dinsdag 4 januari 2022

Lebe gefährlich – Otto Skorzeny (boekbespreking door Björn Roose)

Lebe gefährlich – Otto Skorzeny (boekbespreking door Björn Roose)
Dit is een beetje een bijzondere boekbespreking. Niet omdat het om een boek in het Duits gaat: ik lees wel eens vaker boeken in de taal van von Goethe. Kindheit in Ostpreußen van Marion Gräfin Dönhoff (bespreking hier), Über Tyrannei – Zwanzig Lektionen für den Widerstand van Timothy Snyder (bespreking hier), Verbotene Trauer – Ende der deutschen Tabus van Klaus Rainer Röhl (bespreking hier), en Mein Kamm van Ephraim Kishon (bespreking hier) zijn wat het bespreken van het gelezen boek betreft dit Lebe gefährlich van Otto Skorzeny voorafgegaan. Wél, daarentegen, omdat ik het boek tegen dat deze bespreking verschijnt niet meer in mijn bezit zal hebben.

Ik heb het tegen dat u dit leest geschonken aan een “oude” vriend met een bijzondere fascinatie voor de schrijver en het onderwerp (dit is een autobiografie). Die “oude” vriend van me viert zijn verjaardag namelijk op 12 juni en dat is ook de verjaardag van Otto Skorzeny. In plaats van te wachten tot ik in juni 2022, zoals ook het geval was in iedere juni van de voorbije jaren, een uitnodiging krijg voor het vieren van de verjaardag van Skorzeny, heb ik besloten die “oude” vriend nu al dit cadeautje te geven.

Financieel een niemendal, want ik heb dit boek gevonden in een telefooncel in de Eifel, zo’n bibliotheekje langs de openbare weg waar je een boek inlegt om er dan een te mogen meenemen. Maar dat op zich is wel bijzonder. Niet dat het boek niet te koop is in Duitsland, maar sowieso alleen tweedehands en in een latere editie, en je moet toch al bijzonder veel sjans hebben dat degene die zo’n boek gekocht heeft dat dan ook nog gratis weg doet. Het taboe op de Tweede Wereldoorlog (zie ook het hierboven genoemde Verbotene Trauer – Ende der deutschen Tabus) zorgt er doorgaans wel voor dat je werken als dit niet in een bibliotheek of een reguliere boekhandel zal aantreffen.

Schade eigenlijk, want Otto Skorzeny mag dan wel “een SS’er” geweest zijn, hij was lid van de Waffen-SS (wat heel andere koek is dan bijvoorbeeld de SS-Einsatzgruppen of de SS-Totenkopfverbände) en werd in 1947 ook (en terecht) vrijgesproken van de beschuldiging oorlogsmisdaden te hebben gepleegd. In maart 2016 werd hij dan wel, 41 jaar na zijn overlijden, dixit Wikipedia, “verantwoordelijk (…) gehouden voor de nooit opgeloste moord op de Duitse raketgeleerde [en wapenhandelaar, noot van mij] Heinz Krug”, maar van de in september 1962 verdwenen Krug is nooit een spoor teruggevonden en die moord zou gepleegd zijn in opdracht van … de Mossad. Weinig waarschijnlijk – Skorzeny was ook gewoon geen moordenaar –, maar wel tekenend voor het beeld dat van Skorzeny achtergebleven is: een man die opdook, zijn ding deed, en daarna weer spoorloos verdween. Iets tussen een commando en een avonturier in (“einen Gangster- und Abenteurertyp (…), der er nie gewesen war” schrijft de uitgever daarover in zijn voorwoord). Een soort van superheld, maar doordat hij Duits was en z’n gezicht niet mee had gedoemd de bad guy te zijn.

