Goed dat mijn zin om nog naar winkels te gaan intussen – dankzij de mondmaskeridiotie – helemáál voorbij is, want ik heb op een zeker moment (tijdens een zekere periode) echt té veel nieuwe boeken gekocht, terwijl ik er toch ook nog massa’s “oude” (of echt oude) te lezen heb. Één van die boeken was het voorliggende De Habsburgers – De opkomst en ondergang van een wereldmacht van Martyn Rady, uitgegeven bij Het Spectrum in 2020: het derde geschiedenisboek dat ik kocht op korte termijn. De kruisvaarders – De strijd om het Heilige Land van Dan Jones besprak ik in december, De graven van Vlaanderen (861-1384) van Edward De Maesschalck in september, en net zoals die vorige twee is De Habsburgers – De opkomst en ondergang van een wereldmacht dik en alomvattend.
Martyn Rady, professor aan de School of Slavonic and East European Studies, University College London, had er al een hele rij boeken (voornamelijk over Hongarije) op zitten vooraleer The Habsburgs: The Rise and Fall of a World Power, zoals het boek in de originele versie heet, gepubliceerd werd, maar deze kanjer van zo’n 450 bladzijden lijkt mij toch wel z’n interessantste werk voor een breder publiek. Wellicht is het boek dan ook jaren in de maak geweest, want een geschiedenis lopend van eind 10de eeuw tot het einde van de 20ste eeuw schrijf je niet zo een-twee-drie.
“Meer dan negen eeuwen lang hebben de Habsburgers dwazen en visionairs voortgebracht”, schrijft Rady in zijn conclusie, “dilettanten in tovenarij en vrijmetselarij, fanatici in religie, heersers die het welzijn van hun volkeren waren toegewijd, mecenassen van kunst en voorvechters van wetenschap, bouwers van kerken en grote paleizen. Sommige Habsburgers streefden naar vrede, andere begonnen zinloze oorlogen”. En over al die zaken gaat dit boek. Een boek dat vooraan – altijd handig – de stamboom van de Habsburgers bevat en achteraan een lijst van zo’n acht bladzijden met werken om verder te lezen. Tussen die twee in boeiende hoofdstukken over de Hofburg in Wenen, Frederik III, Maximiliaan I, Karel V, Filips II, ketterjacht en ketterse overwinningen, geslaagde en minder geslaagde koloniale avonturen, Sisi, talloze gewonnen en verloren oorlogen, en zoveel meer. En ín die hoofdstukken ook aandacht voor details als: de eindeloze lijst van titels die Karel V droeg (“Karel, bij de gratie Gods, gekozen Heilige Roomse keizer, voor altijd vergroter van het Rijk etc., Koning in Duitsland, van Castilië, Aragón, León, beide Siciliën, Jeruzalem, Hongarije, Dalmatië, Kroatië, Navarra, Granada, Toledo, Valencia, Galicië, de Balearen, Sevilla, Sardinië, Cordoba, Corsica, Murcia, Jaén, de Algarve, Algeciras, Gibraltar en de Canarische Eianden [sic][, en ook de Eilanden van de Indiën, en het vasteland van de Oceaan etc. (…)”) en de relativiteit van die titels; de oorsprong van de naam Habsburg en het gedurende zo’n acht eeuwen daarvan verdwijnen vooraleer ze terugkwam; het droit de seigneur (dat volgens de auteur fantasie is); de nederige afkomst van de Habsburgers (eveneens fantasie); de concurrentie met de Hohenstaufens; de kruistocht tegen de heidense Pruisen (zie ook mijn bespreking van De kruisvaarders – De strijd om het Heilige Land); geschiedkundigen (geen fantasie, maar ‘t is duidelijk dat Rady niet per se dol is op zijn vakgenoten); het geleidelijk winnen aan belang van Oostenrijk ten opzichte van het thuisland Zwaben; geknoei met oorkondes; een vrouw die “befaamd was om haar schoonheid en haar vermogen om met de blote vuist spijkers in eikenhouten planken te slaan”; kwakzalvers; Plus Ultra; de oneindig lange tijd die bevelen uit Spanje er over deden om tot in de Nieuwe Wereld te geraken; de uitdaging van Karel V aan de Franse koning om een duel uit te vechten; oorzaak en gevolg van de eerste Slag bij Mohács en de blijvende moeilijkheden die de Habsburgers zouden ondervinden bij het overheersen (later beheersen) van de Hongaren; utraquisten en andere tisten; de rattenvanger van Hamelen; de Spaanse Inquisitie en het feit dat het doel van een openbare executie “niet was om de zielen van de aangeklaagden te