woensdag 4 september 2024

Hoe Proust je leven kan veranderen – Alain de Botton (boekbespreking door Björn Roose)

Hoe Proust je leven kan veranderen – Alain de Botton (boekbespreking door Björn Roose)
“Hoewel Marcel Proust een groot deel van zijn leven kwijnend in bed doorbracht, geplaagd door depressies en al dan niet ingebeelde ziekten, had de schrijver van Op zoek naar de verloren tijd uitgesproken ideeën over hoe je gelukkig kunt worden”, lees ik op de achterflap van de achtste Nederlandstalige druk (2007, Amstel Uitgevers BV) van dit oorspronkelijk in 1997 in het Engels verschenen boek How Proust can change your life. En onmiddellijk heb ik dan zoiets van: als je begot niet in staat bent van je eigen depressies en ingebeelde ziekten af te geraken, dan ben je wellicht óók niet in staat anderen ter zake de les te spellen, zélfs niet als Alain de Botton, van wie ik eerder Ode aan het kijken en Proeven van liefde besprak, selectief gaat lezen en er op die manier datgene uithaalt wat werkelijk zou kunnen helpen op dat vlak.

Maar ik lees zelden achterflappen bij het kopen van een boek en als ik een boek van De Botton vind voor een zacht prijsje koop ik het gewoon (omdat de boeken die ik eerder van hem las me bevielen), dus heb ik óók nu pas op diezelfde achterflap gelezen dat volgens De Botton “de romans, essays en brieven van Marcel Proust (…) wijze levenslessen [bevatten], die hij zelf weliswaar in de wind sloeg maar die ons nog altijd van pas kunnen komen”. “Met veel humor gaat hij”, Alain De Botton dus, “na welke oplossing Proust biedt voor praktische kwesties als: Hoe blaas je een liefdesrelatie nieuw leven in? Hoe kun je meer genieten van een vakantie? Hoe kies je een goede arts? Hoe breid je een vriendenkring uit?”

