vrijdag 4 april 2025

Duin – Frank Herbert (boekbespreking door Björn Roose)

Duin – Frank Herbert (boekbespreking door Björn Roose)

Behalve dat Duin (of Dune, zoals het in het Engels heet) voor zover ik me kan herinneren het boek met de kortste titel is dat ik ooit besprak, moet ik aan het begin van deze – vermoed ik op dit moment – korte bespreking nog een paar dingen melden.

Ten eerste: ik heb noch Denis Villeuneuves Dune noch diens Dune: Part Two gezien en heb ook geen neiging daarin verandering te brengen. Niet omdat ik tegen het idee an sich ben, maar omdat er ná Duin, achteraf vaak Duin – Eerste boek genoemd, nog vijf sequels komen: Duin Messias, Kinderen van Duin, God-Keizer op Duin, Ketters van Duin en Duin Kapittel. Ik heb geen van die vervolgverhalen gelezen, maar wie dit eerste boek gelezen heeft – eventueel met inbegrip van de Aanhangsels over De ecologie van Duin, De godsdienst van Duin, de beweegredenen en doelstellingen van de Bene Gesserit, de bloemlezing uit de Edele Geslachten, en Termen van het keizerrijk -, weet ook dat dat boek niet het hele verhaal bevat. En als ik niet het hele verhaal gelezen heb, dan wil ik de film niet zien, om de eenvoudige reden dat de film vaak, op z’n zachtst gezegd, een ánder verhaal vertelt dan het boek en ik mijn lezing van het boek (of in casu de boeken) niet wil laten beïnvloeden door het zien van de film (in casu de films).

Ten tweede: ik laat voorlopig even de genoemde vervolgverhalen liggen waar ze liggen. Onder andere omdat ik het derde boek op dit moment nog niet in mijn bezit heb en niet van plan ben daar haast mee te maken. De andere vijf boeken zijn ergens in 2015, dus een aantal jaren vóór de hernieuwde hype (met behalve de reeds genoemde films ook strips en videospelletjes) rond het verhaal begon, samen in mijn bezit gekomen, dat ene boek zal er ook nog wel eens in komen. Voor u, als lezer van boekbesprekingen, heeft dat alvast het voordeel dat u niet overvoerd raakt met mijn vertelsels over deze zanderige verhalen.

Ten derde: ik heb géén plannen om, zelfs niet als ze toevallig op mijn weg zouden komen, de boeken van Brian Herbert, zoon van Frank, te kopen. Zoals ik ook al meegaf bij mijn bespreking van Reisdoel: menselijk brein van Isaac Asimov heeft zoon Brian immers een imperiumpje opgebouwd op de faam van zijn vader door samen met een andere science-fictionschrijver, Kevin J. Anderson, eerst drie prequels op diens Dune-serie te fabriceren, dan nóg eens drie die veel eerder in de tijd gesitueerd zijn, dan nog eens een stuk of zes boeken (ik ben de tel ergens kwijt geraakt) die zogezegd tussen de verschillende boeken van zijn vader in te situeren zijn, en dan opnieuw drie prequels, wat ‘s mans goed recht is, maar mij tot de – mogelijk voorbarige – conclusie leidt dat de ‘commerce’ het al lang overgenomen heeft van de kwaliteit. Ik volg in de stripwereld ook wel een paar series die overgegaan zijn naar andere tekenaars en/of andere scenaristen, maar ook daar haak ik van af als ik het sop niet meer de kolen waard vind, en strips nemen minder plaats in beslag dan boeken.

Ten slotte: ik lees wel eens vaker science fiction en kan, omdat het toch een beetje een niche is, niet nalaten om het werk van de ene te vergelijken of minstens in verband te brengen met het werk van de andere. Ik noemde hierboven al Isaac Asimov, toch wel mijn favoriet onder de science-fictionauteurs, wiens Foundation-trilogie ik eerder besprak, en vergelijken met zijn werk ligt eigenlijk voor de hand. Tim O’Reilly, onder andere bekend van het bedenken van de term ‘Web 2.0’, maar in 1981 ook schrijver van een monografie over Frank Herbert (zijn eerste boek, trouwens) vond dat in ieder geval óók. Hij zei dat Dune “duidelijk een commentaar op de Foundation-trilogie” was, waarbij “Herbert gekeken had naar dezelfde denkbeeldige situatie die Asimovs klassieker uitlokte – de ondergang van een galactisch imperium”, maar dan met “andere vooraannames” en “radicaal andere conclusies”. “The twist he has introduced into Dune is that the Mule, not the Foundation, is his hero”, voegt O’Reilly daar nog aan toe, waarmee kenners van de Foundation-serie (of zelfs alleen maar van de trilogie, want Asimov heeft zelf voor een hele serie prequels en sequels op die trilogie gezorgd) zich meteen een beeld kunnen vormen van het hoofdpersonage van dit eerste boek, Paul Atreides. Een hoofdpersonage dat mij dan weer deed denken aan bepaalde figuren uit Het veelkleurig land van Julian May (van wie ik altijd gedacht heb dat het een man was, maar die bij opzoekingswerk voor deze bespreking een vrouw bleek te zijn), ook al een science-fictionserie (bestaande uit vier delen, maar gevolgd door nog eens vijf onder een andere noemer), al was die laatste (als ik me dat goed herinner, want het is vele jaren geleden – van lang voor ik boekbesprekingen schreef – dat ik ze gelezen heb) volgens mij duisterder qua inslag dan Duin.

