Suzanna en de ouderlingen, ondertitel #MeToo in de tijd van
Hendrick De Clerck (ca. 1560-1630), is als ik het goed heb pas
het tweede boekje in de intussen dertig edities lange serie Phoebus
Focus dat van de hand van Katharina Van Cauteren is. Nummer V,
Het meermonster van Tagua Tagua – Monstermanie en hofintriges inde achttiende eeuw,
was het vorige dat ze voor haar rekening nam, en zoals voor dát
nummer geldt ook voor nummer XXX dat de “stafchef (…) van de
Kanselarij van The Phoebus Foundation en (…) gedelegeerd bestuurder
van The Phoebus Foundation Stichting van Openbaar Nut”, zoals ze op
de achterflap wordt aangeduid, bij dit exemplaar dus niét haar
traditionele Voorwoord heeft geschreven.
Om de vergelijking tussen de beide nummers af te maken, zou ik durven
zeggen dat Paul Huvenne, in nummer V nog aangeduid als “Eredirecteur
van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen”, terwijl
hij in nummer XXX “Ere-directeur van het Koninklijk Museum voor
Schone Kunsten Antwerpen” geworden is (als het verschil u ontgaat,
moet u dat maar nog eens lezen), in beide boekjes het werk aan het
Voorwoord heeft overgenomen, maar daar houdt de vergelijking
wel zo’n beetje mee op. Nee, nummer XXX is niet minder mooi van
drukwerk, papier, illustraties, enzovoort dan nummer V, maar terwijl
nummer V slechts zesennegentig bij momenten dun gedrukte pagina’s
haalde, zijn de meeste pagina’s van nummer XXX goed gevuld en dat
terwijl het er ook nog eens honderdtweeënvijftig zijn. Nummer V is
daarmee een middenmoter in de serie, nummer XXX is daarmee het dikste
tot nog toe (t.t.z. wat betreft de nummers die ik al ontvangen heb
bij mijn abonnement op OKV-Magazine, want de
serie is intussen eigenlijk al zesendertig nummers ver).
Dikte zegt natuurlijk niet alles (look who’s talking, zeggen
ze dan), maar dat er van de om en bij vierennegentig bladzijden die
in dit nummer gevuld zijn met beeldmateriaal (bijna twee derde dus)
er slechts een dozijn gewijd zijn aan déze Suzanna en de ouderlingen
(“déze” omdat Hendrick De Clerck er meer dan één schilderde)
zegt wel dat het beeldmateriaal zeer divers is, wat ook geldt voor de
tekst. “Divers” in dat laatste geval in de zin van een een breed
gamma aan onderwerpen bestrijkend, een eigenschap die door de band
voor alle boekjes in deze serie van toepassing is, overigens. Een
Suzanna en de ouderlingen van Maarten De Vos, De
ouderlingen proberen Suzanna te verleiden van Jan II Collaert
(naar Maarten De Vos), De ouderlingen beschuldigen Suzanna van
overspel, Profeet Daniël komt op voor Suzanna, en
Steniging van de ouderlingen van diezelfde (en naar
diezelfde), een andere versie van Suzanna en de ouderlingen
van De Clerck, Suzanna en de ouderlingen van Jan Massijs,
Suzanna en de ouderlingen van Antonius II Wierix, Suzanna
en de ouderlingen van Christoffel Jegher (naar Peter Paul
Rubens), en Suzanna en de ouderlingen van Rafaël I Sadeler
(naar Frans II Pourbus) lijken als ‘illustraties’ toch nogal
sterk op het Bijbelse hoofdthema gefocust, maar het noemen van
een aantal andere illustraties moet toch al kunnen aantonen dat dat
hoofdthema niet álles bepalend is: Maria Magdalena van
Titiaan, Maagschap van Maria en familie van de heilige Anna
van Maarten De Vos, Intocht van aartshertog Ernest in Brussel
van Frans Hogenberg, Albrecht van Oostenrijk als ridder van het
Gulden Vlies van Frans II Pourbus, Allegorische voorstelling
van een sessie van het Concilie van Trente van Frans II Francken,
Parisoordeel van Paolo Fiammingo, Mercurius draagt Psyché
naar de Olympus van Bartholomeus Spranger, Twee naakte vrouwen
en een nar van Hans Sebald Beham… de lezer van dit boekje kan
het rijtje aanvullen en zal ongetwijfeld ook kunnen bevestigen dat
tussentitels als Copy-paste, Metoo-moment, Tournée
générale, Creatief schrijven, Preuts besje,
Katholieke seks, of Hard to get niet alleen indicaties
zijn van de vlotte schrijfstijl van Katharina Van Cauteren, maar –
zoals de andere ondertitels – ook weer telkens verschillende
(deel)ladingen dekken.
