donderdag 13 februari 2025

Kijk, paps, een Belg! – Gaston Durnez (boekbespreking door Björn Roose)

Kijk, paps, een Belg! – Gaston Durnez (boekbespreking door Björn Roose)

Hoewel strikt genomen geen bundeling cursiefjes, een genre waarin Gaston Durnez excelleerde, heb ik over het lezen van Kijk, paps, een Belg! minstens zo lang gedaan als ik normaal doe over zo’n bundeling. Bijna tweeënhalve maand is zelfs uitzonderlijk lang, gezien het boek, in 1973 verschenen bij De Clauwaert vzw in Leuven, amper meer dan honderdvijftig bladzijden telt, maar het weze mij vergeven: de ‘brieven’ die in dit boek opgenomen zijn, zijn langer dan het gemiddelde cursiefje, dus moest ik voor het voorlezen ervan (wat ik voor mijn gewillig publiek ook doe met cursiefjes) ook meer tijd ter beschikking hebben (en meer goesting) en die ontbrak(en) regelmatig.

Wat echter niet de fout is van Gaston Durnez (nog los van het feit dat die inmiddels al meer dan vijf jaar dood is). In tegendeel, Kijk, paps, een Belg! stelde me net zomin teleur als God is een sinjoor, Een vogel in de brievenbus, Duizend kussen voor iedereen, De Lach van Chesterton (overigens géén bundel cursiefjes), Denkend aan Nederland, De engel op het eiland, Kermis of Een mens is maar een wandelaar, het eerste boek dat ik ooit van hem besprak (en waarin – ik blijf het herhalen, kwestie dat ik óók recht heb op mijn fifteen minutes of fame – een door mij gemaakte foto werd opgenomen). Durnez was nu eenmaal een goed schrijver en dat lag niet anders als hij “een geschreven cartoon” over “zeden en gebruiken in het katolieke koninkrijk aan de noordzee” bij mekaar pende, want dat is wat dit boek is, of althans wat de titelpagina daarvan belooft.

Voor de gelegenheid is Durnez daarbij omgetoverd tot d’Urnay, “een afstammeling van in de middeleeuwen weggebleven Vlaamse kruisvaarders die in een ander werelddeel een eigen landje hebben gesticht, dat Flandria heet”, een afstammeling die “op verzoek van de Poorters van dit landje, de Flandriens, die het bestaan van België onlangs hebben vernomen” “naar het Westen [reist] om er incognito kennis te maken met het vreemde, verwante land”, iets waarvan hij “in brieven aan zijn Deken” verslag doet. Dat verneemt in ieder geval de lezer die van de titelpagina doorgebladerd heeft tot bij de achterflap, want daar staat dat te lezen. Iets waar ik dus pas achter kwam een keer ik het boek gelezen had, waardoor ik ook de info miste dat dit boek aansluit bij een drie jaar eerder verschenen boek, Mijn leven onder de Belgen, een boek dat in mijn rekken ná Kijk, paps, een Belg! staat en dat ik nú ter hand heb genomen.

Geen erg, Kijk, paps, een Belg! is ook leesbaar zonder Mijn Leven onder de Belgen gelezen te hebben, maar als lezer arriveer je wel een beetje met les pieds dans le plat, waarmee meteen ook aangegeven is dat het geen kwaad kan een paar woorden Frans te kennen vooraleer aan dit boekje te beginnen. Niet omdat de titel van de eerste brief, “Drache nationale”, anders niet te begrijpen valt – iedere rechtgeaarde Vlaming is bekend met die uitdrukking -, of die van de negende brief, Le Truc, maar omdat ín die negende brief, handelend over zowel dingen, machin, chose en truc als over de benoemingscarrousel die zeker in die jaren nog algemeen actief was in dit land, het Frans veelvuldig gebruikt wordt. Niet meer dan logisch ook, het fenomeen was in Wallonië en Brussel nog heviger verspreid dan in Vlaanderen, maar snappen wat “C’est un bon truc, vous savez… il y a des belles choses là-dedans… bien que je n’aime pas trop tous ces machins révolutionnaires” betekent, draagt nog wat bij aan de humor van een situatie waarin een man ongevraagd benoemd wordt op een bepaalde “plaats” en door daar over te klagen alleen maar telkens ‘hogere’ benoemingen opgedrongen krijgt.

Maar daarmee ben ik van de eerste brief naar de laatste gevlogen, terwijl er ook al in die eerste bijvoorbeeld dit te noteren valt: “Talrijke Belgen vieren hun vaderlandse dag en hun onafhankelijkheid buitengaats. Zodra zij vernemen dat 21 juli (want dat is de grote datum) weer in aantocht is, zoeken zij hun vakantiespullen bij mekaar, inspekteren hun wagen en hun geldbeugel en rennen het land uit.” ‘t Is dat 21 juli zo midden in de zomer ligt en de zomer altijd een goed excuus is om op reis te vertrekken, maar een minder goedmenend mens dan Gaston Durnez zou bij dat typisch fenomeen inderdaad sarcastisch worden.

