dinsdag 17 december 2024

Bloemenvaas met varkensbrood en edelstenen – Sven Van Dorst (boekbespreking door Björn Roose)

Bloemenvaas met varkensbrood en edelstenen – Sven Van Dorst (boekbespreking door Björn Roose)

Niet álle boeken in mijn bibliotheek die kunst tot onderwerp hebben, zijn uitgegeven door The Phoebus Foundation, maar intussen zijn dat er toch al een kleine dertig: Bloemenvaas met varkensbrood en edelstenen, ondertitel Een geschilderd juweel van Jan I Brueghel (1568-1625), is immers nummer XXVIII in de serie Phoebus Focus en ook alle voorgaande delen heb ik besproken. Door de band genomen een paar jaar nadat ze uitgegeven werden (één uitzondering daar gelaten, maar die kreeg ik dan ook niet in handen als bijlage bij OKV-magazine), maar uit de feiten valt af te leiden dat er intussen ook meer interesse is voor die boekjes of dat ze op een kleinere oplage zijn uitgegeven: Bloemenvaas met varkensbrood en edelstenen is namelijk, net zoals de zes voorgaande nummers, al aan een tweede druk toe, en tweede drukken zijn in de kunstwereld nu niet meteen schering en inslag.

Dat gezegd zijnde: de blijvende interesse voor deze serie, weliswaar mee georganiseerd door Openbaar Kunstbezit Vlaanderen, is ten volle verdiend. Af en toe is er eens een nummer bij met nogal veel witruimte of nogal veel herhalingen van dezelfde afbeelding (of delen daarvan), maar bijvoorbeeld dít nummer – na Sint-Lukas schildert de Madonna (samen met Niels Schalley), Bloemenvaas met rozen, narcissen en tulpen (ja, hij lijkt zijn voorkeuren te hebben), en Studie van een jonge vrouw (samen met Katrijn Van Bragt) al zijn vierde werkje in de serie overigens – mag er weer ten zeerste wezen. Goed, witruimte is er wel, maar van de zesendertig illustraties zijn er tweeëntwintig die niet het in de titel genoemde schilderij tot onderwerp hebben en dus de lezer/kijker een bredere (sorry, een beter woord heb ik er niet voor) kijk op dat onderwerp geven, een onderwerp waarover Van Dorst hoe dan ook veel meer weet te vertellen dan ík er over zou kunnen vertellen. Wat dat “varkensbrood” is, bijvoorbeeld (mijn vriendin noemde in de week nadat ik dit boekje gelezen had spontaan dat woord en het bleek inderdaad te slaan op wat er ook in dit schilderij mee aangeduid wordt), maar ook hoe Jan I Brueghel paste en niet paste in de familietraditie (hij leerde zijn illustere vader, Pieter I Brueghel, overigens alleen kennen via zijn werk, want die stierf toen hij pas een jaar oud was), waarom ik deze zomer in Praag beeldhouwwerk van ene Adriaen de Vries aantrof (“Rudolf II” is het antwoord), wie Roelant Savery was (en dat hij niet alleen maar de intussen al lang uitgestorven dodo schilderde), hoe de schilder aan het schilderen van blommekees begon, waarom hij ook aangeduid werd als Fluwelen Brueghel, hoe hij er in slaagde – vierhonderd jaar geleden dan nog, dus ruim voor snijbloemen in reusachtige koelkasten van de ene kant van de wereld naar de andere werden getransporteerd – een schijnbaar vers boeket van zesendertig verschillende soorten bloemen te schilderen voor het zelfs maar aan verwelken begon te denken, met welk werk Mechelaar Rembert Dodoens zich kort daarvoor had beziggehouden, hoe de inspanningen van de schilder kaderden in zowel de wetenschap als de religie, en hoe groot de technische trukendoos van Brueghel wel was, om slechts een aantal van de door de schrijver aangesneden onderwerpen te noemen.

Een werk dat uiteraard, naar goede traditie bij The Phoebus Foundation, ook ingeleid werd door Katharina Van Cauteren, “Stafchef van de Kanselarij van The Phoebus Foundation en gedelegeerd bestuurder van The Phoebus Foundation Stichting van Openbaar Nut” (zoals het in kleine lettertjes maar toch niet geheel bescheiden onder haar Voorwoord luidt), die onder andere weet te vertellen: “Zijn schilderij moet een merveille zijn geweest, of op zijn Italiaans un meraviglio: iets om je van verwondering bijna scheel op te kijken. Dat kwam uiteraard door de onovertroffen penseelstreken van de Fluwelen Brueghel. Maar meer nog omdat dit boeket aangeeft hoe het in het Aards Paradijs moet zijn geweest. Tot wanneer Eva de appel plukte en Adam beet, bestonden er nog geen seizoenen, en dus groeide en bloeide alles, altijd en overal. Als de getemde en geplukte pracht in deze vaas een afspiegeling is van de wilde schoonheid van het Paradijs, moet alleen al de kleurenpracht daar bedwelmend zijn geweest. Diep – en peperduur – lapis lazuli blauw, karmijnrood, oranje en geel schitteren in diepe edelsteentinten. Logisch: dit boeket presenteert de juwelen van de natuur.” Voor een deel werd het zelfs geschilderd mét edelstenen uit de natuur, zo blijkt, maar hoe dat zit, laat ik u aan de hand van Sven Van Dorst graag zelf ontdekken.

Björn Roose

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Ook iets te vertellen ? Ga je gang !