Maar helaas was Skorzeny ook de schrijver van een autobiografie die té uitgebreid was om in één deel te verschijnen (vonden de verschillende uitgevers klaarblijkelijk toch). Na Lebe gefährlich verscheen ook nog Wir kämpften, wir verloren: dit deel van de autobiografie eindigt in december 1943. Unternehmen François (de poging het door geallieerden bezette Perzië te destabiliseren, door Skorzeny overigens aangeduid als Unternehmen Franz) wordt dus nog wel genoemd – in tegenstelling overigens tot het nooit opgestarte Unternehmen Weitsprung –, maar over Unternehmen Rösselsprung (een poging om Josip Broz Tito gevangen te nemen), Unternehmen Panzerfaust (de geslaagde ontvoering van Miklós Horthy junior, zoon van de Hongaarse regent admiraal Miklós Horthy, en het tijdelijke “regentschap” van Skorzeny over Hongarije), Unternehmen Greif (een speciale operatie tijdens het Ardennenoffensief), de Schwedt-divisie (bemand door Duitsers, Noren, Denen, Nederlanders, Fransen, Russen en Vlamingen), de mislukte poging om de brug bij Remagen op te blazen, Unternehmen Werwolf (het opstarten van de Alpenfestung en het opzetten van een ondergrondse verzetsorganisatie voor na de overgave), ODESSA, het feit dat Skorzeny drie keer heeft moeten proberen zich over te geven aan de Amerikanen voor dat ook daadwerkelijk lukte, zijn daaropvolgende gevangenschap in Neurenberg en Dachau, zijn ontsnapping na de vrijspraak van oorlogsmisdaden (de Amerikanen wilden hem desondanks liever achter tralies) en de vlucht via Argentinië naar Spanje, verneemt de lezer van dit deel dus niks.

Geen erg, want ter compensatie krijgt die lezer wél voorgeschoteld wat Skorzeny zoal gedaan had in zijn leven vóór hij wereldwijde bekendheid (en algemene bewondering) verwierf met een landing op de berg Gran Sasso op 12 september 1943. Na de inleiding door de uitgever en een toch wel handig overzicht van de verschillende dienstgraden die bij de SS gebruikt werden (Skorzeny schopte het van Unterscharführer over Oberscharführer en Untersturmführer tot Hauptsturmführer, vervolgens tot Sturmbannführer, en ten slotte over Obersturmbannführer tot Standartenführer), val je met de geboorte van het onderwerp in huis: “Am 12. Juni 1908 zog ein bunter, prunkvoller Festzug durch die Straßen Wiens. Das sechzigjährige Regierungsjubiläum des Kaisers Franz Josef I. wurde von der Bevölkerung der alten Kaiserstadt mit großer Begeisterung gefeiert. An diesem Tage, in den frühen Nachmittagsstunden, gab mir meine Mutter, die noch vormittags den Festzug gesehen hatte, das Leben.”

Ik heb uiteraard véél te veel aantekeningen gemaakt om die echt te gaan opnemen in deze bespreking, maar het is zeker het vermelden waard dat de Oostenrijker Skorzeny ook noteert dat in die “gouden tijd” alleen “die überstolzen Nationalisten der verschiedenen Völkerschaften (…) sich mit den gegebenen Verhältnissen nicht befreunden [konnten]”. Maar Oostenrijk komt mede dankzij de Bosnisch-Servische nationalist Gavrilo Princip dus in de oorlog terecht, al is dat voor Skorzeny voornamelijk een herinnering aan een enigszins eigenaardige jeugd: het internationale Rode Kruis dat de ondervoede kinderen van Oostenrijk bijspringt, bijvoorbeeld, en de luchtalarmen.

