Wie mijn boekbesprekingen al een tijdje volgt, weet – onder andere,
uiteraard -, dat ik een zekere voorliefde voor Midden- en
Oost-Europese schrijvers heb én dat ik de achterflappen van boeken
doorgaans lees nádat ik de boeken zelf gelezen heb. In het geval van
voorliggend Onverzameld werk van B.J. Novak heeft de
combinatie van die twee gewoontes er toe geleid dat ik – in een
kringwinkel, want dat doe ik vanzelfsprekend al véél minder snel
als ik de volle pot moet betalen voor een werk - het boek zo’n
beetje op zicht heb gekocht omdat ik dacht dat Novak een
Midden-Europees auteur was. Iets waar ik waarschijnlijk ook nog
steeds van overtuigd geweest zou zijn als ik de initialen ‘B.J.’
voluit geschreven had zien staan als ‘Benjamin Joseph’, al zou ik
dan allicht gedacht hebben dat hij een Midden-Europees auteur van
joodse afkomst was. Iets wat ik wellicht zou bevestigd gezien hebben
als ik alleen maar de laatste paragraaf van de achterflap had
bekeken: “Geïnspireerd door schrijvers als Woody Allen en Joshua
Ferris [niet van joodse origine, maar toch wel filosemitisch, noot
van mij], schreef B.J. Novak een bundel grillige, ontroerende en
geestige verhalen, elk met een frisse, onconventionele blik op de
wereld om ons heen.”
Maar Woody Allen (geboren als Allan Stewart Konigsberg) zowel als Joshua
Ferris zijn ook (en misschien vooral, zo goed ken ik ze niet)
Amerikaan en dat is eveneens wat B.J. Novak is. Wat ik dan misschien
weer zou geweten hebben als ik een grotere interesse had in tv en
film. Novak schreef namelijk niet alleen scenario’s voor de
Amerikaanse serie The Office (wat dus op de achterflap vermeld
staat), maar acteerde er ook in, net zoals hij dat deed in
Tarantino’s Inglorious Bastards en het superheldenvehikel
The Amazing Spider-Man 2: Rise of Electro. Da’s allemaal
niet zo belangrijk, tenzij dan omdat zijn medewerking aan The
Office op de achterflap van dit in 2014 bij Agathon
verschenen boek verbonden wordt met zijn werk als schrijver: “(…)
B.J. Novak beschikt over een onnavolgbaar verteltalent. Subtiel en
met een feilloos gevoel voor timing fileert hij de absurditeiten van
het moderne leven in deze razendsnelle afwisseling van korte verhalen
en komische sketches.”
Is dat zo? Wel ja, vierenzestig verhalen/sketches/whatever op
zo’n tweehonderdnegentig bladzijden, niet al te dun gedrukt en met
vrij veel witruimte, is aardig wat, dus ze wisselen mekaar gemiddeld
wel ongeveer af aan de snelheid van cursiefjes. Zijn ze
‘onconventioneel’? Ja, dat kan je wel zeggen. Zijn ze ‘grillig’?
Zal van je definitie van ‘grillig’ afhangen, maar ik neem aan dat
dat een van de adjectieven is die je voor minstens een groot deel van
de verhalen/sketches van Novak kan gebruiken. Zijn ze daarom allemaal
‘ontroerend en geestig’? Nee, daarin zou ik de auteur van de
achterflap niet beamen. Wat minder werk verzamelen in dit Onverzameld
werk had het algemeen niveau een stuk hoger kunnen maken; nu
lijkt het er op dat er ook dingen ingepropt zijn die het nooit verder
dan tot een niet uitgewerkte hersenkronkel hebben geschopt of het
nooit verder hadden mogen schoppen. Prutsen als Romance, hoofdstuk
een, Ze reden sneller en sneller en haalden de regen in,
Het mooie meisje in de boekwinkel, De man die plaatjes
postte van alles wat hij at, en vele andere, doorgaans langere
verhalen/sketches, behoren ongetwijfeld tot die categorie en halen
door het feit alleen al dat ze in deze bundel opgenomen zijn de
prestaties van de auteur in, bijvoorbeeld, het eerste verhaal,
Revanche naar beneden. Een fabel schrijven als vervolg op die van
De schildpad en de haas is al een hele kunst, maar die fabel
ook nog zinniger (en hoe dan ook leuker) maken dan de originele is
werkelijk sterk.
Het ware dan ook interessanter geweest de oefening met nog meer fabels te
herhalen en dáárvan een bundeling te maken. Interessanter alvast
dan bijvoorbeeld Op eieren lopen (of: Toen ik verliefd was op Tony
Robbins), al is het maar omdat Tony Robbins buiten de Verenigde
Staten een totale onbekende is en de Nederlandstalige lezer daarmee
toch wel een groot stuk van de clou mist. Vertalers Jevgenia
Lodewijks, Lydia Meeder en Maarten van der Werf, wier namen op de
voorpagina prijken maar van wie nergens aangegeven is wie welke
verhalen heeft vertaald, hadden bij dat verhaal dan ook minstens een
voetnoot mogen voorzien. Zoals ze beter hadden moeten opletten bij
hun werk aan De ongeduldige miljardair en de spiegel voor de
aarde, tenzij Novak zelf degene is geweest die op een zeker
moment van zijn miljardair een miljonair heeft gemaakt, en hem een
zin later weer tot miljardair heeft gebombardeerd, natuurlijk.
Nu goed, behalve Revanche zijn er bijvoorbeeld ook Sophia,
een verhaal van twintig bladzijden, De geest van Mark Twain
(over het aantal keren dat het woord ‘nigger’ voorkomt in
Huckleberry Finn), het vierentwintig bladzijden lange
Kellogg’s (of: De laatste gezonde fantasie van een jongen op de
middenschool), Kwantum non-lokaliteit en de dood van Elvis
Presley, het desalniettemin een beetje te lang uitgesponnen
verhaal Een dezer dagen moeten we iets aan Willie doen,
Opbouwende kritiek (inclusief
pun in de titel),
en toch wel grappige of minstens goed gevonden kleine dingetjes als
Grote schrijvers jatten, Confucius thuis, Kate Moss,
en Een nieuwe Hitler, die de andere tweehonderd bladzijden
enigszins goedmaken.
“Dit boek is ontstaan”, schrijft Novak aan het begin van zijn Dankwoord,
“uit een reeks voorleessessies voor een live-publiek. Voor alles
wil ik iedereen bedanken die bij zo’n sessie aanwezig is geweest. U
was het meest inspirerende en motiverende publiek ooit, mijn
eerlijkste redacteur”. Wat mij betreft had dat “meest
inspirerende en motiverende publiek ooit” hem ook mogen inspireren
tot een veel dunner boek en motiveren tot het weghalen van alles wat
geen olifant is. Als de schrijver dus op het einde van datzelfde
Dankwoord schrijft dat “het enige schrijfadvies dat ik
volgens mij kan geven: schrijf voor het klasgenootje dat naast je zit
op school”, dan zou ik daar aan toe durven voegen: “Maar overvoer
hem niet.”
Björn Roose
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Ook iets te vertellen ? Ga je gang !