Ik ben ontegensprekelijk geïnteresseerd in geschiedenis en een zeker deel van mijn boekencollectie bestaat uit boeken over de dictatoriale systemen waaraan (vooral) de twintigste eeuw zo "rijk" is geweest, de nationaal-socialistische, fascistische en communistische alleenheerschappijen in Duitsland, Italië, Rusland en de door die landen gecontroleerde gebieden.
In zekere zin hoort Het Wenen van Hitler - De biografie van de jonge Adolf in dat deel van mijn boekenkasten terecht te komen. Maar vooral het feit dat dit boek niét over die dictaturen gaat, maar over de democratieën in k.u.k. Oostenrijk-Hongarije, maakt lezing van dit werk van Brigitte Hamann meer dan de moeite waard. Niet alleen omwille van de bijzonder interessante achtergrondinformatie bij het latere uiteenvallen van dit rijk, een uiteenvallen dat ingebakken zat in de genen ervan, maar zeker en vast ook en vooral de uitvoerige documentering van het "denken" van Adolf Hitler.
Een "denken" dat, zo blijkt, eigenlijk nergens ook maar een spoor van originaliteit vertoont, een "denken" dat geheel en al bestaat uit leentjebuur spelen bij filosofen als Guido von List en Lanz von Liebenfels en politici als Georg Schönerer, Karl Hermann Wolf en Karl Lueger. Filosofen die geen van allen in Duitsland woonden, politici die stuk voor stuk in Oostenrijk actief waren, ideeën die behalve bij hen ook bij grote delen van de Oostenrijkse volkeren leefden, zowel bij het Duitse (de grootste minderheid in de Oostenrijkse, Cisleithaanse "deelstaat", die uit niks anders dan minderheden bestond) als bij pakweg het Tsjechische en het Rutheense (Oekraïense). Ideeën die Hitler alleen maar hoefde te exporteren naar Duitsland - waar ze in veel minder felle vorm óók wel bestonden -, om ze daar te "perfectioneren" en (in tegenstelling tot wat de Oostenrijkers gedaan hadden, die er door hun innerlijke verdeeldheid geen werk konden van maken) tot uitvoering te brengen.
Verwacht echter van dit boek géén voortdurend inhakken op die ideeën, noch op de jonge Hitler (laat staan de oude). Hamann heeft, ondanks het onderwerp, een vrij objectief werk geschreven. Een werk ook dat niémand in de Oostenrijks-Hongaarse janboel buiten schot laat. Zelfs niet diegenen die uiteindelijk de geschiedenis ingegaan zijn als de grootste slachtoffers, "de" Joden. Getuige daarvan moge volgend citaat zijn, waarmee ik deze bespreking graag afrond. U vindt het op pagina 360 tot 362 van het boek:
"De in wenen gevestigde, geassimileerde Joden voelden zich bedreigd door het woest en vernietigend om zich heen grijpende antisemitisme, dat steeds duidelijker racistisch getint werd. Ze hadden alles gedaan om niet als Joden op te vallen, om zich aan te passen er er volledig bij te horen. Velen waren allang gedoopt en dachten hun Joodse afstamming te kunnen vergeten, maar nu ze plotseling in het kader van het racistische antisemitisme op één hoop werden gegooid met de haveloze geloofsgenoten uit het oosten, zagen ze zich bedreigd in hun zwaarbevochten bestaan.
Veel Oost-Joden vielen in het straatbeeld op vanwege de slaaplokken (peies) en traditionele kleding (kaftan, hoed en laarzen) die ze als teken van hun orthodoxe geloof droegen, en hun Jiddische taal. Hun afwijkende uiterlijk liet ze als een samenzweerderige groep overkomen.
De Joodse gemeenschap spande zich naar vermogen in om de immigranten zich zo snel mogelijk te laten aanpassen. De 'kaftan-Joden' kregen onopvallende kleding en hun kinderen leerden snel Duits in eigen scholen. De gemeenschap zorgde zo veel mogelijk zelf voor de immigranten en voorkwam dat ze aanspraak maakten op de algemene sociale voorzieningen. De rijke Joden spendeerden ruimhartiger dan ooit geld aan opwarmlokalen, gaarkeukens en hospitalen. De Weense Joden maakten zich vooral zorgen om de Oost-Joodse marskramers die in de stad van Lueger bijzonder veel ergernis wekten. Op conferenties besprak men het 'kwaad' van de 'zwervende bedelaar' en de 'handeleh' en er werden strategieën ontwikkeld om de assimilatie te bevorderen. Maar hoe ruimhartiger de Weense Joden waren, des te meer armlastigen stroomden er binnen. En hoe meer Oost-Joden er binnenkwamen, des te groter werd de angst voor een verdere versterking van het antisemitisme.
Bovendien bleek dat veel arme Oost-Joden de vrijgevigheid van hun rijke broeders uit het westen helemaal niet waardeerden. Ze hielden vast aan hun oude gebruiken en zeden, hun traditionele kleding en taal. Ze waren trots en zelfbewust en vertoonden zelfs een houding van superioriteit ten opzichte van de West-Joden - zij waren er immers van overtuigd het 'ware Jodendom' te bezitten. Ze hadden hun oude geloof en rituelen trouw bewaard, hielden vast aan de gebruiken van de vaderen en waren zo het vleesgeworden verwijt aan de West-Joden die in hun geloof verflauwd waren, zich aanpasten of zelfs gedoopt waren.
Ondanks alle inspanningen tot begrip, bleef er veel afstand bestaan tussen de Oost- en de West-Joden. De schrijver Wassermann noteerde: 'Als ik een Poolse of een Galicische Jood zag, met hem sprak en me inspande om tot zijn innerlijk door te dringen, om zijn manier van denken en leven te doorgronden, dan kon hij mij wel ontroeren, verwonderen, of tot meeleven of droefheid stemmen, maar een gevoel van broederschap, ja, alleen maar van verwantschap kreeg ik niet. Hij was mij volkomen vreemd in zijn uitingen, in iedere ademtocht, en als er geen menselijke toevallig-individuele symbiose ontstond, was hij zelfs afstotelijk.'
Wassermann - die in dit opzicht slechts een voorbeeld is: ook bij Elias Canetti zijn soortgelijke uitspraken te vinden - voelde een kloof tussen de 'Joodse Joden' en de 'Duitse Joden': 'Zijn dat niet twee soorten, twee rassen haast of op zijn minst twee verschillende levensdisciplines?' Hij, de Duitse Jood, wilde 'slechts op een voorpost, mijzelf en mijn wereld tot uitdrukking brengen, tot een brug maken'. 'Ben ik zo uiteindelijk niet nuttiger dan iemand die star vasthoudt aan een bepaalde marsrichting?' Hij beklaagde als betrokkene de 'benauwende situatie' van de geassimileerde Joden: 'Duitse Joden; versta die beide woorden zeer nadrukkelijk. Vat ze op als de laatste ontplooiing van een langdurige ontwikkelingsgang. Met zijn dubbele liefde en zijn strijd op twee fronten is hij naar de rand van de afgrond der vertwijfeling gedrongen.'"
Zeg nu zelf: zelfs los van de duidelijke analogie tussen toenmalige en tegenwoordige situaties, maken dat soort citaten alleen al dit boek de moeite van het lezen, én bewaren, waard. Met wat geluk vindt u het nog bij
Boekenvoordeel
, waar ik het zelf een paar weken terug voor een spotprijs op de kop tikte.
Björn Roose
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Ook iets te vertellen ? Ga je gang !