Frans Fransaer… dat moet wel een een pseudoniem zijn, denk je dan,
maar dat is het dus niet. Zijn zuster Jeanne en broer Marcel heetten
per slot van rekening óók Fransaer, zelfs al was geen van hen wat
dan in West-Vlaanderen een ‘Fransaard’ wordt genoemd, zijnde een Fransman.
Maar zijn moeder zal hem misschien wel verweten hebben een ‘niewaard’
te zijn toen hij na acht jaar aan de slag geweest te zijn als leraar
in 1968 als “scheepsmaat-poetser” (op de achterflap omschreven
als “zeeman”) aanmonsterde op een tanker en vervolgens gedurende
vijf jaar over de zeeën zwalpte – “In totaal voer hij op dertien
schepen die hem naar werelddelen en regio’s brachten als Noord- en
Zuid-Amerika, West-Europa en Oost-Afrika” heet het op
Schrijversgewijs -, vooraleer in 1973 opnieuw zijn job als leraar op te nemen en in
die functie uiteindelijk ook zijn pensioen te ‘pakken’.
Zonder evenwel de zee te vergeten of zijn extreem-linkse sympathieën,
twee zaken die ook naar voor komen in voorliggend, in 1989 bij De
Clauwaert gepubliceerde, boekje van zesenvijftig bladzijden,
Vasilis en de zee. “Vergeet niet dat het 1968 was toen ik
voor het eerst in Zeebrugge op een tanker aanmonsterde”, zei hij in
1991 tijdens een vraaggesprek met weekblad Vrij Maldegem. “De
wereld stond toen op zijn kop. Er was Bob Dylan en ik geloofde net
als zovele: er komen andere tijden. Tussen haken: die andere tijden
zien we nu: een maffe, doffe burgerlijkheid zoals nooit te voren.
Maar dát ei zullen we nog wel eens pellen. Tenminste als die
plastrons me intussen zelf niet pellen of scalperen want van oorlogje
spelen houden ze blijkbaar wel. Enfin. Che Guevara was net vermoord.
Je had altijd wel een tekst van hem binnen handbereik: een vurig idee
in je kop of een in rood geverfde Viva Che in de favellas van Bahia
of in de Newyorkse metro. Het ‘on the road’ zijn greep me hevig
aan.” Mikis Theodorakis, naamloos blijvende Griekse verzetshelden,
Che Guevara, Emilio Zapata… ze duiken dan ook, zij het slechts bij
naam, op in dit boekje, waarin het hoofdpersonage, Leon Leblanc,
“pelgrimerend van Kaap Sounion over het Asklipion van Kos naar de
Openbaringen van Sint-Jan”, van de veerboot stapt op Patmos (“een
mini-Torremolinos in Grieks-Italiaanse stijl”, “Popmuziek bralde
uit alle luidsprekers tegen de witgepleisterde cafégevels”) om
daar, zoals hij dat elders op de Griekse eilanden gedaan heeft, op
zoek te gaan naar het – uiteraard – goede, oude Griekenland van
vroeger, zijnde het Griekenland van vóór het Kolonelsregime
(dat er van 1967 tot 1974 heerste) en, het toerisme/kapitalisme dat
allicht wel eens zou weggehouden geweest zijn door de extreem-linkse
samenzwering Aspida, die tot het ontstaan van dat
Kolonelsregime de quasi-directe aanleiding vormde.
Dat de auteur dat beschreef in een boekje dat qua titel nauwelijks
afweek van zijn in 1983 ook al bij De Clauwaert gepubliceerde
Thanatos en de zee doet er natuurlijk niet echt toe, maar dat
het verleden áltijd dood is uiteraard wél. Op zoek gaan naar het
verleden heeft geen enkele zin, je kan er hoogstens de goede
elementen uit hopen te behouden, en zelfs dát zal dan nog een
activiteit zijn die bijgekleurd is door het eeuwigdurende heden. Een
eeuwigdurend heden waarin Leon Leblanc, vanaf de zee geïntroduceerd
door de lokale zeeman Dimitri(os) waarmee hij een aantal dagen aan de
rol is geweest, dus in Patmos terechtkomt in een circuit waarin
iedereen die op zijn pad komt tot dezelfde familie lijkt te behoren
en al van meet af aan zoveel over hem weet dat ik er persoonlijk
ontzettend kregelig over zou worden, maar wat hij aanvoelt als een
soort thuiskomen. Een eeuwigdurend heden ook waarin hij zich
desondanks realiseert dat zelfs wat vroeger, laat het ons dan maar zo
noemen, authentiek leek dat wellicht niet was: “Niet dat hij ooit
van dat kwijlbiertje weg geweest was, maar Fix was tenminste Grieks.
Of dacht hij dat alleen maar? Wat is uiteindelijk van wie in dit
multinationaal kapitaallabyrint? Het kwam van ver, zeker van twintig
jaar geleden, dat Fix tot hem doordrong, dat hij zich tevens
herinnerde dat Fix een verbastering van Fuchs geweest was, een heel
erg ouwe trouwens, van toen het Duitse Rijk leverancier was van te
kronen hoofden, het Griekse inbegrepen. Plus Duitse bieren.” Een
eeuwig heden waarin Leon Leblanc uiteindelijk – als een mens,
vooral onder invloed van voldoende sterke drank, maar in een warm
nest terechtkomt, nietwaar? – toch tot de conclusie komt dat het
‘oude’ Griekenland nog niet geheel verzwolgen is door het ‘nieuwe’.
Mooi geschreven, dit boekje, tevens een beetje een reisgids voor
Patmos, zoals bijvoorbeeld ook Een eiland zoeken van Josiane Forster-Huys en Italiaans capriccio van Jos Smeyers dat waren, maar qua thematiek net een beetje te dun
om het in mijn bibliotheek te houden.
Björn Roose
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Ook iets te vertellen ? Ga je gang !