dinsdag 25 februari 2025

Over het doppen van bonen – Wiesław Myśliwski (boekbespreking door Björn Roose)

Over het doppen van bonen – Wiesław Myśliwski (boekbespreking door Björn Roose)

Van Wiesław Myśliwski (een naam die ik, nadat ik ze samen heb moeten stellen door het invoegen van allerlei tekens die mijn toetsenbord niet toont, verder maar kopieer, maar waarvan ik niet zou weten hoe ik ze correct moet uitspreken) kocht ik een aantal maanden geleden in een of andere kringwinkel – ik kan me niet meer herinneren welke – twee boeken ineens: Steen op steen en voorliggend Over het doppen van bonen. Ik bespaar u de titels in het Pools, de taal waarin de auteur schrijft, en mezelf de moeite nog wat méér tekens in te voegen, maar ik kan Over het doppen van bonen wél zeggen dat het een prijswinnaar is: Myśliwski mocht er in 2006 voor de tweede keer een Nagroda Literacka ‘Nike’ voor in ontvangst nemen (de eerste keer was bij de allereerste uitreiking in 1997 voor het pas in 2017 in het Nederlands uitgegeven De horizon), de jaarlijks in Polen uitgedeelde trofee voor het beste in het Pools geschreven boek van een nog levende auteur dat het jaar voordien verschenen is.

Ik kan niet zeggen dat ik het werk van ook maar een van de andere prijswinnaars ken, op De geknechte geest van Czesław Miłosz na dan, die de prijs in 1998 won voor een gedichtenbundel, maar wel dat de informatie op de achterflap van deze in 2009 bij Em. Querido’s Uitgeverij gepubliceerde (en nadien verschillende keren herdrukte) Nederlandse versie niet helemaal klopt. Op die achterflap staat namelijk, ook nog op de herdruk uit 2016, vermeld: “Met Over het doppen van bonen won hij, als enige, voor de tweede keer de Nike (…)”. Terwijl in het jaar daarvoor Olga Tokarczuk dat net gedaan had, dezelfde auteur overigens die tot vijf keer toe de publieksprijs won. Enfin, die achterflap vermeldt ook nog dat de auteur “een van de grootste levende Poolse schrijvers” is en leven doet de inmiddels bijna drieënnegentig jaar oude Myśliwski op het moment waarop ik deze boekbespreking bij mekaar pen inderdaad nog, al is het dan vrij onwaarschijnlijk dat we nog boeken van hem mogen verwachten.

Is dat jammer? Wel, ik kan het niet zeggen. In alle eerlijkheid: de eerste twintig bladzijden of zo had ik enige moeite om mezelf te overtuigen verder te lezen. De volle driehonderdtachtig bladzijden van het boek lang ‘luister’ je immers naar een man die in een soort mini-vakantiedorp een onverwachte bezoeker krijgt en hem, terwijl hij hem aan het doppen van bonen zet, in één doorlopende monoloog over zijn leven en dat van een aantal anderen vertelt. De enige tussenkomsten van wat toch de meest zwijgzame bezoeker ooit moet zijn, verneem je óók in die monoloog en wel in de vorm van ‘U zegt dat…’ of ‘Meent u echt…’, enzovoort. Bovendien is die monoloog ook werkelijk geschreven in spreektaal: het ene korte zinnetje na het andere, geen fantasietjes, nauwelijks tussenzinnen. Op zich ook een literaire prestatie, natuurlijk, maar ik moest me door die – letterlijke – spreekstijl heen bijten vooraleer ik er na enige tijd niet meer echt op lette.