Wat mij betreft: alvast niet door Proust te lezen, want hoe bekend À la recherche du temps perdu - zoals Op zoek naar de verloren tijd in de taal van Proust, het Frans, heet - ook mag zijn, ik ben na het lezen van dit boek van De Botton niet geneigd te beginnen aan die zevendelige (!) romancyclus (“De oorspronkelijke vijfhonderdduizend woorden groeiden uit tot meer dan één en een kwart miljoen”, aldus De Botton, en wat aanvankelijk een trilogie zou worden kreeg dus vier vervolgen), waarvan Du côté de chez Swann het eerste, bekendste en allicht meest gelezen deel is. Daartoe vormt Hoe Proust je leven kan veranderen voor mij dan ook absoluut geen aanleiding, in tegendeel. Alleen al de eerste paragraaf van hoofdstuk drie, Hoe je de tijd kunt nemen, maakt duidelijk waarom: “Wat de verdiensten van Prousts werk ook mogen zijn, zelfs een vurig bewonderaar zal één heikel punt niet kunnen ontkennen: de lengte. Om met Prousts broer Robert te spreken: ‘Het vervelende is dat mensen heel erg ziek moeten zijn of een been moeten breken om tijd te hebben voor De verloren tijd.’ En als ze in bed liggen met hun been in het gips of met een tuberkelbacil in hun longen, vinden die mensen een nieuwe uitdaging in de lengte van de afzonderlijke proustiaanse zinnen: slangachtige constructies, waarvan de langste, in het vijfde deel, afgedrukt als één regel in standaardletter bijna vier meter zou doorlopen en zeventien maal om de onderkant van een fles wijn zou kunnen worden gewikkeld”. Een staaltje van de humor van De Botton, de bevestiging dat er mensen zijn die véél langere zinnen schrijven dan ikzelf (al kan ik er, toegegeven, ook wat van), maar niet het einde van het verhaal: die ellenlange zinnen blijken dan ook nog eens nergens over te gaan, of toch niet over iets wat mij kan boeien: “Alfred Humblot had nog nooit zoiets gezien. Hij stond aan het hoofd van de gerespecteerde uitgeverij Ollendorf en was in 1913 benaderd door Louis de Robert, een van zijn auteurs, die het op zich had genomen Proust te helpen een uitgever te vinden, en Humblot nu verzocht publicatie van diens manuscript te overwegen. ‘Beste vriend, het zal wel dom van me zijn,’ antwoordde deze na vluchtig en met kennelijke verbijstering het begin van de roman te hebben doorgenomen, ‘maar ik zie niet in waarom iemand dertig bladzijden nodig heeft om te beschrijven hoe hij in bed ligt te woelen voordat hij de slaap kan vatten.’” Een gewaarschuwd lezer is er twee waard en laat dat soort, wat mij betreft typisch Frans, langdradig gelul aan de kant liggen, maar het kan nog erger: het kan ook helemaal nergens over gaan. “Aan Jacques Madeleine, een lector voor uitgeverij Fasquelle, was een paar maanden eerder ook gevraagd een blik te werpen op de stapel papier. ‘Wanneer je aan het eind bent gekomen van de zevenhonderdtwaalf bladzijden van dit manuscript,’ zo had hij gerapporteerd, ‘na talloze malen te zijn gekweld door de ondoorgrondelijke ontwikkelingen waarin je kopje-onder gaat en die je geduld danig op de proef stellen omdat je nooit meer bovenkomt, heb je werkelijk geen flauw idee waar het over gaat. Waar draait het allemaal om? Wat betekent het allemaal? Waar leidt het allemaal toe? Je komt er met geen mogelijkheid achter! Je kunt er met geen mogelijkheid iets over zeggen!’” Geen idee of dát ook de reden was waarom Virginia Woolf nog nauwelijks in staat was wat dan ook te schrijven toen ze Op zoek naar de verloren tijd gelezen had, maar ondanks het feit dat ze in haar dagboek schreef dat ze “er zelfmoordneigingen van [kreeg]”, “pleegde ze nog geen zelfmoord”, dixit De Botton (“nog geen”, want ze verdronk zich een aantal jaren later alsnog), maar “nam (…) wel het verstandige besluit niet meer verder te lezen in Proust, waardoor ze in staat was nog een paar boeken te schrijven met verre van banale of waardeloze zinnen”. Ik heb niet de intentie zelfmoord te plegen, maar wil ook nog wel wat schrijven (zij het dan geen boeken), dus houd ik het, zonder zelf aan het lezen van zijn boeken begonnen te zijn, op het oordeel dat De Botton op het einde van zijn boek over Proust velt: “De moraal? Dat we Proust geen grotere hommage kunnen brengen dan door tot slot hetzelfde oordeel over hem te vellen als hij over Ruskin [John Ruskin, aan wie Proust bijzonder lang enorm veel aandacht besteedde, noot van mij] had geveld, namelijk dat zijn werk, alle kwaliteiten ervan ten spijt, uiteindelijk ook dwaas, maniakaal, irritant, gekunsteld en bespottelijk zal worden als je je er te lang mee bezighoudt”, wat onvermijdelijk gebeurt als het te lang ís. Al hoeft het natuurlijk niet zó kort te worden als wat de Amerikaanse fan van Proust hem schreef uit Rome: “Ze legde uit dat ze de afgelopen drie jaar al haar tijd had gestoken in het lezen van Prousts boek. Er was echter een probleem. ‘Ik begrijp er niets van, helemaal niets. Beste Marcel Proust, houd op de poseur uit te hangen en kom weer met beide benen op de grond. Vertel me nu eens in twee regels wat u werkelijk wilde zeggen.”