Daarna is het een beetje fast forward naar 1926: veel sport in het algemeen (een onderwerp dat ook nog in verschillende andere hoofdstukken uitgebreid aan bod komt) én schermen in het bijzonder. Niet “zomaar” schermen echter, maar de mensuur, een traditionele vorm die ook nu nog wel voorkomt aan bepaalde universiteiten, zelfs in Vlaanderen (ik ben in een ver verleden wel eens utigedaagd door iemand die daar aan deed, maar ik had geen flauw benul dat ie het meende, dus het liep met een sisser af). Bij deze vorm staan de tegenstanders op een vaste afstand van mekaar en blijven ze in dezelfde positie staan. Het hoofd en het aangezicht zijn daarbij niet beschermd en net dié raken is de bedoeling: afweren mag alleen met de “vechtarm” en het hoofd mag niet bewogen worden (wie dat wel doet begaat een “moraalfout”). Dit leidt uiteraard tot sneden in het gezicht en tot het soort littekens waarvan de klassieke karikatuur van de SS’er voorzien wordt. Het leidde bij het tiende van de dertien duels die Skorzeny vocht ook tot een litteken dat bijna van zijn mondhoek tot zijn oor liep en dat hem vanwege de immer fijngevoelige journalisten de bijnaam “scar face” opleverde. ‘t Is ook in dit verband dat Skorzeny voor het eerst in dit boek duidelijk maakt dat hij later geen willoze, onnadenkende volger van alles wat uit Duitsland kwam, werd: in het “Großdeutschen Reich” was de mensuur immers verboden en dat verbod weer doen intrekken door Adolf Hitler was een voornemen dat hij zich had gemaakt voor als de oorlog gewonnen was: “vor allem das, was gut an der alten Tradition war, [sollte] wieder zum Leben erweckt werden.” Maar in zijn studentenjaren gold nog dat wat voor de meeste studenten gold: ze wilden niks met de politiek in de Oostenrijkse republiek (“diesen »schmutzigen« dingen”) te maken hebben.

En zo komen we in de in Oostenrijk toch wel bizarre jaren 1930 terecht: nadat Engelbert Dollfuß in 1932 kanselier geworden was namens de Christelijk-Sociale Partij kwam er dan wel een einde aan het daarvoor voortdurend heersende straatgeweld, maar een jaar later zette hij het parlement buiten spel door nog slechts één partij toe te staan, het Vaterländische Front. Die zet was vooral gericht tegen de socialisten en – meer nog – de op Duitsland gerichte nationaal-socialisten. Of zoals Skorzeny, die niet aan de kant van het Vaterländische Front stond, schrijft: “In der folgenden Zeit bis 1938 ergab sich nun die erstaunliche Situation, daß zwei so verschiedene Gruppen wie die SPÖ und die NSDAP gemeinsam illegal gegen eine faschistisch orientierte Minderheit kämpften. Als einziges erstrebenswertes Kampfziel erschien mir damals nur die Erzwingung der Ausschreibung einer allgemeinen freien Wahl bei gleichzeitiger Zulassung auch der verbotenen Parteien. Also war es tatsächlich ein Kampf um reine demokratische Rechte.”

Uiteindelijk werd het pleit uiteraard gewonnen door de NSDAP die daarvoor kon rekenen op de medewerking van de “club” in Duitsland, maar er ontstonden nogal verwarrende toestanden en tijdens die verwarrende toestanden werd Otto Skorzeny, intussen ingenieur geworden met een eigen bedrijf, voor het eerst opgemerkt als geboren improvisator en leidersfiguur: “Der Polizeioffizier begrüßte mich und fragte: »Sind Sie der Ingenieur …, den Namen habe ich schon vergessen?« Ich versichterte ihm, daß ich der Ingenieur mit dem leicht zu vergessenden Namen Skorzeny sei. »Nun, da komme ich ja noch zurecht. Der Bundeskanzler hat befohlen, daß ich mich mit meiner Kompanie bei Ihnen melden solle, und ich möchte fragen, ob ich benötigt werde?« Nun war ich sehr froh, da ich wußte, daß Dr. Seyß-Inquart meine Existenz und mein Auftrag bekannt waren.”

Vanaf dat moment is het, al is hij dan intussen meer dan dertig jaar oud en niet voorzien van een gestalte die het makkelijk maakt kogels te ontwijken (1,98 meter), alleen nog wachten op het moment dat Otto Skorzeny (voor wie zich trouwens zou afvragen van waar die naam komt: zijn vader was Hongaar en kwam uit de buurt van Eger) als vrijwilliger in het leger gaat en waarop ík even op fast forward ga drukken, gebruikmakend van die handige “samenvattingen” die telkens aan het begin van ieder hoofdstuk voorzien zijn, bijvoorbeeld in hoofdstuk VI: “Der Gestellungsbefehl – Europäische Jugend im Belvedere – Kein Volk will den Krieg – Vom Ingenieur zum Rekruten – Zu kurz und zu eng – »Jawohl!« – Leiden und Freuden in der Kaserne – Zu alt zum Fliegen – Gnadenfrist – Vaterwürde – Zur Waffen-SS überstellt – »Es muß kein Ritterkreuz sein« – »Mondscheinkompanie« in Lichterfelde – Preußischer Drill – Das Ende des Zivilisten – Nicht zackig genug – Das Norwegenunternehmen – Kein zweites Versailles”.