Wat die vlotte schrijfstijl betreft toch een paar voorbeelden: “De
Antwerpse schilder Maarten de Vos (1532-1603) moet vele leerlingen
hebben gehad, maar geen geld of goesting om die allemaal officieel te
laten inschrijven in het Sint-Lucasgilde.”; “Onder de veilige
paraplu van een moraliserende levensles, biedt haar verhaal het
perfecte excuus voor een tafereel in het teken van zinnenprikkelend
naakt. Daar kan een zichzelf respecterende schilder – en een dito
klant – geen nee tegen zeggen.”; “In kerkelijke ogen is elke
vorm van seksualiteit buiten het huwelijk een doodzonde. En zelfs
binnen het huwelijk is het op het randje, met name als de Daad niet
wordt verricht met het oog op de voortplanting. De duivel is er nu
eenmaal permanent op uit om de mens te herleiden tot een beest. En
niks maakt de mens beestiger dan ‘doing it like they do on the
Discovery Channel’”; of “De auteur van voorliggende Phoebus
Focus voelt zich een beetje onwel worden. Nog meer op het
mannelijke verlanglijstje: gehoorzaamheid, devotie, voorzichtigheid
en toewijding. Auteur dezes is flauwgevallen. Auteur komt bij en typt
verder.” Goed dat zijn vier voorbeelden, geen “paar”, maar u
snapt wat ik bedoel: Katharina Van Cauteren is geen droge
kunsthistorica, niet iemand die schrijft voor een in de kunsten
geïnteresseerde inner crowd, en zelfs binnen de doorgaans al
niet gortdroge boekjes in de serie Phoebus Focus steekt ze qua
vlotheid nog af tegen de rest (al kan Leen Kelchtermans er ook wat van).
En dat terwijl je toch nog wat bijleert. Bijvoorbeeld dat er al in
1511 (en wellicht daarvoor, want Van Cauteren schijnt het niet als
een bijzonder fenomeen te zien) in Brussel een “sneeuwpoppenfestival”
gehouden werd. Een festival waarop ook een aantal “Bijbelse
naakten” te zien waren, wat op de nodige belangstelling van de
omstaanders kon rekenen: “Volgens de stadsdichter drommen de
Brusselaars er dagelijks omheen, en vergeten ze zelfs dat ze weer aan
het werk moeten”. Of dat er ten gevolge van één bombardement
“voor de hele zeventiende eeuw amper tweehonderd
boedelinventarissen bewaard [bleven]” in heel Brussel: “De
Brusselse archieven worden, samen met de rest van de Grote Markt, in
1695 opgeblazen door de troepen van de Franse koning Lodewijk XIV.
Het ‘bombardement van Brussel’ reduceert vakkundig zowat alle
boedelinventarissen, testamenten en kunstenaarscontracten tot oud
papier.” Of, ten slotte, dat ‘blondes have more status’,
toch in de tijd van Hendrick De Clerck: “Met name in Italië wordt
geblondeerd haar een statussymbool van wie de tijd heeft om urenlang
in de zon te zitten. In het noorden, waar van nature meer blond haar
voorkomt, worden zwarte lokken soms zelfs vlakaf beschouwd als een
vernederende sociale handicap. De zwarte Godelieve van Gistel (ca.
1049-1070) leed naar verluidt zo onder haar haarkleur dat ze
noodgedwongen leerde om te berusten en boetvaardig te zijn. Elk
nadeel heb z’n voordeel: later zullen net die eigenschappen haar
een heiligverklaring opleveren.” En ik die dacht dat haar
naaikunsten die klus geklaard hadden. No bad pun intended: na
haar dood zou ze als verschijning een hemd zonder naad gemaakt
hebben, een hemd dat nog steeds te bewonderen valt in de abdij Ten
Putte in datzelfde Gistel.
Voor uitleg over op mannentorso’s geplakte vrouwenborsten, de
betekenis van een zakdoek, appelen en vijgen, de hortus conclusus,
badstoven, en dergelijke meer, verwijs ik u graag naar het boekje
zelf, maar deze paragraaf uit het besluit wil ik u zeker niet
onthouden: “‘Dire qu’en un autre temps, j’aurai peint des
Suzanne au bain…’ Zo mijmert de oude Edgar Degas (1834-1917)
bij de gedachte aan zijn schilderijen met badende vrouwen, kort voor
zijn dood. Voor Degas is het een bevrijdende gedachte: hij leeft in
het tamelijk unieke scharniermoment waarop kunst mag bestaan om de
kunst, en vrouwelijk schoon om het vrouwelijk schoon. Heel even is er
geen ethisch excuus nodig ter verantwoording van zoveel esthetiek.
Vandaag zou het niet waar zijn: de keerzijde van #MeToo, het
genderdebat en de cancel culture is dat iedereen weer op zijn
tenen loopt. Museumteksten worden gewikt en gewogen, Instagram en
Facebook riskeren ook geschilderd naakt te censureren,
tentoonstellingen over het Suzanna-thema vermelden een telefoonnummer
voor bezoekers die zich geschokt of gebruuskeerd voelen, en voor je
het weet, plakt er een klimaatactivist aan de lijst. Het rad van de
geschiedenis draait rond en rond, de morele klepel slaat van links
naar rechts en weer terug. Bij wijlen lijkt de eenentwintigste eeuw
verdacht goed op de zeventiende.” Veel heb ik daar niet aan toe te
voegen, tenzij dan het feit dat dat alles niet “de keerzijde van
#MeToo, het genderdebat en de cancel culture is”, maar de
zijde van het fenomeen zelf. Er is niks inherent gezond aan #MeToo,
“genderdebat” of “cancel culture”. Dat Katharina Van
Cauteren met een dergelijke zin de indruk geeft van wel, is het enige
wat haar inzake dit boekje te verwijten valt. Voor de rest niks dan
goede punten.
Björn Roose
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Ook iets te vertellen ? Ga je gang !