En laat het eindadvies van De Botton, “Zelfs de beste boeken verdienen het terzijde te worden geworpen”, zeker niet gelden voor Hoe Proust je leven kan veranderen, want dat is geen bladzijde te lang, is aangenaam om lezen, en is veel meer dan een bespreking van Prousts werk: Hoe Proust je leven kan veranderen is een met liefde geschreven biografie, “een beeld”, dixit weerom de achterflap, “van de legendarische schrijver waarin deze veel meer tot leven komt dan in de talloze serieuze biografieën die er over hem zijn verschenen.” Met liefde en, zoals eerder gezegd, met humor, ook waar het de beschrijving van andere ‘personages’ aangaat: “Proust kwam uit een gezin waarin de kunst om mensen verlichting te brengen bijzonder serieus werd genomen. Zijn vader was arts, een imposante man met een baard en een typisch negentiende-eeuwse fysionomie, die zo’n autoritair voorkomen en zo’n wilskrachtige oogopslag had dat iemand zich naast hem al gauw een mietje moest hebben gevoeld [al helemaal Marcel Proust zelf, want dat wás een mietje, noot van mij]. Hij straalde de morele superioriteit uit waarop de medische stand het patent heeft, een beroepsgroep waarvan het maatschappelijke belang onomstotelijk vaststaat voor wie weleens last heeft gehad van een kriebelhoest of een blindedarmontsteking en die daardoor bij diegenen met niet zo’n evident nuttige roeping een onaangenaam gevoel van overbodigheid kan veroorzaken.” En: “Met een vader die zo bekwaam aerobics onderwees en voorlichting gaf over korsetten en naaihoudingen, lijkt het wat voorbarig of al te ambitieus van Marcel om zijn levenswerk op één lijn te stellen met dat van de auteur van Les Éléments d’hygiène. Maar in plaats van Marcel dit verwijt te maken, kunnen we ons beter afvragen of je van welke roman dan ook een therapeutische werking mag verwachten, of het genre als zodanig meer verlichting kan bieden dan een aspirientje, een wandeling in de vrije natuur of een droge Martini.”

Humor (tot in de afbeeldingen toe, overigens, waarbij bijvoorbeeld een afbeelding van een goudvink het onderschrift “Louis Ganderax” krijgt vanwege het feit dat De Botton hem als een goudvink heeft aangeduid) die niet verhindert dat De Botton, op basis van wat hij bij Proust, in diens boeken of in diens leven, heeft ontdekt, wel wat serieuze adviezen of inzichten meegeeft. Over het feit dat we onszelf of anderen uit onze omgeving herkennen in personages bijvoorbeeld (iets wat hij het “Marquis de Lau-fenomeen (MLF)” noemt), of over het (toch wel) nut (vooral literair) van wat breedsprakeriger te zijn dan het gemiddeld krantenbericht (waarbij hij bijvoorbeeld Romeo en Julia samenvat tot een faits divers van zes lijntjes). Maar ook over de zin van schrijversbiografieën, het gegeven dat mensen precies lezen wat ze willen lezen (zelfs in die mate dat ze dingen bij je menen gelezen te hebben die je absoluut niet hebt geschreven), het nut van afzien voor de creatieve geest, het impressionisme (en schilderkunst in bredere zin), de verhouding tussen James Joyce en het onderwerp van deze biografie, overdreven vleierij (“proustificatie”) en haar “tegengif” (het afrekenen met reële mensen via de karakters in zijn boeken), artistieke afgoderij (Wist u dat er een kookboek bestaat gevuld met recepten voor gerechten die door Proust genoemd zijn in zijn boeken?), Illiers-Combray (vroeger Illiers genoemd, maar door Proust Combray gedoopt, waarna de werkelijke naam werd aangepast), enzovoort. En ook over wat Proust zelf dacht van lezen “als de kern van ons gehele geestelijke leven”, iets waardoor ik dan tóch nog een citaat van het onderwerp van deze biografie kan meegeven: “Zolang lezen voor ons een aanstichter is, die met zijn toversleutels de deur opent van onze diepste gewelven, waar we anders geen toegang toe zouden hebben, speelt het een gezonde rol in ons leven. Lezen wordt echter gevaarlijk wanneer het ons niet bewust maakt van het eigen geestelijk leven, maar daar de plaats van inneemt, wanneer we de waarheid niet langer zien als een ideaal dat we alleen kunnen verwezenlijken dankzij de innerlijke ontwikkeling van onze ideeën en het streven van ons hart, maar als iets stoffelijks dat als een geheel door anderen bereide nectar is achtergelaten tussen de bladzijden van boeken die we alleen nog maar van een plank in een bibliotheek hoeven te pakken en passief, zonder enige inspanning van lichaam en geest kunnen nuttigen.”

Björn Roose

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Ook iets te vertellen ? Ga je gang !