Als ik in dezelfde stijl verder ga vanaf het volgende hoofdstuk, krijg ik: benoeming tot technisch officier – inval in Frankrijk – bezetting van Nederland – de mogelijke invasie van Engeland – gemotoriseerde mars naar Roemenië – eerste vuurproef – inval in Rusland. Vanaf daar gaat het trager, zit Skorzeny ook voortdurend in het midden van de strijd, wordt alles ruwer, harder, gevaarlijker, en wordt er ook meer en meer een beroep gedaan op het improvisatievermogen en het leiderschap van het onderwerp van deze autobiografie, tot het op een tiental kilometer van Moskou ophoudt. Maar hij neemt – en da’s opvallend – wel de tijd om de natuur in zich op te nemen, de mensen, hoe ze wonen, hoe de scholen er uit zien, wat ze eten, enzovoort. En het geziene beschrijft hij ook: “Nun begann die Frau, in einem irdenen Topf einen Mehlwasserbrei anzurühren. Ich war neugierig, was das werden sollte. Sie stellte eine schwarze, leichte, gewölbte Pfanne auf den Dreifuß, nachdem sie den Topf mit dem Tee abgenommen hatte. Nun kam noch etwas Salz, ganz grob und grau, in den Teig. Die Platte wurde mit Hilfe eines Tuches wieder herausgenommen, die Frau fuhr mit einem dunklen Etwas darüber, schüttete etwas Teig auf die Platte und stellte alles wieder über das offene Feuer. Ich zerbrach mir den Kopf, was das für ein dunkler streifen sein konnte. Endlich stand ich auf und tappte in meinen Socken zur Bank, wo das dunkle Ding lag. Nun erkannte ich, hauptsächlich an dem ranzigen Geruch, daß es eine ganz alte Schwarte war, mit der anscheinend ein Fetthauch auf die Platte gezaubert wurde.”

Wat een schedelfractuur niet gekund heeft (hij heeft er wel voortdurend hoofdpijn door, maar heeft niks gemeld aan de artsen), kunnen telkens terugkerende “kolieken” uiteindelijk wel: Skorzeny ongeschikt maken voor blijvende inzet aan het intussen terugtrekkende Russische front. Met een hospitaaltrein keert hij terug naar het vaderland. Na een half jaar kazernedienst in Berlijn, is hij dat méér dan beu (“Der Kasernenhofdienst ist in aller Welt gleich und nirgends besonders erfreulich; zumindest für einen Menschen, der wie ich kein Berufssoldat war oder werden wollte.”) en laat zich omscholen tot de Panzerwaffe, waarna hij als Regimentsingenieur ingedeeld wordt bij de 3de SS-Pantserdivisie. Daar verblijft hij echter maar kort: “durch den ausführlichen Vortrag eines Fachmannes” komt hij terecht bij Amt VI, de “politischen Nachrichtendienst”, een spionagedienst gericht op het politieke aspect van het leven in het buitenland. “Diese militärische Einheit”, een onderdeel van de zogenaamde Sonderlehrgang zur besonderen Verfügung »Oranienburg«, “sollte nunmehr vergrößert und aktiviert werden. Ein Kommandeur aus der Waffen-SS mit möglichst umfangreichen Kenntnissen auf allen militärischen und technischen Gebieten sollte diese Aufgabe übernehmen. Diese Dienststellung wurde mir angetragen.”