redden, maar het openbaar welzijn te bevorderen en de mensen te doordringen van angst en terughoudendheid”; de pain in the ass die de Nederlanden heette; erfelijke ziektes door eeuwenlange inteelt; een landvoogdes die een snor liet groeien; de galeien als drijvende toiletten (“een galei [kon] van een halve kilometer afstand worden herkend aan de stank”); de eigenaardige repatriëring van landvoogd Don Juan (er werd gevreesd dat z’n lichaam zou worden bemachtigd door Nederlandse opstandelingen of Engelse schepen en daarom werd het “in vieren gehakt, in zadeltassen gepakt en in het geheim over land door Frankrijk naar Madrid gestuurd, waar de delen weer werden samengevoegd om te worden begraven in het Escorial”); alchemie; Wunderkammer; financiën van kloosters die “leden onder het aantal concubines, buitenechtelijke kinderen en klaplopers die bij de monniken woonden en allemaal gevoed moesten worden”; Lipizaner paarden; het dopen van mensen door ze simpelweg in de rivier te keilen, willen of niet; de lichtelijk bloeddorstige Erzsébet Báthory, de lichtelijk eigenaardige gewoonte om de lichamen van de Habsburgerse heersers na hun dood in drieën te delen (een deel ging naar de Loretokapel, een deel naar de Stephansdom, een deel naar de Kapucijnenkerk, alle in Wenen), en de lichtelijk lange Dertigjarige Oorlog, de eigenlijke eerste wereldoorlog (begonnen met het conflict tussen de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden en het Habsburgse Spanje en uitgezaaid over heel Europa, Afrika, de Indische – en de Grote Oceaan en West-Indië); jodenvervolging en plotseling ondervinden dat ook je eigen geld uit die hoek vandaan komt; Eugenius van Savoye (en zijn opmerkingen over de koning); de barok (volgens de Italiaanse filosoof en geschiedkundige Benedetto Croce “een vorm van artistieke lelijkheid … een artistieke perversie, gedomineerd door een verlangen naar het verbijsterende”); catacombenheiligen (“Heiligen Leicher” zoals een gids ze ons beschreef toen we vorig jaar in een Beierse kerk gedecoreerd met dergelijke catacombenheiligen rondwandelden); automaten en hoe filosofen als Hegel, Herder, Rousseau, Bentham dachten dat ook een maatschappij kon georganiseerd worden als clockwork; het Naturhistorisches Museum in Wenen; de vrijmetselarij; de “Verlichting” en de “Verlichte” dictatuur; de “grootste boekvernietiging in Europa vóór het Derde Rijk” onder Jozef II (samen ongeveer tweeënhalf miljoen boeken zouden er vernietigd zijn); de afschaffing van de lijfeigenschap door diezelfde Jozef II (en vervolgens het ombrengen van de boeren die dachten dat ze dat programma wat mochten helpen versnellen – allegro ma non troppo, nietwaar?); de Brabantse Omwenteling; het verschijnen van hispanismen in “de Vlaamse taal” en “de grootste dichtheid aan kapellen, weg- en veldkruisen van heel Europa” in het land waar die “Vlaamse taal” werd gesproken; het verwijderen van de panelen Adam en Eva van Het Lam Gods om het kinderzieltje van Jozef te beschermen tegen al die naaktheid; Hansworst (Hanswurst); Die Zauberflöte; false flag – en echte revoluties; guldens en hun waarde in Hongarije (forint); roddeltante Metternich en het Congres van Wenen (1814-1815); Beethovens Zevende Symfonie als “een soort boetedoening voor zijn Derde, de Eroica, die hij tien jaar eerder had opgedragen aan Napoleon”; de Habsburge zeemacht (of wat daarvoor moest doorgaan); de tot diep in Afrika verspreide zilveren Maria Theresia-daalder (“het was ook, gedragen aan een touw, een halssierraad en het geldmiddel waarin lokale heersers belasting inden”); censuur, “waarvan alleen boeken van meer dan 320 bladzijden werden vrijgesteld, aangezien die toch te vermoeiend voor lezers en censors zouden zijn” (en in dit verband ook het verschil tussen Seiten en Bogenseiten); muzikale relschoppers (“In sommige plaatsen gebruikten relschoppers geweld en gooiden functionarissen letterlijk het stadhuis uit, in andere gevallen dwongen ze hen tot aftreden door voor hun huizen te loeien en te krassen op violen totdat ze toegaven – dit kabaal stond bekend als Katzenmusik, ‘kattengejank’”); de