vrijdag 11 juli 2025

Gezwel van wortels – Mark Insingel (boekbespreking door Björn Roose)

Gezwel van wortels – Mark Insingel (boekbespreking door Björn Roose)

Ik had me voorgenomen mild te zijn en niet al meteen van in de eerste zin van mijn boekbespreking te schrijven wat me van bij het lezen van de eerste paragraaf van dit boek op de lever ligt, maar da’s jammerlijk mislukt: Gezwel van wortels van Mark Insingel, gepubliceerd in 1978 bij de mij verder totaal onbekende Uitgeverij Jimmink (nog steeds bestaand, klaarblijkelijk, zij het als boekhandel-annex-uitgeverij), is een absoluut kutboek. Het beste er aan is nog de tekst op de achterflap, wat me in dit geval doet besluiten dat die niét van de hand van de auteur is, maar van een uitgever met wel zeer veel fantasie: “In dit boek zal de lezer niet alleen historische personages herkennen, bekende uitspraken en anecdotes, hij zal ook karakteristieke manieren van denken en van doen herkennen, dingen die wij min of meer gemeen hebben, gewoon omdat we kinderen zijn van onze tijd, d.i. misschien vooral: van ons milieu. (En het is evident dat het niet om de anecdotes zelf te doen is.) In de dierentuinen zie je tegenwoordig i.p.v. tralies in vele gevallen hindernissen die misschien hoofdzakelijk psychologisch zijn (water, of het donker); ‘huis’dieren hoef je helemaal niet op gesloten (sic) te houden opdat ze niet ‘de vrijheid’ zouden kiezen:… - kan niet met dergelijke beelden van het thema van dit boek iets worden aangeduid?”

Óók al dicht in de buurt van raaskallen, dat stukje op de achterflap, maar toch niet half zo dicht als pakweg dit: “Hij is oppervlakkig door zijn angst voor oppervlakkigheid, hij durft niet ondergaan en zélf ervaren. Hij wil genot in ernst verpakken, d.w.z. het moet produktief zijn. Besluiteloos en afhankelijk als hij is, doet geremdheid hem betrouwbaar en solvabel voorkomen, wilskrachtig, verantwoordelijk, - maar misschien komt zij er achter dat hij met zijn levenshouding (de didactische) zijn erotisch onvermogen dekt. (Zijn zucht naar status als vrees voor zelfstandigheid; zijn verwijt dat kunstenaars met slechts behoefte om te spreken ‘niets te zeggen’ hebben; zijn ‘orde’ die bij elke overdracht van macht een piramide van belangen blijkt; zijn vrijheid om armer te zijn dan hij is.)” En ja, dat is een willekeurige paragraaf uit het boek, want er zijn geen andere dan willekeurige paragrafen in dit boek te vinden. Iedere paragraaf staat op zich, er is geen verhaal, er zijn geen hoofdstukken, er zijn geen personages, alleen dat soort slap gelul. Zeventig bladzijden lang. In combinatie met slecht zetwerk (wellicht omdat de auteur dat goéd vond), taalfouten waarvan je in dit soort boeken niet zeker weet dat het taalfouten zijn (“zijken op de drempel”, bijvoorbeeld), en helemaal op het einde tien bladzijden waarin stukken uit de vorige zestig aan mekaar zijn geplakt zonder dat de auteur zich wat aangetrokken heeft van hoe je dat hoort te doen of dat het op z’n minst wel leesbaar zou moeten zijn. Ergens halverwege het boek geeft Insingel een verklaring voor zijn titel, maar die tien bladzijden zijn ongetwijfeld wat hij daar vooral mee wou aanduiden: “Je werd geschokt, bij het stukslaan van een bloempot waar een plant zich in had vastgegroeid, door het gezwel der wortels dat (‘Net rijstebrij’) de vormen van de pot had aangenomen (‘Wanstaltig’).”

“Insingel evolueerde als dichter van vrij conventionele poëzie (Panorama (1956), Ons derde land (1958), Drijfhout (1963) en Een kooi van licht (1966)) via de concrete poëzie (Perpetuum mobile (1969), Modellen (1970) en Posters (1974) en het hoorspel Wanneer een dame een heer de hand drukt (1975)) naar inhoudelijk zeer uitgepuurde poëzie, opgebouwd rond zorgvuldige spiegelstructuren en herhalingen. Ook zijn proza vertoont verwantschap met de geometrische abstracties van Mondriaan of Vasarely, of met de compositietechnieken in de seriële, minimale of repetitieve muziek (Stockhausen, Boulez, Philip Glass…). Insingel behoort tot de groep schrijvers die, zoals Ivo Michiels taal-materie tot taal-vorm hebben willen ‘omfunctioneren’, en dat in flagrante tegenstelling tot de inheems-Vlaamse tradities”, lees ik op Schrijversgewijs, maar voor zoveel evolutie ben ik allicht niet slim genoeg (ik ken mijn limieten). ‘t Is dat of ik vertik het intuïtief om een kat een hond te noemen. Gezwel van wortels evolueert rechtstreeks naar mijn zolder, in de hoop dat het daar geen andere boeken aansteekt (want ik wil die wel nog ooit eens verkopen), en van Mark Insingel (vorig jaar overleden in Gent) komt er nooit meer wat dan ook in mijn boekenkasten terecht. Zélfs niet als ik het, zoals met dit boekje het geval was, krijg.

Björn Roose

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Ook iets te vertellen ? Ga je gang !