Waarmee ik toch zo’n beetje de langste inleiding tot een vermoedelijk korte boekbespreking ooit moet geschreven hebben. Wat niet erg is omdat ik over de inhoud van dit boek nauwelijks ga uitweiden. Met enige moeite zou ik die dan ook samen kunnen vatten als: ‘Hertog krijgt gebied van keizer, maar keizer spant op de achtergrond samen met de voormalige leenheer om hem dat gebied terug af te nemen, en slaagt daar ook in. De zoon van de hertog lukt het echter om samen met zijn moeder te ontsnappen, hij sluit zich aan bij een bende outlaws, en kan samen met hen zijn wettig erfgoed terug veroveren.’ Een beetje kort door de bocht uiteraard, maar het geeft toch aardig weer wat er in die ietsje meer dan vijfhonderd bladzijden gebeurt en het wijst ook op een duidelijk verschil met de verhalen van Asimov: hertogen en tutti quanti zijn wel degelijk spelers in dit verhaal, en ze gaan mekaar ook nog te lijf met zwaarden, pijlen, enzovoort. Wat niet belet dat ze - als het “Gilde” dat toestaat - zich met ruimteschepen verplaatsen van de ene planeet naar de andere, zichzelf, voertuigen en gebouwen kunnen uitrusten met een soort van elektronische schilden, machientjes hebben om, bijvoorbeeld, zichzelf een beetje te helpen leviteren, en vrij massaal aan de drugs zijn (het belang dat de keizer in de planeet Duin schept, is dan ook het daar kunnen vinden van die drugs, specie genaamd). Een beetje een eigenaardige mix dus, maar wel een die prima werkt.

Voeg daar de uit een halve bij mekaar gefantaseerde bibliotheek gehaalde citaten van Prinses Irulan (dochter van de reeds genoemde keizer) aan toe, mensen die met je gedachten kunnen knoeien, wat fraaie beelden van de woestijn, monsterlijke wormen, een stam die een godsdienst aanhangt die ergens het midden houdt tussen zen-boeddhisme en islam (inclusief sharia en shaitan), en een stukje wetenschap over ecologie-terravorming, en je hebt een werkzaam recept voor wat een pracht van een avonturenverhaal kan worden en dat ook simpelweg is. Bad guys zijn bij Frank Herbert echt bad, good guys zijn niet echt good, de filosofie zit minder over het verhaal verspreid dan bij elk van Asimovs verhalen het geval is (al was Frank Herbert filosofisch zeker een interessant figuur en zijn er zelfs critici te vinden die hem enig gedram op dat gebied verwijten), maar als een regisseur iets aannemelijks weet te maken van de gedachtenprocessen van de “mentats”, van Paul en van zijn moeder Jessica (en het aannemelijk verfilmen van gedachtenprocessen lijkt een van de moeilijkste zaken in de filmwereld), dan is alvast dit eerste boek uit de serie met de moderne technische middelen (en genoeg financiële middelen) perfect verfilmbaar (al kan het dan nog steeds een gedrocht worden als de tv-serie rond de Foundation).

Een boek dat goed is voor een vele uren durende ontsnapping naar een ander universum dus.

Björn Roose

dinsdag 1 april 2025

Het Oog van Mikhaël Eikhart – Paul Duribreux (boekbespreking door Björn Roose)

Het Oog van Mikhaël Eikhart – Paul Duribreux (boekbespreking door Björn Roose)

Lang geleden dat ik nog eens een gesigneerd exemplaar van een boek gelezen heb, maar met voorliggend Het Oog van Mikhaël Eikhart kón dat simpelweg niet anders. Zoals immers op de laatste pagina van dit in 1991 bij Uitgeverij De Roerdomp verschenen boekje staat: “Alle exemplaren van deze éénmalige uitgave werden gesigneerd door de auteur”. Of die “éénmalige uitgave” ook wijder verspreid raakte dan onder het honderdvijftigtal intekenaars dat in de pagina’s daarvoor vermeld werd onder de – vanzelfsprekende – titel Lijst der intekenaars kan ik helaas niet zeggen, maar feit is dat het boekje, dat daarnaast toch nog een zeventigtal bladzijden bevat, uiteindelijk bij mij terechtkwam.

