Een aantal maanden geleden kreeg ik van mijn vriendin het ontwerp
cadeau van een stempel die ik kon gebruiken als ex libris. Prompt
liet ik de stempel ook echt uitvoeren en sindsdien gebruik ik hem
trouw om boeken die ik na lezing in mijn bibliotheek houd als de
mijne te ‘brandmerken’.
Boeken die ik na lezing in mijn bibliotheek houd, inderdaad, al is
dat kennelijk niet het geval bij iedere gebruiker van ex librissen
(iets zegt me dat het eigenlijk ex libri moet zijn in het meervoud,
maar mijn Latijn is wat roestig, dus ik kan er ook volkomen naast
zitten). Zo heb ik bijvoorbeeld nogal wat boeken in mijn collectie
zitten die afkomstig zijn uit de bibliotheek van een oude kennis van
me (evenwel zonder dat ik me kan herinneren dat ik ooit wat van hem
gekocht heb, dus waarschijnlijk ben ik niet de eerste halte sinds ze
bij hem weg zijn) die zeer Vlaamsgezind was – ikzelf ben
Nederlandsgezind overigens, al liggen mijn ideologisch bevlogen
tijden inmiddels lang achter me. Een kennis die – bad pun
intended – kennelijk ook voorliggend De Belgische Republiek
ooit in bezit gehad heeft. Een boek met daarop in rood, geel en zwart
een stuk textiel dat allergieën opwekt bij iedereen die de
onderliggende ‘waarde’ van die kleuren niet erg mag, en dat dus
allicht ook zal gedaan hebben bij die oude kennis van me, al krijg je
de indruk dat het stuk textiel in tegenstelling tot het belgische
horizontaal gestreept is en niet verticaal.
Een indruk die ook klopt. Dit boek van André Demedts - zelf trouwens
geen belgicist, maar een Heel- of Groot-Nederlander (het kind moet
een naam hebben: laat ons zeggen dat waar ‘Heel-Nederlands’ wijst
op de wil om Zuid-Vlaanderen, Vlaanderen en Nederland - al dan niet
inclusief Friesland – te verenigen, ‘Groot-Nederlands’ wijst op
de wil om die vereniging ook in een of ander staatkundig verband te
brengen met Zuid-Afrika, of toch de Afrikaner) - gaat namelijk wel
degelijk over de belgische republiek en niet over het
belgische koninkrijk. En die belgische republiek was het
kortstondige gevolg (hij bestond van in januari tot in december van
1790) van de Brabantse Omwenteling, een omwenteling die haar
symbool vond in de Brabantse driekleur, die dus horizontaal gestreept was.
Edoch, “Belgische republiek” heeft de kortstondig levende
entiteit nooit geheten: eerste minister Hendrik van der Noot leidde
een constructie die de Verenigde Nederlandse Staten heette. En
de kleuren van de vlag daarvan waren niet zwart-geel-rood, maar
rood-zwart-geel. Klein foutje van Uitgeverij Orion dus op de
cover van dit in 1973 verschenen boek, een klein bewust foutje
misschien om wat extra lezers aan te trekken voor een boek waarvan op
de achterflap gezegd wordt dat het een “roman” is, maar ook “een
historisch werk”, en dat we dus mogen klasseren onder de noemer
“historische fictie”, een noemer waaronder bijvoorbeeld ook De laatste koning van Schotland van Giles Foden of De Man achter Zijn Masker van Armand Boni vallen, zonder dat ik daarmee evenwel gezegd heb dat
het ook dezelfde weg zal opgaan als die twee: ik had een paar jaar
geleden al Demedts’ Kerstmis te Saloniki en andere verhalen gelezen en dit De Belgische Republiek was wat mij betreft geen
waardige ‘opvolger’ daarvan, maar het is zeker niet zo slecht
geschreven als de werken van Boni, en los van het feit dat ik me (in
tegenstelling tot wat gold voor De laatste koning van Schotland)
vooraf bewust was van het feit dat het wel degelijk een roman is,
vormt het ook een redelijk gedegen overzicht van de toestand(en) rond
de Brabantse Omwenteling en het verloop daarvan tot en met het
bittere einde, zijnde het als een pudding ineenzakken ervan.
