Niet dat u daar veel van merkt – mijn publicatieritme ligt door de band
genomen nog steeds lager dan mijn schrijfritme -, maar ik heb weer
eens van een korte verlofperiode genoten om een aantal (hoe passend)
kortere boeken te lezen. Onder die kortere, of toch minstens dunnere,
boeken zijn er, dat zal u ook in de komende weken weer merken, toch
nog steeds een hoop van uitgeverij annex boekengilde De Clauwaert
(intussen al lang opgegaan in Davidsfonds), wat (voor mij
toch) nog maar eens bewijst dat de gift die ik vele jaren geleden van
kameraad Willy ontving toch wel zéér veel van die boekjes omvatte.
En dat Willy die misschien niet voor niks wegdeed, want hoogstaande
literatuur kan je wat verscheen in de zogenaamde Novellenbibliotheek
doorgaans toch niet noemen.
Maar goed, ik heb u nog niks verteld over dit boek of de auteur ervan en
zit de zaak alweer af te kraken. Wat de auteur betreft: Anita Vander
Mast, “Geboren in Nieuwmoer-Kalmthout, op 27 maart 1952. Volgde na
hoger secundair onderwijs, Stedelijke Technische Leergangen voor
Bibliotheekwezen te Antwerpen. Twaalftal jaren werkzaam in de
privésektor, thans bibliothecaresse. Woont in Oudenaarde.”
Toevallig net als het hoofdpersonage in dit boekje, zou ik
zeggen, dat, al heet dat dan Kara, ook bibliothecaresse is en wel in Oudenaarde.
Beweren dat de innerlijke bevrijding uit de ondertitel of de
legende van de innerlijke bevrijding er daarmee ook eentje van
Anita Vander Mast is geweest, zou misschien wat overdreven zijn,
maar, zoals de tekst op de achterflap ons verder leert, Lanceloot
was wel haar “debuutnovelle”. Mogelijk meteen ook haar laatste,
want ik kan over Anita Vander Mast verder niks vinden, al lijkt er
ooit een poging ondernomen om een lemma over haar te creëren op
Wikipedia. Meteen voldoende bevrijd misschien, vroegtijdig
overleden, geen inspiratie meer, of een serieus gat in het internet,
wie zal het zeggen?
Ik niet, in ieder geval, maar u krijgt van mij wel de korte samenvatting
van die bevrijding, een samenvatting die eveneens op de
achterflap van dit in 1983 gepubliceerde zesenzestig bladzijden dikke
boekje te vinden is: “Kara, een jonge vrouw, krijgt een
interessante job aangeboden. Ze verlaat haar geboortestreek en
verhuist naar een stadje, ver van haar familie en vrienden. Hier wil
ze een nieuw leven opbouwen, los van alles wat vroeger gebeurd is.
Maar het verleden laat niet los. Ze blijft zich vastklampen aan de
uitzichtloze relatie die ze vroeger heeft opgebouwd. Totaal
ontworteld, eenzaam in een vreemde stad, ontmoet ze Lanceloot. Deze
geheimzinnige man, die steeds weer opduikt en verdwijnt, probeert
haar te bevrijden van de vroegere banden, terwijl zij zelf ook tracht
het verleden van zich af te gooien. Tussen droom en werkelijkheid
zoeken zij beiden naar de innerlijke bevrijding waar ze zo intens
naar verlangen.”