Inhoudelijk is het met deze monoloog gelijkaardig gesteld. Het is geen monoloog zoals “poets, priests and politicians” (zoals The Police het zong) die doorgaans voeren, een monoloog met een structuur, die ergens heen lijkt te gaan, maar het typische gepalaver van een oude man die van de hak op de tak springend over zijn hele leven vertelt, daar een herinnering bovenhaalt, daar wat vergeet en er nadien weer opkomt, daar afdwaalt en nooit meer terugkomt, en over het algemeen eigenlijk maar heel weinig onthouden heeft, maar sommige dingen wel tot in de kleinste details. Bovendien is dit personage van Myśliwski, ondanks het feit dat er qua feitelijke actie – ‘t is te zeggen, die in de raamvertelling – niet veel meer gebeurt dan bonen doppen (iets waarvan ik niet weet of het ook in het Pools een spreekwoordelijke betekenis heeft), geen boer, terwijl Myśliwski toch zijn grootste bekendheid geniet als beschrijver van, zoals het ook op de achterflap heet, “het verdwijnende boerenleven”. Het personage is kind van keuterboertjes, dat wel, maar past, tijdens de raamvertelling, op de huisjes in het al genoemde vakantiedorp, en is nadat de voorbijrazende Tweede Wereldoorlog hem tot wees heeft gemaakt aan de slag geweest als elektricien en… saxofonist. Na de verhalen over zijn vroege jeugd en over de verzetslui die hem op sleeptouw namen, krijg je dus vertellingen over de (uiteraard communistische) school waar hij opgeleid is, zijn zwerftocht van bouwwerf naar bouwwerf, zijn eerste en volgende liefdes, zijn pogingen om te sparen voor een instrument, zijn eerste stappen als beroepsmuzikant, de reuma die hem dat leven onmogelijk maakte, enzovoort. Genoeg om de lezer – en zijn toehoorder – driehonderdtachtig bladzijden lang bezig te houden, wat wellicht niet het geval zou geweest zijn als dit een monoloog was geweest van een boer, die uiteindelijk – en daar is niets mis mee – zijn leven alleen maar richt naar de seizoenen en, als het even mee zit, weinig avonturen meemaakt. Het is voor zover ik zie niet het verhaal van de schrijver zelf, die een vrij geregeld leven leidde, maar je hebt ergens de indruk dat hij verschillende werkelijke levensverhalen heeft samengeperst, getuigenissen heeft vermengd, en daar weer een min of meer samenhangend verhaal van heeft gemaakt. Zeker bij de laatste hoofdstukken, waar het absoluut niet meer geloofwaardig is dat de oude man zich zoveel uit gesprekken tot in de details zou herinneren, zoveel zaken tot in de finesses beschrijft, zoveel jaar later. In die laatste hoofdstukken krijg je werkelijk volledige verhalen te lezen, toch tot waar de verteller ze wil laten horen, en die lijken er, in alle eerlijkheid, aan toegevoegd omdat de auteur mogelijk gedacht heeft dat ze te dun waren als stof voor weer een ander boek.

Maar dat alleen de verteller het materiaal is waarvan het geheel aan mekaar hangt, is misschien een gewilde keuze. Herinneringen an sich zijn immers, naar verluidt, een regelmatig in de boeken van Myśliwski terugkerend onderwerp, en ze zijn het ook in Over het doppen van bonen: “Ik weet niet of u het met me eens bent, maar volgens mij is de herinnering zo’n op ons af vliegend licht van een al lang geleden uitgedoofde ster. Of van desnoods een olielamp. Alleen is ze niet altijd in staat ons tijdens ons leven te bereiken. Het hangt af van de afstand die ze moet afleggen en hoe ver wij ervanaf staan. Want het zijn niet gelijke afstanden. Of misschien is alles wel herinnering. Die hele wereld van ons, zolang die bestaat. En ook wij hier, die honden. Van wie? Dat weet ik niet.”

