dinsdag 3 december 2024

De terugkeer van Münchhausen – Sigizmoend Krzizjanovski (boekbespreking door Björn Roose)

De terugkeer van Münchhausen – Sigizmoend Krzizjanovski (boekbespreking door Björn Roose)

“Als de naam Krzizjanovski u bekend voorkomt, bent u vermoedelijk in de minderheid”, schreef Johannes van der Sluis op “literair weblog” Tzum toen hij in mei 2017 een blog wijdde aan Het rondzwervende ‘Vreemde’, een ander werk van genoemde auteur Sigizmoend Krzizjanovski (of, naargelang de bron, Sigizmund Dominikovich Krzhizhanovsky; ‘t is altijd moeilijk met die Russische namen). Ik kende de naam in ieder geval niet tot ik voorliggend De terugkeer van Münchhausen in mijn handen kreeg en – wat een toeval! -, Van der Sluis vult aan: “(…) het zou kunnen: vorig jaar verscheen bij Pegasus zijn roman De terugkeer van Münchhausen.”

Recent, relatief onbekend werk uit Rusland dus? Ja en nee. Recent is het niet: Krzizjanovski is zelfs al bijna vijfenzeventig jaar dood, het Russischtalige origineel van Het rondzwervende ‘Vreemde’ dateert van 1924, dat van De terugkeer van Münchhausen van 1928. Onbekend dan? Ook ja en nee. Hier te lande wel, nog steeds allicht, en voor het grootste deel ook nooit bij zijn leven gepubliceerd (al is het, in tegenstelling met wat bijvoorbeeld Erwin Penning in 2020 beweerde op weer een andere literaire pagina, Gent leest, niet zo dat hij géén van zijn werken gedrukt zag), maar met het einde van de Sovjet-Unie in zicht kwam er in 1989 (intussen toch vijfendertig jaar geleden) een eerste gevolg aan de ontdekking van zijn archief, zijnde het uitgeven van een van zijn kortverhalen, al snel gevolgd door vijf boeken met zijn verzamelde werken, waardoor Krzizjanovski alsnog een bekende, zij het dode Sovjet-auteur werd.

De vraag is voor mij – en dat is uiteraard, zoals steeds, een hoogstpersoonlijke mening – of de auteur met het opdelven van zijn werk uit zijn archieven niet meteen over het spreekwoordelijke paard is getild. Goed, Krzizjanovski kreeg te maken met de censuur – de literaire truc met de buitenlander die de Sovjet-Unie bezoekt en terwijl hij zogezegd de Sovjets verdedigde die toch min of meer te kakken zette, was nu eenmaal niet echt briljant -, maar de auteur heeft (niet atypisch voor die tijd) té veel in zijn boek willen steken, niet de tijd genomen begonnen lijnen ver genoeg uit te werken (wat, toegegeven, wel te vergoelijken is als je hoofdpersonage de wederopgestane baron von Münchhausen is), en zich beziggehouden met zóveel verwijzingen dat een groot deel van de meer dan tachtig Aantekeningen op het einde van het boek ook werkelijk noodzakelijk zijn voor een min of meer goed begrip van nogal wat passages. Misschien was dat laatste niét zo in de tijd dat Krzizjanovski het boek schreef, waren de steken onder water en de - al dan niet vriendelijke – bolwassingen, voor iedere potentiële lezer meteen duidelijk, maar mij stoort het als ik Aantekeningen werkelijk nodig heb en ik telkens de bladzijde waarop ik ‘zit’ moet verlaten omdat die Aantekeningen niet op die bladzijde zelf staan.

En dan zitten er tussen die Aantekeningen ook nog echt volkomen overbodige exemplaren, zoals deze: “Anders dan in de grote ‘continentale’ hoofdsteden (Berlijn, Parijs, Wenen), waar enkele boeken van Krzizjanovski zich afspelen, is de schrijver nooit in Londen geweest, hoewel hij wel droomde over die reis en zich er zorgvuldig op voorbereidde door de geschiedenis, de stadsplanning en de toponymie ervan gedetailleerd – kennelijk nog in zijn studententijd aan de hand van boeken – te bestuderen; hij stuurt zijn Münchhausen naar Londen met een kennelijk genoegen, alsof hij gebruik maakt van de mogelijkheid om daar samen met zijn personage te vertoeven.” Da’s een biografische notitie, niet iets waar je lezers voor naar achteren in het boek moet sturen terwijl ze het verhaal aan het lezen zijn. Al helemáál niet als je in je Nawoord van de vertaler volop ingaat op de biografie van de schrijver. Wat in die tien bladzijden Nawoord niet kon gezegd worden, hoefde zeker niet in de Aantekeningen te staan.