Hippies,
denk ik dan als ik dat zo lees, hippies zouden het kunnen zijn, maar
aan dit verhaal komen geen geitenwollen sokken, ongewassen haren,
gebatikte hemden of cannabis te pas. Nee, alleen maar een toestand
van – laat het ons dan maar zo noemen – ontvankelijkheid (ga
gerust te rade in Hubert Lampo’s De zwanen van Stonehenge
voor meer achtergrondinformatie), onbekend terrein, een portie mist,
en wat vage religiositeit. Volgens de achterflapschrijvelaar werd
Lanceloot daarmee “gekomponeerd vanuit de tematiek van het
steeds fascinerend magisch-realisme” en is het “een afgerond
meesterwerkje, waarvan de lektuur de lezer een intens genoegen zal
bezorgen”, maar volgens “de lezer”, of toch volgens mij, bleef
het boekje gewoon steken in de compositie. Lampo schrijft ergens
(meerdere keren) in De zwanen van Stonehenge dat het
magisch-realisme vanuit de schrijver zélf moet komen (of toch
zoiets) en dat je het voelt als dat niet zo is. Ik zou dat durven
uitbreiden naar elk genre en zeggen dat alle ingrediënten voor een
Sachertorte bij mekaar klutsen en zelfs het ding weten op te
bouwen áls een Sachertorte er nog niet noodzakelijk voor
zorgen dat het een Sachertorte wordt. Ja, je smaakt de
chocolade en de abrikozen, die zijn realistisch, maar de magie
ontbreekt. Misschien te weinig baktijd, misschien een te dunne cake,
maar aangezien zelfs de eenzaamheid van het hoofdpersonage nauwelijks
uit de verf komt (zeg maar: helemaal niet), zou ik durven zeggen dat
er voor het opbouwen van de magisch-realistische sfeer vooral te
weinig tijd is genomen, te veel gerekend op de reeds genoemde vaste
ingrediënten, genre mist, vage religiositeit, enzovoort. Al op de
tweede bladzijde komen aanzeulen met een personage dat naast de
ik-persoon in het gras wil gaan liggen, en die op de vierde bladzijde
al spoorloos laten verdwijnen, is meer dan een beetje te snel. Op de
achtste bladzijde datzelfde personage, genaamde Lanceloot, in de
plaats van een ander laten opduiken in Antwerpen, en weer twee
bladzijden later met die man arriveren in een leeg Oudenaarde, is er
volkomen over. “Het was een komplete verrassing voor me
aangesproken te worden in een stad waar ik nog niemand kende.
Verbaasd en geschrokken opende ik mijn ogen en zag het silhouet van
een man, groot en vaag afgetekend tegen de intussen dikker geworden
mist”; “Verstomd keek ik naar de ijle leegte boven het gras en
het water alsof ik nog verwachtte hem te zien wegzweven in deze
gemengde sfeer van droom en werkelijkheid”; “Verbijsterd keek ik
toe hoe iemand naar me toekwam. Een man met lange blonde haren en het
mooie droeve gezicht, Lanceloot”; “De stad leek volkomen
uitgestorven. Ofschoon het nog niet zo laat was, bleken overal de
lichten gedoofd en waren de straten akelig leeg, zonder ook maar één
enkel spoor van menselijke aanwezigheid”… Dat is een samenvatting
van een magisch-realistisch verhaal, géén magisch-realistisch “meesterwerkje”.
En daar veranderen ook de duidelijke referentie naar de mythische
rozentuin, de graallegende, enzovoort, niks aan, net zomin als die
naar – je kan jezelf maar op een hoger niveau proberen te plaatsen,
natuurlijk – Lampo: “Om de tijd gedurende de treinreis wat te
doden, had ik één van mijn lievelingsromans, ‘De belofte aan
Rachel’ van Hubert Lampo, meegenomen. Een boek waarin ik me altijd
opnieuw kon verdiepen. Bij de eerste lezing ervan al had het een
sterke indruk op mij gelaten, wat waarschijnlijk te wijten was aan de
reis naar Egypte die ik toen net achter de rug had en waarin ik heel
de oudheid van het zonnerijk als het ware innerlijk doorleefd had.
Nadien las ik het boek nog vaak om woord voor woord te proeven wat er
geschreven stond, me onderwerpend aan de sfeer die het werk in me
opriep. Er zijn weinig literaire werken die me in zo’n sterke mate
bekoren, maar dit boek was er één van. Ik opende het bij de passage
waar Benjamin ontdekt dat zijn geliefde Tjenuna vermoord is. Voor mij
was dit het meest gevoelsgeladen deel waarvan ook nu de tragiek van
de dood me omsloot en me als het ware onbereikbaar maakte voor
anderen, en me de tijd deed vergeten”. Wetende dat het verband
tussen De belofte aan Rachel en Lanceloot ontzettend
dun is en er verder of vroeger in dit verhaal nergens naar dit
verband verwezen wordt, lijkt me die passage dan ook, behalve een
poging op de schouders van – wat heet – een reus te gaan staan,
vooral een invitatie aan Lampo om ook eens wat over Vander Mast te
schrijven. Iets wat hij – correct me if I’m wrong –
wellicht nooit gedaan heeft, zoals hij – met dezelfde uitnodiging
aan u als lezer – het wellicht ook nooit gehad heeft over De
aanwezigheid van Filip De Pillecyn. Slechts de helft zo lang als voorliggend
Lanceloot en wél een uitermate geslaagd magisch-realistisch verhaal.
Björn Roose

Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Ook iets te vertellen ? Ga je gang !