Inclusief overigens het viertal illustraties van de hand van ene Klaartje Cornelis (mij verder onbekend), wat toch niet vanzelfsprekend is aangezien die illustraties telkens op een verder leeg blad gedrukt werden, wat het uitsnijden en eventueel inkaderen ervan (een fenomeen waarvan ik wel eens de gevolgen heb gezien) had mogelijk gemaakt. Zeker omdat de illustraties ook op zich zouden kunnen staan en niet in een doordeweekse stijl zijn neergezet.

Enfin, we moeten het maar eens over de rest van het boek hebben. Dat is niet geschreven door Gaston Duribreux, naast schrijver ook hotelier, maar door een van diens zonen, Paul, naast hotelier ook schrijver, wat enigszins spijtig is gezien het feit dat ik over Paul bijlange niet zoveel informatie vind als over Gaston. Veel verder dan een vermelding bij Gaston Duribreux dat Paul “overigens ook een viertal romans [schreef]: Schimmen uit het verdronken land (1981) – Een dam in de tijd (1982) – Het Virus van de Letherivier (1987) – Het Oog van Mikhaël Eikhart (1991)”, kwam ik bij mijn opzoekingen niet.

Zo’n beetje zoals hoofdpersonage Arent op het einde van deze “roman” (als je zo’n dun boekje wel een “roman” kan noemen) niet veel verder gekomen is (in tegendeel zelfs, hij is helemaal nergens gekomen). Een klassiek gegeven in de magisch-realistische literatuur waartoe dit boekje mijns inziens gerekend kan worden. Wie louter de uitleg over de “Naamkeuze” op het einde van dit werkje (ook nog eens twee bladzijden) leest, kan overigens al tot die vaststelling komen: “Thal” van “Thalassa – De zee in al haar uitgestrektheid. De ruimte. Lucht en adem.”; “Lug”, “een grote maar een marginale godheid”; “Io”, “in de Griekse mythologie priesteres en geliefde van Zeus”; “Mikhaël”, zoals de aartsengel; en “Eikhart”, zoals – voor wie het nog niet door had – in “Meester Eckhart”, “een van de grootste Westerse mystiekers”.

Het Oog van Mikhaël Eikhart is dus een enigszins mystiek verhaal, een uitgebreide uitstap voorbij de grenzen van ons dagelijkse leven, aan de hand van een personage dat op zijn beurt de grenzen van zijn dagelijkse leven oversteekt, met helaas een lullig einde. Een uitstap in wat Guy De Maertelaere misschien Gwenved zou genoemd hebben, de blanke wereld, “een ander land, helemaal van Thal doortrokken en van Lug doorstoofd, een witte wereld”. Een wereld die je niet zomaar bereikt, uiteraard, want anders zou dit niet eens een verhaal van een zeventigtal bladzijden geworden zijn. “De heersers laten ons met betrekkelijke rust, maar we moeten ons niet te veel ongewone vragen stellen, en zeker niet naar de landsgrenzen optrekken! Er zijn ook allerlei subtiele organisaties die ons stil houden, of onze verlangens afleiden, bewust of onbewust. De meeste mensen voelen zich daar niet zo slecht bij. We leven een grijs maar tamelijk gemakkelijk bestaan. Hier en daar zijn er toch nog die weg willen, die niet genoeg hebben aan de goed doorvoede welstand en de genoegens van dit landje. Ze moeten voorzichtig zijn. Niet voor de heersers, want die grijpen zelden rechtstreeks in, wél voor hun medeburgers. Ze zouden in instellingen kunnen verdwijnen. Dat is logisch: ze kunnen zich niet aanpassen, ze zijn onaangepasten, dus abnormaal… De meeste mensen zijn het erover eens dat ze eigenlijk vervelende eenden zijn. Lastposten!” Soit, niet het eerste verhaal met dat Leitmotiv dat ik lees, net zomin als het nieuw is dat een keer al die anderen aan de kant gezet zijn het ergste nog moet komen: de ‘vervelende eend’ krijgt het met zichzelf, met zijn ‘innerlijke demonen’, met zijn gemakszucht, enzovoort, aan de stok.

Dit is niet het soort boek waar ik nog méér over kan vertellen dan dit, helaas, maar het is wel het soort boek dat me doet twijfelen of ik het wil houden of niet. Ik hou van magisch-realistische verhalen, kan me best vinden in wat filosofisch escapisme, maar de spoeling is wat dun, zelfs al is er – het fijne daarvan zoekt u desgewenst zelf maar uit – een heel kanaal van.

Björn Roose