Herinneringen misschien ook aan stukjes filosofie die Myśliwski onderweg oppikte. Stukjes filosofie die je aan zo’n praatvaar als de verteller kan meegeven zonder dat je gedwongen bent daar langer dan een paar paragrafen op in te gaan. Stukjes filosofie als dit: “Vrijheid, alleen al in het woord, zou je kunnen zeggen, gaat de ontkenning ervan schuil. Net zoals in de allermooiste illusie wanhoop sluimert. Want als je dat opvat als vrij zijn van alle dwang, dan ook van jezelf. Uiteindelijk is de mens voor zichzelf de meest hardnekkige dwang. Vaak moeilijk te verdragen.” Een paar zinnen die een essay van ettelijke bladzijden waard zijn, maar de verteller is een halve bladzijde verder alweer met iets totaal anders bezig. Met verf, bijvoorbeeld, of zijn twaalfvingerige darm, of dit: “Jongeren denken altijd dat ze een nieuwe, betere wereld zullen bouwen. Alle jongeren. Nieuwe jongeren, oude jongeren. En toch laat iedereen een wereld achter waar je niet in wilt leven. Volgens mij is het zo dat hoe sneller je uit je jeugd groeit, des te beter het is voor de wereld, neemt u dat van mij aan. Ik ben jong geweest, dus ik kan het weten.” Of met het meest poëtische dat ik ooit over een dirigent heb gelezen, een dirigent die dirigeert zonder dat er muziek speelt: “Die armen van hem gingen steeds verder de lucht in, totdat het hele orkest het hoofd omhoogstak. Ze kwamen bij elkaar, maakten cirkels, zigzagbewegingen, wervelden van links naar rechts en van rechts naar links, van boven naar beneden, schuin. Een theater van armen (…) Dan weer bracht hij de armen naar zijn borst en op hetzelfde moment bevrijdde hij ze uit de gevangenschap van zijn dronken lichaam en wierp ze ergens ver voor zich uit. Soms kreeg ik de indruk dat die armen ergens boven hem zweefden. Boven hem, voor hem, dicht bij hem, verder weg, vlogen weg, vlogen terug, en hij volgde hun bewegingen alleen met zijn gehoor (…) En daarbij heb ik u nog niet verteld dat toen hij op zijn tenen was gaan staan, waarbij hij zich die armen achterna als het ware omhoogtrok, hij ondanks zijn gemiddelde lengte zelfs groot leek. Als een snaar gespannen stond hij op zijn tenen, ergens daar in de hoogte klepperend met zijn handen. Waarna hij vanuit die tenen, vanuit die vervoering op zijn hielen terugzakte, door de knieën boog en met gestrekte armen als het ware de muziek van de grond opraapte. Of misschien haar smeekte om ook hem op te tillen.”

Mooi is dat allemaal, maar het is geen constante. Kan ook nauwelijks, maar je zou als lezer willen dat dat soort momenten niet zo snel ophielden en gevolgd werden door trivialer zaken als brandstichting, verhoren, olielampen en gloeilampen, een aantrekkelijke dienster, het dagelijks leven onder een vijfjarenplan, zandbakken, nog een stuk gelul over het doppen van bonen, bruinvilten hoeden, snurkende slaapkamergenoten, aardappelloof, het feit dat iedereen rond je jonger lijkt te worden als je zelf ouder wordt, het toe- en afnemen van het aantal bekenden in je leven, zijn of niet zijn (een gegeven dat je net zo goed op kunt hangen aan het doppen van bonen als aan denken), cakejes (en kaakjes), of uitspraken als: “Echte liefde is een wond. En die vind je alleen in jezelf als je iemands pijn ervaart als jouw pijn.”

“Elk leven is min of meer door elkaar gehusseld, vaak ook verbrokkeld”, schrijft Myśliwski, “En zo’n leven valt niet meer bij elkaar te rapen, en zelfs al was dat het geval, tot welk geheel zou je dat dan moeten brengen? Het leven is geen kopje of een ander stuk servies”, en toch is dat “kopje of een ander stuk servies” wat Myśliwski hier heeft proberen samen te stellen aan de hand van de herinneringen van de verteller. Op een literaire manier dan. Zonder een literaire stijl te hanteren. Of zoiets. Ik weet niet of ik dat kopje thee, al dan niet eerder gebroken, wel lust. Ik kan me over dit boek niet eenduidig uitspreken, maar misschien vindt u het wél leuk om lezen. Zoals Myśliwski zelf schrijft: “Ik ga trouwens niet met u zitten redetwisten. U bent mijn gast, laat het gelijk aan uw kant zijn.” Met die toegeeflijkheid beëindig ik mijn laatste in 2024 geschreven boekbespreking (al zal u ze pas ergens in 2025 lezen).

Björn Roose

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Ook iets te vertellen ? Ga je gang !