Nu ja, het weze de vertaler vergeven, hij zal bij momenten al gevloekt hebben op de vertaling zelf. Alle vlotheid die ik me herinner van andere Münchhausen-bewerkingen lijkt in deze terugkeer zoek. Bijvoorbeeld als de baron het heeft over het moment waarop hij uit de virtuele tijd dondert en weer in de werkelijke terechtkomt: “Mij tegemoet komen eerst onduidelijke en later zich steeds helderder door de lucht aftekenende vlakken van de zeeën en continenten. Ik steek mijn armen uit om steun te zoeken: lucht en niets dan lucht. Plotseling krijg ik een klap tegen mijn hand, ik buig mijn vingers en heb een spits in mijn handen, stel je voor, een ordinaire koepelspits – als een naald boven een vingerhoed. Boven mijn hoofd, op twee tot drie voet, zit een windhaan. Ik trek me op met mijn spieren. Door het lichte briesje draait de windhaan van de ene kant naar de andere en kan ik rustig de zich op twintig tot dertig meter onder mijn zolen uitstrekkende aarde bekijken: de straalsgewijs uitgespreide laantjes, de marmeren trappen, de gesnoeide bomenrijen, de doorzichtige hyperbolen van de spuitende fonteinen – dat is allemaal als het ware al bekend, zie ik niet voor het eerst.” Ik zou mezelf een geoefend lezer durven noemen, maar van dat soort stijfheid (in de vertaling en/of in het origineel) word ik echt niet enthousiast.

Net zomin als ik het geworden ben over de rest van het boek, helaas. Ik heb dan ook zelden zo lang over amper honderdveertig bladzijden gedaan en zo weinig gedenkwaardigs teruggekregen in ruil voor mijn inspanning. Zelfs een passage als de volgende, waarin de auteur/zijn personage Immanuel Kant letterlijk neemt, wat op zich zeer grappig is, verliest kracht door zijn breedvoerigheid: “(…) in de grond van de zaak hebben onze gedachten meer dan eens parallel gelopen: toen ik bijvoorbeeld waarnam hoe een peloton soldaten uit Versailles het geweer richtte op ongewapende communards (dat was bij de muren van Père-Lachaise) deed dat me denken aan een van de aforismen van de grijsaard uit Königsberg: “De ene mens is voor de andere een doel, en mag niets anders zijn dan een doel.”” Of: “‘Ik heb een notitie gekregen,’ zei de spreker met een glimlach, en wuifde met het briefje: ‘iemand met een vrouwelijk handschrift vraagt naar de sociale positie van de vrouw in de Sovjet-Unie, naar haar recht op liefde en een huwelijk. Ik was niet van plan die problemen aan te roeren, maar als het publiek erom vraagt, is dit zeer in het kort mijn mening: de houding ten aanzien van de vrouw is in het voormalige Rusland radicaal verbeterd: het disharmonische wezen dat “lang haar had maar een korte geest” heeft het ten slotte voor elkaar gekregen dat ook haar haar kort is.” Goede vondst (zo zitten er wel meer in het boek), maar veel te… lang. “(…) de “ewige Wiederkehr” waarover Nietzsche filosofeerde”, laat de auteur zijn hoofdpersonage verder in het boek zeggen, “verdient zoal geen kritiek dan toch een geeuw”: wat De terugkeer van Münchhausen betreft twijfel ik nog tussen geeuwen en me ergeren, maar kritiek is het in ieder geval wel. “(…) veel zinnen streepte ik door, maar toen ik mezelf eenmaal verdacht van waarheidsgetrouwheid, kon ik – dat begrijpt u – niet meer tot rust komen en meende ik in ieder woord een ingeslopen waarheid te ontdekken”, voegt de baron (op zijn retour na zijn terugkeer) daar later aan toe, maar Krzizjanovski had wel wat meer mogen schrappen in zijn waarheden.

Voor het eerst sinds vrij lang (misschien word ik wel verdraagzamer, stel je voor) heb ik met De terugkeer van Münchhausen dan ook een boek gelezen dat ik nu eens niemand zou aanraden. Voor het eerst sinds nóg langer ga ik zelfs een werk van een Russische auteur verwijderen uit mijn kasten.

Björn Roose