En daar komt de titel van dit boek op de proppen (alsof hij voordien al niet gevaarlijk leefde): “Ich war mir der Tragweite eines solchen Schrittes wohl bewußt. Ich mußte damit aus dem Rahmen des normalen Soldatentums aussteigen zu einer Sonderverwendung, die nicht allen Soldaten zugängig war. – Ein Nietzschewort fiel mir ein: »Lebe gefährlich!« Ich würde dadurch die Möglichkeit haben, dem Vaterland in dieser schweren Zeit an besonderer Stelle zu dienen. Und dieser Gedanke gab den Ausschlag. Ich willigte ein unter der Voraussetzung, daß ich meine Eignung für diese Aufgabe erweisen sollte. –”

Unternehmen Franz (of Unternehmen François, volgens Wikipedia) wordt de vuurdoop, maar voor Skorzeny is daar nauwelijks rechtstreekse betrokkenheid bij (de voorbereidingen zijn al maanden bezig als hij aankomt bij Amt VI en de rechtstreekse verantwoordelijkheid ligt bij een van de politieke groepen van datzelfde Amt: “Nur wenn man Materialnachschub oder eine neue Einsatzgruppe wünschte, trat man wieder an uns, die Gruppe VI S (Schulung), heran. Es war für mich ein peinlicher Zwiespalt, wenn Leute von mir eingesetzt wurden, aber dann unter anderen Führung weiterarbeiten sollten. Ich fühlte mich für sie verantwortlich, konnte aber nur in den seltensten Fällen aktiv eingreifen.”

Volgt een serieuze uitbreiding van de training. De mannen van Skorzeny konden immers theoretisch voor ongeveer eender welke speciale operatie op eender welke plek ingezet worden. Volgt ook wat uitleg over contraspionage en de lessen die daaruit konden geleerd worden voor de eigen operaties. Volgt ook het uit het hoofd van “superieuren” praten of deskundig begraven van volstrekt onmogelijke operaties. Volgt ten slotte het voortdurende gevecht met de bureaucratie en met admiraal Wilhelm Canaris, die toen – zo leert ons de geschiedenis – al onder Hitlers duiven aan het schieten was en in Spanje heimelijke onderhandelingen voerde met de Britse Secret Intelligence Service over een afzonderlijke vrede met de Westerse geallieerden en voortzetting van de oorlog tegen de Sovjet-Unie aan het Oostfront, met eliminatie of uitlevering van Hitler. De Britse en Amerikaanse geheime diensten zagen dat wel zitten, maar de Amerikaanse president Roosevelt en zijn adviseurs verwierpen het voorstel onmiddellijk. Er was tijdens de Conferentie van Jalta in januari 1943 immers al door Roosevelt, Churchill en Stalin beslist dat alleen een “unconditional surrender” kon volstaan. Dat was ook bekend in Duitsland, wat de verbetenheid waarmee de strijd geleverd werd uiteraard alleen maar groter maakte, maar kennelijk niet echt doordrong tot de geest van Canaris. Of dat ook meespeelde in zijn weerwerk tegen Skorzeny’s vraag om een aantal mensen over te hevelen naar zijn groep, is voor zover ik weet echter niet bekend.

En dan: een oproep om meteen naar de Wolfsschanze, Hitlers hoofdkwartier nabij Rastenburg (tegenwoordig Kȩtrzyn) in het toenmalige Oost-Pruisen (tegenwoordig Polen), te komen. In Italië, politiek altijd goed voor een portie verwarring, had de Gran Consiglio del Fascismo, de door de regering van Benito Mussolini geïnstalleerde opperste bestuursraad van de enige toegestane partij Partito Nazionale Fascista (zij het dat die raad alleen een adviesrecht had), onder aansporing van minister van Financiën Dino Grandi en de schoonzoon van de Duce Galeazzo Ciano, het met medewerking van de door Mussolini in het zadel gehouden koning Victor Emmanuel III gepresteerd om Mussolini af te zetten. Mussolini beschouwde die afzetting terecht als een niet bindend advies, maar kwam een dag later, bij z’n toch wel redelijk naïeve bezoek aan de koning, tot de conclusie dat die ook mee in het complot zat toen die hem bij het verlaten van het paleis liet arresteren. Vervolgens van Mussolini geen spoor meer, maar Hitler – die Mussolini ondanks het feit dat hij al lang over zijn schouders uitgegroeid was en hem regelmatig de les spelde toch nog steeds beschouwde als een vriend en een voorbeeld en de nieuwe regering van Pietro Badoglio voor geen haar betrouwde wat het kiezen van vrienden betrof – ging er van uit dat hij nog leefde en wou dat Skorzeny hem met zijn troepen opspoorde en bevrijdde.