Al heeft zo’n minder goedmenend mens daar misschien gewoon nooit over nagedacht, zoals hij ook nooit, zoals Durnez/d’Urnay van hot naar her is gereisd om voordrachten te geven of bij te wonen: “(…) een van mijn voornaamste ervaringen op deze toernee heeft te maken met het vreemde aanvangsuur van de voordrachten. Spoedig wist ik wat het eerste woord zou zijn dat wij telkens bij aankomst in de Kring, het Centrum of de Klub zouden horen: - Als u het goed vindt, zullen we nog even wachten, want hier moeten we altijd rekenen met het Akademisch Kwartiertje. Boortmeerbeek is een speciaal geval, moet u weten! Ik weet het. Alle steden en dorpen zijn hier speciale gevallen. En het Akademisch Kwartiertje heet zo, omdat het tenminste een half uur duurt.” Ik weet niet of u daar ervaring mee heeft, maar ik wel, en toen ik nog zoiets als een uitgaansleven had – inmiddels toch al zo’n decennium geleden – was dat Academisch Kwartiertje (intussen weliswaar met een ‘c’ geschreven) in ieder geval nog volop in zwang.

Waarmee niet gezegd is dat de tweede brief, Je moet het alleen maar weten, alleen maar over dát fenomeen gaat. Zoals ook in de negende brief worden in die tweede verschillende ‘belgische’ eigenaardigheden onder de aandacht gebracht, wat ook het geval is in alle andere brieven. In de derde, bijvoorbeeld, Het kleine Veerhuis getiteld, wordt “in de bres springen” gekoppeld aan cafébezoek, maar ook aan een onbestaande dichter, Camille Verbaere genaamd. Een Camille Verbaere die zo sterk op Emile Verhaeren gebaseerd is (cartoonist Alidor die hier en daar een pagina mocht vullen, heeft dan wel zijn overlijdensjaar verkeerd, maar zijn geboortejaar toch maar correct op het monument gezet) dat je al een regelrechte barbaar moet zijn om de link te missen: “Voor de enen legde hij het aksent op de Europese visie van de Vlaamse dorpsjongen. Dit was nodig om het feit te kunnen goedpraten, dat Verbaere zijn moedertaal had verloochend om een voorman van de Franse literatuur te worden. Voor de anderen beklemtoonde mijn vriend het onloochenbare feit dat de van zijn taal vervreemde Dichter een vurige ‘Flamand de coeur’ was gebleven. Elders liet hij verstaan, dat het tijd werd, zonder imperialisme maar ook zonder minderwaardigheidscomplex, die Vlamingen terug te eisen voor Onze Kultuur, die door Historische Omstandigheden (schijnbaar) van ons verwijderd waren.” In het geval van Verhaeren zelfs tot aan zijn dood, want de dichter die hier uiteindelijk aan de overkant van de Schelde, in zijn geboortedorp Sint-Amands, begraven werd en een monument kreeg, heeft ook nog een borstbeeld staan in het Normandische Rouen (bij de Abbatiale Saint-Ouen, waar ik die eind oktober 2024 toevallig ontdekte), alwaar hij in 1916 omkwam door op een nog niet stilstaande trein te willen stappen.

En zo gaan we via de ook toen al alomtegenwoordige auto en de familiale plichtplegingen bij een huwelijk (Vierde brief, Wij gaan toch per auto naar de kerk?), dialecten, regionalisme en intussen wél vergeten dichters en schrijvers (Vijfde brief, Nationale waarheden), vernissages en de neiging verenigingen op te richten (Zesde brief, Naakt met sjaal of Het gevecht met de matière), tv- en andere reclames (Zevende brief, “Rij maar mee met de arreslee”), en flaminganten (Achtste brief, Poging tot typering van een opmerkelijk soort van Belgen) weer naar het einde van het boek toe, maar keren vanaf daar toch weer even op onze stappen terug voor Le bonheur de ce royaume, een hoofdstukje met Twaalf Belgische gedichten dat tussen de zevende en achtste brief is ingelast. Omdat ik die al eerder tegenkwam. Met name in God is een sinjoor. Daarin werd vermeld dat “ook een aantal cursiverende verzen (…) uit die krant [De Standaard, noot van mij] werden (…) overgenomen, plus wat vroeger gebundelde maar niet meer verkrijgbare gedichten”. Le bonheur de ce royaume, Onderschriften, Aan een geleerde hond, Ontbijt van een germanist, De journalist, Het leven, en Standbeeld hoorden kennelijk tot die laatste categorie. En de liefhebbers weten meteen dat ze die in twee boeken kunnen vinden.