regelrechte klootzak Radetzky (en hoe onnadenkend de “hedendaagse concertgangers die klappen en stampen na een uitvoering van de Radetzkymars” wel zijn); de manier waarop Hongarije Kroatië verspilde; de toch wel zeer sterk op de moord op Borms lijkende moord op de voormalige eerste minister van Hongarije Lajos Batthyány op bevel van Frans Jozef; liberalen die “een sterke staat als het vehikel voor een liberaal hervormingsprogramma” zagen, daartoe al snel de persvrijheid opofferden, daarmee de staat “vetmestten” en hem “tot een Leviathan [maakten] die de individuele vrijheden opvrat waar hun liberalisme oorspronkelijk nu juist voor had gestreden” (toch goed dat onze hedendaagse “liberalen” zelfs nooit voor individuele vrijheden hebben gestreden; de staat waarvan ze zich meester gemaakt hebben kan daarmee nooit tot hun Leviathan worden); de totale onderschatting van Otto von Bismarck door de Oostenrijkers en daarmee het definitieve verlies van de Duitse staten op conto van Frans Jozef; de Ausgleich met Hongarije en de daarmee gepaard gaande vervanging van “k.k.” ofte kaiserlich-königlich door “k.u.k.” ofte kaiserlich und königlich; het Mexicaanse, en vooral heel erg dodelijke (zonder dat er een griep in de buurt kwam) avontuur van Maximiliaan en zijn belze vrouw Charlotte von Saksen-Coburg-Gotha; het ruiterstandbeeld van Josip Jelačić op het marktplein van Zagreb (waardoor Kroatië Kroatisch werd verklaard, maar dat later, onder Franjo Tuđman een beetje werd gedraaid zodat het zwaard van de ruiter niet meer richting Hongarije maar richting Servië wees); de zelfmoord van kroonprins Rudolf (een zelfmoord die door sommigen nog steeds wordt betwist, overigens); het Rudolfmeer in Kenia en het Stefaniemeer in Ethiopië; de opkomst van Karl Lueger als burgemeester van Wenen, het Wenen dat even later ook “Het Wenen van Hitler” zou worden (zie daarvoor het boek van Brigitte Hamann dat ik hier besprak); de quarantaine voor reizigers die uit Turkije kwamen en (waar kennen we dat van?) het handel verrichten “vanachter schermen en munten werden in azijn gedesinfecteerd”; de opgang (en toen nog toekomstige ondergang) van Servië; de gedoodverfde aanstichter van de Eerste Wereldoorlog, Gavrilo Princip (en zijn toch wel bijzonder incompetente medesamenzweerders); en ten slotte het einde van het Habsburgse Rijk als “bijwagen van Duitsland”.
“Het Habsburgse Rijk is gevallen omdat het zijn lot had verbonden met dat van Duitsland. Omdat het zich niet uit de oorlog kon terugtrekken, werd Duitslands militaire nederlaag ook die van het rijk. Maar Duitsland overleefde de oorlog, net als Bulgarije en een enorm gereduceerd Turkije, dat van alle praal van het Ottomaanse Rijk was ontdaan. Het Habsburgse Rijk echter viel volledig uiteen, het land werd onder zes staten verdeeld en het verval was hier het grootst. De lijm van de dynastie was niet erg stevig gebleken en in 1918 te zwak om de delen bij elkaar te houden. Identiteiten en bondgenootschappen hadden zich rond de naties gevormd en zij, niet de dynastie, werden de eenheden waarop mensen meer en meer hun hoop vestigden en waar ze hun loyaliteit aan gaven. Toen de reputatie van de dynastie wankelde, had het geen enkele zin meer voor de volkeren van het Habsburgse Rijk om samen een soort politieke eenheid of gemeenschappelijke onderneming te vormen. In de geschiedenis van de meeste Europese staten markeert het jaar 1918 het einde van een hoofdstuk (in het geval van Rusland 1917). Voor het Habsburgse Rijk was het het einde van het boek”.
Waarmee we ook aan het einde van deze lange – al heb ik dan mijn uiterste best gedaan om ze in steno te schrijven – boekbespreking zijn gekomen. Een boekbespreking die u er hopelijk, in zoverre u geïnteresseerd bent in geschiedenis, van overtuigd heeft dat dit boek méér dan het kopen (en lezen) waard is. U hoeft daarvoor niet eens het huis uit, want het is ook online te koop bij Standaard Boekhandel, Libris of – wellicht – de betere lokale boekhandel.
Björn Roose
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Ook iets te vertellen ? Ga je gang !