Ik had me voorgenomen mild te zijn en niet al meteen van in de eerste
zin van mijn boekbespreking te schrijven wat me van bij het lezen van
de eerste paragraaf van dit boek op de lever ligt, maar da’s
jammerlijk mislukt: Gezwel van wortels van Mark Insingel,
gepubliceerd in 1978 bij de mij verder totaal onbekende Uitgeverij
Jimmink (nog steeds bestaand,
klaarblijkelijk,
zij het als boekhandel-annex-uitgeverij), is een absoluut
kutboek. Het beste er aan is nog de tekst op de achterflap, wat me in
dit geval doet besluiten dat die niét van de hand van de auteur is,
maar van een uitgever met wel zeer veel fantasie: “In dit boek zal
de lezer niet alleen historische personages herkennen, bekende
uitspraken en anecdotes, hij zal ook karakteristieke manieren van
denken en van doen herkennen, dingen die wij min of meer gemeen
hebben, gewoon omdat we kinderen zijn van onze tijd, d.i. misschien
vooral: van ons milieu. (En het is evident dat het niet om de
anecdotes zelf te doen is.) In de dierentuinen zie je tegenwoordig
i.p.v. tralies in vele gevallen hindernissen die misschien
hoofdzakelijk psychologisch zijn (water, of het donker); ‘huis’dieren
hoef je helemaal niet op gesloten (sic) te houden opdat ze niet ‘de
vrijheid’ zouden kiezen:… - kan niet met dergelijke beelden van
het thema van dit boek iets worden aangeduid?”
Óók al dicht in de buurt van raaskallen, dat stukje op de
achterflap, maar toch niet half zo dicht als pakweg dit: “Hij is
oppervlakkig door zijn angst voor oppervlakkigheid, hij durft niet
ondergaan en zélf ervaren. Hij wil genot in ernst verpakken, d.w.z.
het moet produktief zijn. Besluiteloos en afhankelijk als hij is,
doet geremdheid hem betrouwbaar en solvabel voorkomen, wilskrachtig,
verantwoordelijk, - maar misschien komt zij er achter dat hij met
zijn levenshouding (de didactische) zijn erotisch onvermogen dekt.
(Zijn zucht naar status als vrees voor zelfstandigheid; zijn verwijt
dat kunstenaars met slechts behoefte om te spreken ‘niets te
zeggen’ hebben; zijn ‘orde’ die bij elke overdracht van macht
een piramide van belangen blijkt; zijn vrijheid om armer te zijn dan
hij is.)” En ja, dat is een willekeurige paragraaf uit het boek,
want er zijn geen andere dan willekeurige paragrafen in dit boek te
vinden. Iedere paragraaf staat op zich, er is geen verhaal, er zijn
geen hoofdstukken, er zijn geen personages, alleen dat soort slap
gelul. Zeventig bladzijden lang. In combinatie met slecht zetwerk
(wellicht omdat de auteur dat goéd vond), taalfouten waarvan je in
dit soort boeken niet zeker weet dat het taalfouten zijn (“zijken
op de drempel”, bijvoorbeeld), en helemaal op het einde tien
bladzijden waarin stukken uit de vorige zestig aan mekaar zijn
geplakt zonder dat de auteur zich wat aangetrokken heeft van hoe je
dat hoort te doen of dat het op z’n minst wel leesbaar zou moeten
zijn. Ergens halverwege het boek geeft Insingel een verklaring voor
zijn titel, maar die tien bladzijden zijn ongetwijfeld wat hij daar
vooral mee wou aanduiden: “Je werd geschokt, bij het stukslaan van
een bloempot waar een plant zich in had vastgegroeid, door het gezwel
der wortels dat (‘Net rijstebrij’) de vormen van de pot had
aangenomen (‘Wanstaltig’).”
“Insingel evolueerde als dichter van vrij conventionele poëzie
(Panorama (1956), Ons derde land (1958), Drijfhout (1963) en Een kooi
van licht (1966)) via de concrete poëzie (Perpetuum mobile (1969),
Modellen (1970) en Posters (1974) en het hoorspel Wanneer een dame
een heer de hand drukt (1975)) naar inhoudelijk zeer uitgepuurde
poëzie, opgebouwd rond zorgvuldige spiegelstructuren en herhalingen.
Ook zijn proza vertoont verwantschap met de geometrische abstracties
van Mondriaan of Vasarely, of met de compositietechnieken in de
seriële, minimale of repetitieve muziek (Stockhausen, Boulez, Philip
Glass…). Insingel behoort tot de groep schrijvers die, zoals Ivo
Michiels taal-materie tot taal-vorm hebben willen ‘omfunctioneren’,
en dat in flagrante tegenstelling tot de inheems-Vlaamse tradities”,
lees ik op Schrijversgewijs,
maar voor zoveel evolutie ben ik allicht niet slim genoeg (ik ken
mijn limieten). ‘t Is dat of ik vertik het intuïtief om een kat
een hond te noemen. Gezwel van wortels evolueert rechtstreeks
naar mijn zolder, in de hoop dat het daar geen andere boeken
aansteekt (want ik wil die wel nog ooit eens verkopen), en van Mark
Insingel (vorig jaar overleden in Gent) komt er nooit meer wat dan
ook in mijn boekenkasten terecht. Zélfs niet als ik het, zoals met
dit boekje het geval was, krijg.
Björn Roose
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Ook iets te vertellen ? Ga je gang !