Het hoeft nauwelijks gezegd dat Skorzeny zeer onder de indruk was van die oproep, van de Wolfsschanze en van zijn Führer. Alleen al het feit dat Hitler (per slot van rekening ook opgegroeid in de voormalige dubbelmonarchie Oostenrijk-Hongarije) zijn naam wél juist uitsprak, in tegenstelling tot de anderen op de Wolfsschanze droeg daartoe bij: “Mir fiel auf, daß Hitler meinen Namen richtig betont aussprach. Irgendwie freute mich das innerlich.” Maar ook zijn blik bracht hem danig onder de indruk. Nadien probeerde hij zich de kleur van Hitlers ogen te herinneren, maar hij kon het niet: “Sie konnten graubraun gewesen sein. Eindrucksvoller war sein fast hypnotischer Blick, den ich noch immer fühlte.” Wat niet verhindert dat hij beseft dat dit wel eens zijn laatste opdracht zou kunnen zijn: “Ich wälzte mich im Bett herum und versuchte, alle Gedanken abzuschalten. Aber es gelang nur für Minuten! Dann waren sie wieder da! Ich sah wenig Chancen für ein Gelingen. War das ein Himmelfahrtskommando?”

Nee, dus. Of toch minstens niet voor Skorzeny en het grootste deel van zijn mannen. Ik ga u niet de hele geschiedenis van Unternehmen Eiche, zoals de operatie werd genoemd, uit de doeken doen, want net die kleine zeventig bladzijden zijn voor vele lezers wellicht de voornaamste reden om een autobiografie van Otto Skorzeny te lezen, maar na veel en lang zoeken, slagen Skorzeny en zijn mannen (die hij ook met naam en toenaam de nodige lof toezwaait, overigens) er in de herhaaldelijk “verhuisde” Mussolini terug te vinden en met een toch wel zeer sterke actie met nauwelijks bloedvergieten te bevrijden uit een hotel op de Gran Sasso en hem ook nog veilig in Rome en vervolgens in Wenen te krijgen. En dat terwijl Italië zich intussen overgegeven heeft aan de Westerse geallieerden.

Daarna zakt, wat het boek betreft, de soufflé helaas zo’n beetje in. De Vichy-crisis is uiteraard op zich wel interessant en de beschrijving van de activiteiten die ondernomen werden door de ploeg van Skorzeny om indien nodig de hele stad af te grendelen en maarschalk Pétain in veiligheid te brengen of te ontvoeren (het werd Skorzeny ook niet echt duidelijk wat de bedoeling was) zijn het lezen waard, maar wie wíl dat na de regelrechte avonturenroman die Unternehmen Eiche van begin tot einde is? En vooral: wie wil dat op het einde van een boek? Ik in ieder geval niet. Wie er ooit zou aan denken deze autobiografie te vertalen naar het Nederlands en weerom in twee delen uit te geven, zou ik dan ook aanraden het eerste deel te stoppen na het relaas van de bevrijding van Benito Mussolini en het tweede deel te beginnen met de sisser rond Vichy.

Maar goed, da’s detailkritiek en als mijn volgende bezoeken aan de eerder genoemde telefooncel er toe geleid hadden dat ik ook nog deel twee van dit verhaal in handen had gekregen, dan had ik het verder niet over dit feit gehad. “In den letzten Jahren des Krieges und noch lange nach dem großen Völkerringen geisterte sein Name als der des »gefährlichsten Mannes Europa« durch die Weltöffentlichkeit”, meldt de uitgever op de achterflap nog. Zou kunnen, maar ik ga me als lezer Otto Skorzeny in ieder geval herinneren als schrijver van een autobiografie die niet alleen zeer interessant is, maar ook onmilitair goed geschreven.

Björn roose

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Ook iets te vertellen ? Ga je gang !