Zeker niet zo slecht geschreven als de werken van Boni, zei ik al,
maar ook geen waardige ‘opvolger’ van Kerstmis te Saloniki
dus. En eigenlijk kan de aandachtige lezer dat al doorhebben bij het
lezen van de achterflap. Daar is dan wel sprake van “een machtig
fresco: op de achtergrond de politieke geschiedenis, op de voorgrond
de mensen”, maar ook hiervan: “De auteur voert tientallen
personages ten tonele en laat ze praten en leven in hun eigen taal en
bedoening. Zijn roman is gebaseerd op authentieke figuren en
gebeurtenissen, verraadt een grondig historisch inzicht en een
stevige en rijke documentatie.” Een fresco met té veel personages
is het geworden, een roman met té veel voeten in de geschiedkundige
werkelijkheid, een bijna driehonderdtachtig bladzijden durende
vogelvlucht, een vertelling die met té veel afstand is gebracht
opdat je je er als lezer ook maar een moment zou bij betrokken
voelen. De leraar André Demedts lijkt het ruim gewonnen te hebben
van de romancier, en da’s voor wie op méér uit is dan een
interessante, makkelijk behapbare geschiedenisles, zeker geen pluspunt.
Soit, voor wie het met de geschiedenisles kan doen, Demedts
begint die in 1789, het jaar waarin niet alleen de Franse Revolutie
begon, maar dus ook de ‘belgische’, al geeft hij uiteraard ook in
kort bestek mee wat die laatste min of meer veroorzaakte: een te
centralistische instelling van de Oostenrijkse (en destijds ‘onze’)
keizer Jozef II en het negeren van de ‘input’ van de
lokale bestuurders enerzijds, het tegen de schenen stampen van de
Katholieke Kerk anderzijds, waardoor er als tegenpartij een vrij
onwaarschijnlijke alliantie tussen behoudsgezinden en ‘democraten’
ontstond met als min of meer gemeenschappelijk doel de oude grondwet
van Brabant in ere te herstellen, met als min of meer geschikte
boeman op de achtergrond de Franse revolutionairen, en als min of
meer onbelangrijke vierde speler de evenknieën van die Franse
revolutionairen in de betrokken gebieden. En terwijl de pionnen
geleidelijk over het schaakbord van de revolutie beginnen te
schuifelen, “schuifelt” er in de “lochting” een merel, botsen
we in de keuken tegen een “watersteen” aan, verhoort de baljuw de
“niet waards uit de omtrek”, gaan kinderen nog vóór hun Eerste
Communie aan het werk, en maken we zelfs sprongen tot nog een paar
honderd jaar verder terug in de tijd om nog wat méér personages in
beeld en de lezer af en toe een weinig in verwarring te brengen. Van
Maartegem naar Versailles, van Oudenburg naar Frankvoorde
(Frankfurt), van dilten naar slagen, van Jezus naar elfjes, van
“schremen” naar “greiten”, van een “ijspauwtje” (zoals ik
tijdens het lezen al dacht een ijsvogel) naar een “dubbele lijster”
(turdus viscivorus of grote lijster, het grotere broertje van
de zanglijster), van op handen zijnde overwinningen naar op
kousevoeten naderbij komende nederlagen, van Vonckisten naar
statisten, van de straten van Breda naar de Brusselse Marollen (waar
toen nog niet alles ‘naar de marollen’ was), Demedts neemt je bij
momenten traagjes, bij momenten sneller mee doorheen dat jaar 1789 en
het daaropvolgende 1790.
