vrijdag 1 augustus 2025

Cocaïnenacht – James Graham Ballard (boekbespreking door Björn Roose)

Cocaïnenacht – James Graham Ballard (boekbespreking door Björn Roose)

“Een ijzingwekkend en visionair boek over de nabije toekomst. Geschreven door een van de grootste auteurs van deze tijd.” Dat citaat uit The Times siert de cover van de in 1997 bij De Arbeiderspers verschenen vertaling Cocaïnenacht van wat in de een jaar eerder verschenen Engelstalige versie nog een meervoud was: Cocaine nights. Over die titel gaan we niet moeilijk doen, die is rechtstreeks geleend uit een zin in het boek (“Bibi moest boven onze hoofden wegzweven in haar amfetaminedromen, en dan ‘s avonds van het strand terugkomen om ons allemaal de cocaïnenacht in te leiden.”) en die zin zal in het origineel misschien enigszins anders geluid hebben, maar over dat citaat uit The Times valt wel iets te zeggen. Dat smaken verschillen, bijvoorbeeld. En dat “deze tijd” een alleen in deze tijd inhoudelijk waardevol begrip is. En dat er gewoon teveel auteurs zijn (en toén ook waren) om van een van hen “een van de grootste” te kunnen maken. Ik zou dat laatste dan ook nooit zeggen over James Graham Ballard, beter bekend als J.G. Ballard, maar hij wás wel degelijk een fantastische auteur. En Cocaïnenacht is een ongelooflijk goed geschreven boek waarin die auteur je van begin tot einde meetrekt in een wereld die ongetwijfeld niet de jouwe is. En dat het jammer is dat Ballard in 2009, op zijn negenenzeventig, overleden is, want dat hij anders, volgens mij (want, zoals gezegd, smaken verschillen) wellicht nog stééds een van de grootste auteurs van “deze tijd” zou zijn.

Dat is iets wat ik ongetwijfeld ook al heb laten doorschijnen in mijn besprekingen van Het keizerrijk van de zon, De Zachtheid van vrouwen, De dag van de schepping, en Super-Cannes, en de enige moeilijkheidsgraad bij Ballard ligt dan ook in het feit dat je niet het ene boek van zijn hand na het andere mag uitlezen als je nog wat voor later wil bewaren. Er komen immers geen boeken meer bij en tweedehands kom je ze niet al te vaak tegen (dat laatste wellicht omdat ze te goed zijn om weg te doen). Ook de gelezen exemplaren bijhouden om ze later nóg eens te lezen, is dus de boodschap, want zelfs als je het verhaal kent, is alleen al zo’n eerste paragraaf als deze te mooi om niet over te lezen: “Grenzen oversteken is mijn beroep. Die strook niemandsland tussen de controleposten lijkt altijd zo’n zone van belofte, rijk aan mogelijkheden voor een nieuw leven, nieuwe geuren en nieuwe liefdes. Tegelijkertijd roept het een reflex van ongerustheid op die ik nooit heb kunnen onderdrukken. Als de douaneambtenaren in mijn koffers snuffelen voel ik dat ze eigenlijk proberen mijn geest uit te pakken om me te betrappen op het smokkelen van verboden dromen en herinneringen. En zelfs dan is er het speciale plezier ontmaskerd te worden, wat best eens de reden zou kunnen zijn dat ik beroepstoerist ben geworden. Ik verdien mijn brood met het schrijven van reisverhalen, maar ik erken dat dit weinig meer is dan een dekmantel. Mijn werkelijke bagage zit zelden op slot, die koffers laten zich wat graag openklikken.” Enige dankbaarheid is daar allicht ook verschuldigd aan vertaler Guido Golüke, maar je voelt al meteen van bij die eerste paragraaf dat Ballard aan iedere zin, aan ieder woord zelfs, geschaafd heeft tot het helemaal goed zat en dat geldt vanaf die eerste paragraaf tot en met de laatste, net geen driehonderd bladzijden verder. Geschaafd aan het begin en nóg een keer geschaafd aan het einde, ben ik geneigd te denken, want wie het boek gelezen heeft en die eerste paragraaf overleest, weet dat die op meer manieren waar is dan het hoofdpersonage, Charles Prentice, - een man wiens jeugd vagelijk gebaseerd is op die van de auteur zelf, al is dit in tegenstelling tot Het keizerrijk van de zon en De zachtheid van vrouwen geen van de meer autobiografische romans van Ballard -, zo op het eerste zicht meegeeft.

