Ik heb lang getwijfeld of ik na lezing en bespreking van – in die volgorde – De Droogte, Bloemen op mijn graf, Heilige Schrik, Plotseling gebeurde er niets en Het spook van Toetegaai de bundeling Kou van jou van Herman Brusselmans in één keer zou bespreken of toch maar een apart verhaal zou wijden aan de daarin opgenomen “romans” Heden ben ik nuchter, Zijn er kanalen in Aalst?, Dagboek van een vermoeide egoïst en Vlucht voor mij. Eerlijk: ondanks het feit dat ik al gekozen heb voor bespreking van de vier betreffende “romans” apart, twijfel ik nog steeds. De spoeling zou namelijk wel eens érg dun kunnen worden.
Anderzijds: toen ik Heden ben ik nuchter opnieuw las, kon ik me weer inbeelden waarom ik Brusselmans' boeken als student in Brussel wel mocht. Een bestaan als ambtenaar leek me een verschrikking, maar dat dat bestaan zich grotendeels afspeelde in het Brussel waar ik woonde (soms zelfs in tenten die ik kende, zoals Drug Opéra) en dat het hoofdpersonage meer dan regelmatig te veel zoop (ik was ook op dát vlak een ijverige student), zullen me in het verhaal ongetwijfeld aangetrokken hebben.
Ik was me er destijds (dat weet ik wel zeker) ook niet van bewust dat Brusselmans (minstens deels) autobiografisch schreef: hij was nog niet overgegaan tot het schrijven in de ik-vorm; hoofdpersonage Eduard Kronenburg kon eender wie zijn. Wat hij – in hindsight – uiteraard niet was: op de eerste bladzijde van het boek schrijft Kronenburg al een brief naar Gloria, “mijn vrouw”, de naam die Brusselmans ook in zijn “zuivere” egotripperij aan zijn toenmalige echtgenote Gerda zou geven. Al een paar bladzijden later daagt Brusselmans overigens wel degelijk op als personage: hij ontmoet Kronenburg en Kronenburg – uiteraard óók geboren in “Hamme aan de Durme”, op 9 oktober – ziet in hem een min of meer lichtend voorbeeld. En weer een ander karakter mag zoveel bladzijden later uitschreeuwen: “Weet je wat het is met jou? HOOGHEIDSWAANZIN! Weet je op wie je lijkt? Op Herman Brusselmans! Die heeft het ook, alleen nog veel erger! Gelukkig heeft die nog een goeie vrouw! Dat heb jij niet eens!”. Gedurende een aantal bladzijden wordt het Brusselmans zelfs té machtig en vergeet hij dat hij niet in de ik-vorm aan het schrijven is: als het karakter Brusselmans het karakter Kronenburg onderbreekt, heeft de auteur Brusselmans het plotseling over “onderbrak ik hem” en “zei ik”. Dat viel me niet op toen ik begin jaren negentig het boek voor het eerst las, maar misschien was ik toen zat.
Los daarvan komt in Heden ben ik nuchter iets door dat toch echt tot grappige passages zou kunnen leiden … als het maar lang genoeg volgehouden werd (helaas was iets uitwerken toen ook al geen kenmerk van Brusselmans’ schrijverij). Dit bijvoorbeeld: “Ooit had een politieman hem op de schouder getikt terwijl hij, stomdronken, bezig was tegen z’n eigen auto te zeiken. Eduard had zich na het getik omgedraaid en z’n vuist onder de kepie geplaatst. Toen had hij het zeiken beëindigd op het uniform van de neergevallen agent. Men had Eduard hierom z’n rijbewijs ontnomen, hoewel het hele geval verdomd weinig vandoen had met rijden en het bewijzen daarvan.” Da’s dus een passage die door zijn makkelijke visualiseerbaarheid (geen idee of dat een écht woord is) een zeker gehalte aan Tom Sharpe in zich heeft (zie ook mijn bespreking van Het spook van Toetegaai). Of het bewust koppelen van dorsvlegels aan “dorpsvlegels”. Of verwijzingen naar andere schrijvers, maar dan zonder ze te noemen: “Het was weemoedigheid die ‘s avonds komt, nog lang voor men slapen gaat.”
Helaas kan die humor niet op tegen een sterk gevoel dat me bekroop bij het lezen van de “avonturen” van Kronenburg: walging. Dat gevoel had ik niet (ook daar ben ik zeker van) toen ik voor het eerst het boek las, maar da’s dan ook zo’n dertig jaar geleden. Dertig jaar waarvan ik er een tiental getrouwd geweest ben en zelfs langer (dank u, dank u …) samen ben met mijn vriendin. Dertig jaar waarvan ik een paar maanden ook redelijk “wild” geleefd heb wat vrouwen betreft. Maar ook dertig jaar waarin ik nooit ofte nooit een zielepoot genre Eduard Kronenburg ben geweest: (imaginaire) brieven naar je vrouw schrijven terwijl ze in het ziekenhuis ligt om haar (niet) te melden dat je haar bedriegt, er meerdere relaties op hetzelfde moment op nahouden … Ik kan me gewoon niet (meer?) inleven in dat soort dingen.
En die nausée wordt niet meteen getemperd als de “roman” voor de rest weeral (of beter: toen ook al) gestoffeerd wordt met angsten in alle mogelijke soorten en formaten. Nee, er zijn redenen om Heden ben ik nuchter een beter boek te noemen dan veel van wat Brusselmans later heeft geschreven, maar veel zijn het er helaas niet.
Björn Roose
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Ook iets te vertellen ? Ga je gang !