“De Van der Nootisten hielden geen blad voor de mond. Zij
waarschuwden ervoor dat er voor de burgerij geen onbedreigde vrijheid
zou komen, als de demokraten niet van de macht uitgesloten werden. De
Vonckisten konden naar Frankrijk gaan, als zij hier met een terugkeer
naar de oude staatsvorm niet tevreden waren. Zij zouden daar bij hun
soort zijn, de vervolgers, brandstichters en moordenaars voor wie er
niets en niemand heilig en onaantastbaar was”, klinkt het op de ene
bladzijde. “Het gewone volk meent het goed en als het volk de zaken
kon beredderen, zou alles vanzelf in orde komen. Eerlijk en open,
recht tot aan de volgende kromte. Maar laat zijn leiders erover
beslissen en het loopt verkeerd. Zij kunnen het elkaar niet vergeven
dat een ander verstandiger zou zijn dan zij zelf. Als de belangen het
niet doen, slaat de nijd alles in stukken”, lees je op een volgende
pagina. “Wij hadden besloten enige patrouilles uit te zenden op de
wegen naar Brussel en Leuven, om vaandelvluchtigen die ‘s nachts
hun kamp verlaten hadden te achtervolgen en gevankelijk bij hun
eenheid terug te brengen, omdat wij weten welke noodlottige gevolgen
het heeft wanneer zulks ongestraft mag gebeuren. Door zulke
voorbeelden misleid, valt een leger uiteen als een korenschoof,
waarvan de band gebroken of los gegaan is. Twee uur later kwam een
onderofficier terug met de ongelooflijke en toch waar gebleken
tijding dat enkele van onze manschappen aangehouden werden door
soldaten die tot een legerafdeling van generaal Schoenfeld [ook een
belgische ‘revolutionair’, noot van mij] behoorden. Nog dezelfde
dag, omtrent die onbegrijpelijke tussenkomst in angst verkerende,
vernamen wij een gebeurtenis die ons verbijsterd heeft. Wij ontvingen
het bericht dat generaal Schoenfeld, die zich tot voor kort met zijn
troepen in de omgeving van Mechelen en Lier bevond, met ten minste
vierduizend man en zestien kanonnen naar Namen oprukte, om ons leger
te ontwapenen of te verslaan als het tegenstand bood. Dat uitsluitend
met het doel zich van mijn persoon meester te maken”, luidt het op
weer een andere bladzijde.
En om dat soort episodes alleen, tekenend voor wat een chaos het toen
nog niet in het verschiet liggende belgische koninkrijk later zou
worden, zou je als geschiedkundig geïnteresseerde en lichtjes
sarcastisch ingestelde mens dit boek lezen en houden. Dat is dan ook
wat ik gedaan heb en zal doen. Al is dat laatste wel met evengoed het
oog op pakweg het op dit moment nog steeds aan de gang zijnde
conflict in Oekraïne (mogelijk beëindigd tegen dat deze
boekbespreking gepubliceerd wordt) en de waanzin dáárvan: “Een
jaar en zes weken later werd gezeid dat het nooit had mogen plaats
hebben. Het was een vergissing geweest, een onbegrijpelijke
verdwazing. Een boze geest, een bezetenheid die van elders gekomen
was, had de mensen opgejaagd en hun verstand verduisterd. Maar geen
chirurgijn ter wereld, met of zonder essenhouten assen aan zijn
rijtuig, kon de gevelde hoofden weer aan de rompen hechten. Er
groeide gras waar zij begraven werden. Het leven had daar zelfs niet
op gewacht. Het was al lang verder gegaan.” “Jonge mannen met een
hart in hun lijf moesten zich bij het leger voegen of zij waren geen
schop tegen hun broek meer waard”, zal het ook in Oekraïne geluid
hebben, en ook daar zullen “vrouwvolk en kinderen (…) achter
kruisen en vanen van kapel naar kapel en van het ene mirakelbeeld
naar het andere” gelopen zijn of wat voor dergelijke ceremonieën
moet doorgaan in de Oekraïens-orthodoxe kerk (of wat dáár dan weer
voor moet doorgaan), en ook die zullen niet verhinderd hebben dat de
rijken rijker werden en de armen daarvoor de prijs betaalden. Dat
deel van de uitslag staat namelijk altijd al lang van te voren vast.
Björn Roose