactivist aan de lijst. Het rad van de geschiedenis draait rond en rond, de morele klepel slaat van links naar rechts en weer terug. Bij wijlen lijkt de eenentwintigste eeuw verdacht goed op de zeventiende.” Veel heb ik daar niet aan toe te voegen, tenzij dan het feit dat dat alles niet “de keerzijde van #MeToo, het genderdebat en de cancel culture is”, maar de zijde van het fenomeen zelf. Er is niks inherent gezond aan #MeToo, “genderdebat” of “cancel culture”. Dat Katharina Van Cauteren met een dergelijke zin de indruk geeft van wel, is het enige wat haar inzake dit boekje te verwijten valt. Voor de rest niks dan goede punten.

Björn Roose

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Ook iets te vertellen ? Ga je gang !