Niet álle boeken in mijn bibliotheek die kunst tot onderwerp hebben,
zijn uitgegeven door The Phoebus Foundation, maar intussen
zijn dat er toch al een kleine dertig: Bloemenvaas met
varkensbrood en edelstenen, ondertitel Een geschilderd juweel
van Jan I Brueghel (1568-1625), is immers nummer XXVIII in de
serie Phoebus Focus en ook alle voorgaande delen heb ik
besproken. Door de band genomen een paar jaar nadat ze uitgegeven
werden (één uitzondering daar gelaten, maar die kreeg ik dan ook
niet in handen als bijlage bij OKV-magazine), maar uit de
feiten valt af te leiden dat er intussen ook meer interesse is voor
die boekjes of dat ze op een kleinere oplage zijn uitgegeven:
Bloemenvaas met varkensbrood en edelstenen is namelijk, net
zoals de zes voorgaande nummers, al aan een tweede druk toe, en
tweede drukken zijn in de kunstwereld nu niet meteen schering en inslag.
Dat gezegd zijnde: de blijvende interesse voor deze serie, weliswaar mee
georganiseerd door Openbaar Kunstbezit Vlaanderen, is ten
volle verdiend. Af en toe is er eens een nummer bij met nogal veel
witruimte of nogal veel herhalingen van dezelfde afbeelding (of delen
daarvan), maar bijvoorbeeld dít nummer – na Sint-Lukas schildert de Madonna
(samen met Niels Schalley), Bloemenvaas met rozen, narcissen en tulpen
(ja, hij lijkt zijn voorkeuren te hebben), en Studie van een jonge vrouw
(samen met Katrijn Van Bragt) al zijn vierde werkje in de serie
overigens – mag er weer ten zeerste wezen. Goed, witruimte is er
wel, maar van de zesendertig illustraties zijn er tweeëntwintig die
niet het in de titel genoemde schilderij tot onderwerp hebben en dus
de lezer/kijker een bredere (sorry, een beter woord heb ik er niet
voor) kijk op dat onderwerp geven, een onderwerp waarover Van Dorst
hoe dan ook veel meer weet te vertellen dan ík er over zou kunnen
vertellen. Wat dat “varkensbrood” is, bijvoorbeeld (mijn vriendin
noemde in de week nadat ik dit boekje gelezen had spontaan dat woord
en het bleek inderdaad te slaan op wat er ook in dit schilderij mee
aangeduid wordt), maar ook hoe Jan I Brueghel paste en niet paste in
de familietraditie (hij leerde zijn illustere vader, Pieter I
Brueghel, overigens alleen kennen via zijn werk, want die stierf toen
hij pas een jaar oud was), waarom ik deze zomer in Praag
beeldhouwwerk van ene Adriaen de Vries aantrof (“Rudolf II” is
het antwoord), wie Roelant Savery was (en dat hij niet alleen maar de
intussen al lang uitgestorven dodo schilderde), hoe de schilder aan
het schilderen van blommekees begon, waarom hij ook aangeduid
werd als Fluwelen Brueghel, hoe hij er in slaagde –
vierhonderd jaar geleden dan nog, dus ruim voor snijbloemen in
reusachtige koelkasten van de ene kant van de wereld naar de andere
werden getransporteerd – een schijnbaar vers boeket van zesendertig
verschillende soorten bloemen te schilderen voor het zelfs maar aan
verwelken begon te denken, met welk werk Mechelaar Rembert Dodoens
zich kort daarvoor had beziggehouden, hoe de inspanningen van de
schilder kaderden in zowel de wetenschap als de religie, en hoe groot
de technische trukendoos van Brueghel wel was, om slechts een aantal
van de door de schrijver aangesneden onderwerpen te noemen.
Een werk dat uiteraard, naar goede traditie bij The Phoebus
Foundation, ook ingeleid werd door Katharina Van Cauteren,
“Stafchef van de Kanselarij van The Phoebus Foundation en
gedelegeerd bestuurder van The Phoebus Foundation Stichting van
Openbaar Nut” (zoals het in kleine lettertjes maar toch niet
geheel bescheiden onder haar Voorwoord luidt), die onder
andere weet te vertellen: “Zijn schilderij moet een merveille
zijn geweest, of op zijn Italiaans un meraviglio: iets om je
van verwondering bijna scheel op te kijken. Dat kwam uiteraard door
de onovertroffen penseelstreken van de Fluwelen Brueghel. Maar meer
nog omdat dit boeket aangeeft hoe het in het Aards Paradijs moet zijn
geweest. Tot wanneer Eva de appel plukte en Adam beet, bestonden er
nog geen seizoenen, en dus groeide en bloeide alles, altijd en
overal. Als de getemde en geplukte pracht in deze vaas een
afspiegeling is van de wilde schoonheid van het Paradijs, moet alleen
al de kleurenpracht daar bedwelmend zijn geweest. Diep – en
peperduur – lapis lazuli blauw, karmijnrood, oranje en geel
schitteren in diepe edelsteentinten. Logisch: dit boeket presenteert
de juwelen van de natuur.” Voor een deel werd het zelfs geschilderd
mét edelstenen uit de natuur, zo blijkt, maar hoe dat zit, laat ik u
aan de hand van Sven Van Dorst graag zelf ontdekken.
Björn Roose
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Ook iets te vertellen ? Ga je gang !