In tegenstelling wellicht tot het bijwijlen hilarische Klein Belgisch Woordenboek dat nog na de negende brief komt. Dat vindt u óók in twee boeken, maar dat in Mijn leven onder de Belgen werd gepubliceerd als Dertiende brief, terwijl dat in Kijk, paps, een Belg! de ondertitel (Tweede aflevering) meekreeg. Bijwijlen hilarisch inderdaad, maar desalniettemin niet van waarheid verstoken. Bijvoorbeeld waar het de definitie van ‘Aanhankelijkheid’ betreft: “Volgens woordenboek Van Dale: ‘innige gehechtheid’. Volgens notaris-affiches naam voor stalletjes, kolenhok en loods die als een lange trein achter de huizen hangen. ‘Te koop net en goed onderhouden werkmanshuis met aanhankelijkheid’. (Zie ook Werkmanshuis)” Of de definitie van ‘Broodkorstjes’: “Altijd opeten. Nooit laten liggen. Vader herinnert zich maar al te wel hoe hij er onder de oorlog als kleine jongen voor gevochten heeft. Kinderen in Indië zouden blij zijn als zij ze kregen.” Of die van ‘Cesar’: “Aannemer. Legde volgens de overlevering bijna alle wegen van België. ‘De Brusselse baan? O, die dateert nog van Julius Cesar!’ Noemde de Belgen ‘de dappersten aller Galliërs’, waarschijnlijk omdat zij zich overmoedig op zijn wegen waagden.” Of die van ‘Flamant’ (haal uw Frans maar boven): “Hoofdvogel in Belgische kwis. ‘Il est rose, il se tient sur un pied, il a deux ailes et il ne parle pas Français. Qu’est-ce que c’est?” Of die van de letter ‘g’: “Letter die in West-Vlaanderen wordt gebruikt om de H aan te blazen” (ook bij wie al lang vertrokken is uit die provincie nog een lastige knaap in woorden als ‘geheugen’ overigens). En, ten slotte (omdat ik toch niet dat hele woordenboek, zo’n drieëntwintig bladzijden lang, kan overpennen), die van ‘Marcuse’ (Herbert Marcuse, zes jaar na publicatie overleden): “Er is altijd wel één lid van het gezelschap dat voldoende recensies heeft overlopen om langs zijn neus weg te kunnen zeggen: ‘Zoals Marcuse terecht laat opmerken…’ Onder de veel geciteerde ongelezen auteurs bekleedt Marcuse een ereplaats. Zonder een paar van zijn zinnen ben je een ééndimensionale mens. Als hij in het gesprek opduikt, moet je je evenwel niet laten frustreren omdat je toevallig die recensies hebt gemist. Reageer met de vraag: ‘Ja, maar citeert u hem wel goed?’ Dit is altijd raak. Het geheim van een belezen man in gezelschap zit hem in het feit dat hij zonder blikken of blozen citeert terwijl niemand het kan kontroleren. Door een ‘ja, maar…’ breng je even wat kleur op zijn wangen, maar vooral: je geeft de anderen de indruk dat jij er méér van weet, terwijl hij op zijn beurt niet tot kontrole in staat is. Wil je ‘t mes in de wonde omdraaien, voeg er dan aan toe: ‘Marcuse wordt nogal eens verkeerd begrepen, dacht ik’. Tien tegen één dat iemand antwoordt: ‘Hij is wèl wat chaotisch’. Deze iemand kan je als konservatief neervellen met: ‘Precies dààrdoor appelleert hij ergens aan het moderne levensgevoel’. Wil nog iemand het woord, zeg dan: ‘Het selektieve denken heeft hem eenzijdig belicht, zoals Yves Dutronc in zijn nieuwe essay laat opmerken’. Wie is Dutronc? Niemand. Je vindt hem zelf uit.”

Eerste hulp bij vervelende gesprekken op vernissages en andere recepties ook nog dus, dit Kijk, paps, een Belg! Als u het boekje op de kop kunt tikken, zou ik het u dan ook aanbevelen. Zoals het immers in datzelfde woordenboek luidt onder ‘Okkasie’: “Altijd ‘een schone’. Iedereen zoekt er naar. Als het een heel goede is, spreekt men van ‘een okkasietje’. Wordt niet gekocht maar, zoals vele dingen in België, ‘gedaan’. – ‘Ik heb daar een schoon okkasietje gedaan’, beginzin van een twee uren durend gesprek onder vrouwen.” Of eindzin van een niet al te lang uitgevallen boekbespreking van Kijk, paps, een Belg!, natuurlijk. Ik heb daar een schoon okkasietje gedaan.

Björn Roose

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Ook iets te vertellen ? Ga je gang !