Nog twee boeken van Herman Brusselmans in mijn kast na deze (ja, de uitkomst is alweer dat het boek er niet in blijft) en ik ga in alle oprechtheid blij zijn dat ik de Brusselmans-rit achter de rug heb.
Het dondert niet of Brusselmans nu korte stukjes schrijft of lange verhalen, ze laten me in essentie zo koud als het mogelijke overlijden van Marc Van Ranst (aan wat dan ook). En de kans dat dat anders ging worden met een boek dat begint (en ongeveer gelijk eindigt, overigens) met “Ik had jeuk aan mijn penis. Achter een muurtje dat daar stond ging ik krabben.” was quasi nihil.
Niet dat ik per definitie een probleem heb met hoofdpersonages die al in het eerste hoofdstuk hun lul uit hun broek halen, ik heb zelfs eens een hilarisch boek gelezen dat zo begint: Wilts alternatief (The Wilt Alternative) van Tom Sharpe. Maar Het spook van Toetegaai is niet Brusselmans’ alternatief, het is gewoon nóg eens Brusselmans. Brusselmans die meespeelt in Brusselmans’ boek (“Ik heb het nog nooit zo moeilijk gehad om m’n biografie en de werkelijkheid uit elkaar te houden”). Brusselmans die vraagt naar mensen hun naam en het zelfverzonnen antwoord dan belachelijk vindt (over de politieagenten Verhofstadt, Somers en Lode Zielens hebben we het maar niet). Brusselmans die goedkoop shockeffect nastreeft met wat racistische flauwekul of gezeik over ontploffende moslims. Brusselmans die het twee bladzijden later over fascisten heeft. Brusselmans die zoveel keer dezelfde mop herhaalt (“‘Gecondoleer.’ ‘Wat?’ ‘Gecondoleerd. Ik was de d vergeten.’”). Brusselmans die mensen ontmoet die z’n boeken niet gelezen hebben of z’n boeken maar kul vonden. Brusselmans die aan het zuipen gaat (“De drank is een zegen. Jammer dat ik in het echt niet meer drink.”). Brusselmans die over zijn geboortedorp Hamme schrijft. Brusselmans die gewelddadig wordt. Brusselmans die aangeeft op welke pagina van z’n “roman” je al zit. Brusselmans die pathetisch doet over iets (een hond deze keer, niet zijn moeder – Over die laatste heeft hij het in dit boek maar twee keer, dacht ik: “Ze leefde niet lang. De kortheid van haar leven doet al dertien jaar lang m’n haren te berge rijzen, elke keer als ik eraan denk, en dat is vaak.” De tweede keer om te zeggen dat de hond op haar schoot zit in de hemel.)
“Vraag tien willekeurige mensen of m’n boeken plat en vulgair zijn en de kans is groot dat acht op de tien zeggen: ja inderdaad, dat klopt, maar dat zijn dan acht erg domme mensen.” Wel, de boeken van Brusselmans zijn niet “plat en vulgair” (‘t is te zeggen, ze zijn dat óók), ze zijn gewoon saai, ze zijn dertien in het door hem samengestelde dozijn. Maar goed, ik ben nu eenmaal ook maar “de doorsnee jan lul” en die “heeft weinig verstand van literatuur”.
Een “doorsnee jan lul” overigens die nederig erkent dat er ook in Het spook van Toetegaai goeie vondsten zitten (niet het spook zelf overigens, want dat duikt maar een keer of vijf op en niet voor meer dan een zin, behalve dan op pagina 256-257, waar het toch een hele paragraaf mag meespelen – ja, ik heb het bijgehouden). Anderhalve bladzijde filmtitels opsommen om te besluiten met “Ik had die films al gezien”, bijvoorbeeld. Of “Daar was, Yolanda met de koffie. Wat staat die komma daar te doen?”
Het interessantste aan het boek vond ik nog de passage waarin ene professor Van Elslander Brusselmans vraagt in het kort het karakter van Mariken van Nieumeghen te schetsen: “Mariken is een leuk meisje met sproetjes en een wipneus. Ze is voor geen gat te vangen. Als het jeukt, dan krabt ze. Echt slim is ze niet, maar haar dom noemen zou ik niet doen. Ze weet de huik naar de wind te hangen. Haar licht onder de korenmaat verbergen doet ze zelden.” Maar ik vond die passage uiteraard alleen maar interessant omdat ik een week voor ik ze las een dagje in Nijmegen had doorgebracht en daar m’n eigen kennismaking met Mariken hernieuwd had. Een van die toevalligheden in een leven dat onderhand zo onder controle staat van de staat dat de toevalligheden er wel steeds meer beginnen uit te verdwijnen. Net zoals ook dit boek van Brusselmans dus – ik kan dat ook, aan het einde herhalen wat ik aan het begin al gezegd heb – richting zolder verdwijnt.
Als u per se wil weten hoe het afloopt met Kwantum, “een pijnlijk realistische en hilarische novelle van Vlaanderens beroemdste schrijver”, tevens een “exclusieve uitgave voor ECI – 40 jaar”, en Kou van jou (de bundeling van Heden ben ik nuchter, Zijn er kanalen in Aalst?, Dagboek van een vermoeide egoïst en Vlucht voor mij), blijf dan vooral mijn boekbesprekingen lezen. Anders natuurlijk óók.
Björn Roose
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Ook iets te vertellen ? Ga je gang !