Ballard staat namelijk vooral bekend als auteur van dystopieën – Chronopolis, De brandende aarde, Doodlopend strand, De kristallen aarde, Super-Cannes, Wakend oog zijn er daar slechts enige van – en ook Cocaïnenacht is er zo een. Om u werkelijk álle genoegen te gunnen bij het ter hand nemen van dit boek, iets wat ik u, ook als 1996 niet meer “deze tijd” is, ten zeerste aanraad, al is het maar omdat de lijn die Ballard trekt vanuit wat hij toén zag zonder twijfel nog aan het lopen is en de ontwikkelingen in het verhaal dus nog werkelijkheid kunnen zijn of worden (en daarmee dié tijd dan weer wel “deze” kan zijn), probeer ik het verder wat weggeven van de inhoud betreft op datgene te houden wat u ook op de achterflap zou lezen: “In Cocaïnenacht wordt een ijzingwekkend beeld geschetst van de zeer nabije toekomst. Een toekomst waarin steeds meer mensen steeds meer vrije tijd krijgen en verworden tot professionele vakantievierders. Ballard beschrijft met sardonisch genoegen een hele Costa del Sol vol akelig stille badplaatsen, waar alleen het geluid van de tennisbalmachine en de watersproeiers te horen is. De bewoners hebben zich teruggetrokken in hun smetteloze appartementen en brengen de dagen in halfcomateuze toestand door, nippend aan de sherry, de afstandbediening in de knuist. De vleesgeworden verveling van ‘een miljoen balkons op het zuiden’ [“De toekomst was hier aan land gekomen, en had zich te ruste gelegd tussen de pijnbomen”, heet het dan in het boek zelf, noot van mij]. Maar Estrella del Mar is anders, verdacht anders [“(…) meer zoals Chelsea of Greenwich Village in de jaren zestig”, aldus de penningmeester van de Club Nautico op pagina 39, of “het gezegende provinciale Engeland van de mythische jaren dertig”, aldus het hoofdpersonage op pagina 60, noot van mij]. Daar wordt gefeest, daar worden talloze activiteiten georganiseerd. Charles Prentice, journalist, wordt de wereld van cocktails en zwembadparty’s ingezogen wanneer zijn broer Frank, manager van een chique club in Estrella del Mar, wordt opgepakt voor vijfvoudige moord. Al snel ontmoet Charles de charmante tenniscoach Bobby Crawford. Deze blijkt de motor te zijn achter de bijna hysterische feestvreugde. Hij heeft de manier gevonden om de verveling te verdrijven.”

Aanleiding genoeg om ook qua verhaal aan Cocaïnenacht te beginnen, zou ik denken, maar wat begint als het onderzoek van een journalist die er op uit is te bewijzen dat zijn broer onschuldig is (een mening die iedereen, inclusief de politie, schijnt te delen, behalve zijn broer zelf, al zijn de feiten volkomen tegen hem), eindigt – en dat begint de lezer met iedere nieuwe bladzijde méér te beseffen – op een andere manier. Kernwoord daarbij is dat “ingezogen” van de flaptekst en “de charmante tenniscoach Bobby Crawford” is eigenlijk slechts één van de figuren die daarvoor zorgt. In elk hoofdstuk komen er weer andere opdagen waarvan je minstens het vermoeden hebt dat het smeerlappen zijn, werkelijk niemand (b)lijkt te vertrouwen, iedereen beliegt Charles Prentice (op zijn minst door essentiële zaken te verzwijgen), inclusief zijn eigen broer, en Bobby Crawford gaat op den duur nog enigszins sympathiek lijken doordat hij dat in veel mindere mate doet dan de anderen. “Ik moest deel gaan uitmaken van Estrella de Mar, in de bars en restaurants gaan zitten, lid worden van de clubs en verenigingen, en ‘s avonds voelen hoe de schaduw van het uitgebrande landhuis over mijn schouders viel. Ik moest in Franks appartement gaan wonen, in zijn bed slapen en in zijn badkamer douchen, binnensluipen in zijn dromen die op de nachtlucht boven zijn kussen zweefden en daar trouw zijn terugkomst afwachten”, blijkt een keuze te zijn die inderdaad werkt, al werkt ze dan in een andere richting dan gewenst, en vraag je je (bij herlezing) af of die keuze zelfs op dat moment nog een eerlijke was, een – om zo te zeggen, want volkomen vrijheid bestaat uiteraard niet, zelfs niet als Bobby Crawford zegt “We zijn mensen aan het bevrijden, Charles, we geven ze hun ware persoonlijkheid terug.” - vrije.

En terwijl je zelf het verhaal “ingezogen” wordt, terwijl Charles Prentice de wereld van Bobby Crawford (“Dit is een sociale economie gebaseerd op drugshandel, diefstal, pornografie en escortservices – tot in alle geledingen een condominium van misdaad.”), de wereld van de Club Nautico, de wereld van Estrella de Mar ingezogen wordt, laat Ballard niet na om zijn wereld, die van de roman rond die wereld, op te sieren met ongelooflijk mooie zinnen – nog mooier dan de zo knap afgewerkte zinnen er rond – als deze: “De ooit bescheiden woninkjes aan de met kinderhoofdjes geplaveide straat waren smaakvol opgetut, met nieuwe gaten in de antieke muren voor alarmsystemen en airconditioning.” Of: “De Costa del Sol is de langste namiddag ter wereld, en ze hebben besloten hem weg te slapen.” Of: “Soms is het nodig om te ver te gaan, louter en alleen om op dezelfde plek te blijven.” Of… of… of…

Op alle mogelijke manieren een parel, dit Cocaïnenacht. Meer moet daar eigenlijk niet over gezegd worden. En toch deed ik dat. Omdat het zonde zou zijn als u deze parel, mocht u hem eens tegenkomen, over het hoofd zou zien vanwege het stof dat zich er mogelijk op verzameld heeft in de afgelopen (bijna) dertig jaar.

Björn Roose