“Hoewel Marcel Proust een groot deel van zijn leven kwijnend in bed
doorbracht, geplaagd door depressies en al dan niet ingebeelde
ziekten, had de schrijver van Op zoek naar de verloren tijd
uitgesproken ideeën over hoe je gelukkig kunt worden”, lees ik op
de achterflap van de achtste Nederlandstalige druk (2007, Amstel
Uitgevers BV) van dit oorspronkelijk in 1997 in het Engels
verschenen boek How Proust can change your life. En
onmiddellijk heb ik dan zoiets van: als je begot niet in staat bent
van je eigen depressies en ingebeelde ziekten af te geraken, dan ben
je wellicht óók niet in staat anderen ter zake de les te spellen,
zélfs niet als Alain de Botton, van wie ik eerder Ode aan het kijken
en Proeven van liefde
besprak, selectief gaat lezen en er op die manier datgene uithaalt
wat werkelijk zou kunnen helpen op dat vlak.
Maar ik lees zelden achterflappen bij het kopen van een boek en als ik een
boek van De Botton vind voor een zacht prijsje koop ik het gewoon
(omdat de boeken die ik eerder van hem las me bevielen), dus heb ik
óók nu pas op diezelfde achterflap gelezen dat volgens De Botton
“de romans, essays en brieven van Marcel Proust (…) wijze
levenslessen [bevatten], die hij zelf weliswaar in de wind sloeg maar
die ons nog altijd van pas kunnen komen”. “Met veel humor gaat
hij”, Alain De Botton dus, “na welke oplossing Proust biedt voor
praktische kwesties als: Hoe blaas je een liefdesrelatie nieuw leven
in? Hoe kun je meer genieten van een vakantie? Hoe kies je een goede
arts? Hoe breid je een vriendenkring uit?”
Wat mij betreft: alvast niet door Proust te lezen, want hoe bekend À
la recherche du temps perdu - zoals Op zoek naar de verloren
tijd in de taal van Proust, het Frans, heet - ook mag zijn, ik
ben na het lezen van dit boek van De Botton niet geneigd te beginnen
aan die zevendelige (!) romancyclus (“De oorspronkelijke
vijfhonderdduizend woorden groeiden uit tot meer dan één en een
kwart miljoen”, aldus De Botton, en wat aanvankelijk een trilogie
zou worden kreeg dus vier vervolgen), waarvan Du côté de chez
Swann het eerste, bekendste en allicht meest gelezen deel is.
Daartoe vormt Hoe Proust je leven kan veranderen voor mij dan
ook absoluut geen aanleiding, in tegendeel. Alleen al de eerste
paragraaf van hoofdstuk drie, Hoe je de tijd kunt nemen, maakt
duidelijk waarom: “Wat de verdiensten van Prousts werk ook mogen
zijn, zelfs een vurig bewonderaar zal één heikel punt niet kunnen
ontkennen: de lengte. Om met Prousts broer Robert te spreken: ‘Het
vervelende is dat mensen heel erg ziek moeten zijn of een been moeten
breken om tijd te hebben voor De verloren tijd.’ En als ze
in bed liggen met hun been in het gips of met een tuberkelbacil in
hun longen, vinden die mensen een nieuwe uitdaging in de lengte van
de afzonderlijke proustiaanse zinnen: slangachtige constructies,
waarvan de langste, in het vijfde deel, afgedrukt als één regel in
standaardletter bijna vier meter zou doorlopen en zeventien maal om
de onderkant van een fles wijn zou kunnen worden gewikkeld”. Een
staaltje van de humor van De Botton, de bevestiging dat er mensen
zijn die véél langere zinnen schrijven dan ikzelf (al kan ik er,
toegegeven, ook wat van), maar niet het einde van het verhaal: die
ellenlange zinnen blijken dan ook nog eens nergens over te gaan, of
toch niet over iets wat mij kan boeien: “Alfred Humblot had nog
nooit zoiets gezien. Hij stond aan het hoofd van de gerespecteerde
uitgeverij Ollendorf en was in 1913 benaderd door Louis de Robert,
een van zijn auteurs, die het op zich had genomen Proust te helpen
een uitgever te vinden, en Humblot nu verzocht publicatie van diens
manuscript te overwegen. ‘Beste vriend, het zal wel dom van me
zijn,’ antwoordde deze na vluchtig en met kennelijke verbijstering
het begin van de roman te hebben doorgenomen, ‘maar ik zie niet in
waarom iemand dertig bladzijden nodig heeft om te beschrijven hoe hij
in bed ligt te woelen voordat hij de slaap kan vatten.’” Een
gewaarschuwd lezer is er twee waard en laat dat soort, wat mij
betreft typisch Frans, langdradig gelul aan de kant liggen, maar het
kan nog erger: het kan ook helemaal nergens over gaan. “Aan Jacques
Madeleine, een lector voor uitgeverij Fasquelle, was een paar maanden
eerder ook gevraagd een blik te werpen op de stapel papier. ‘Wanneer
je aan het eind bent gekomen van de zevenhonderdtwaalf bladzijden van
dit manuscript,’ zo had hij gerapporteerd, ‘na talloze malen te
zijn gekweld door de ondoorgrondelijke ontwikkelingen waarin je
kopje-onder gaat en die je geduld danig op de proef stellen omdat je
nooit meer bovenkomt, heb je werkelijk geen flauw idee waar het over
gaat. Waar draait het allemaal om? Wat betekent het allemaal? Waar
leidt het allemaal toe? Je komt er met geen mogelijkheid achter! Je
kunt er met geen mogelijkheid iets over zeggen!’” Geen idee of
dát ook de reden was waarom Virginia Woolf nog nauwelijks in staat
was wat dan ook te schrijven toen ze Op zoek naar de verloren tijd
gelezen had, maar ondanks het feit dat ze in haar dagboek schreef dat
ze “er zelfmoordneigingen van [kreeg]”, “pleegde ze nog geen
zelfmoord”, dixit De Botton (“nog geen”, want ze verdronk zich
een aantal jaren later alsnog), maar “nam (…) wel het verstandige
besluit niet meer verder te lezen in Proust, waardoor ze in staat was
nog een paar boeken te schrijven met verre van banale of waardeloze
zinnen”. Ik heb niet de intentie zelfmoord te plegen, maar wil ook
nog wel wat schrijven (zij het dan geen boeken), dus houd ik het,
zonder zelf aan het lezen van zijn boeken begonnen te zijn, op het
oordeel dat De Botton op het einde van zijn boek over Proust velt:
“De moraal? Dat we Proust geen grotere hommage kunnen brengen dan
door tot slot hetzelfde oordeel over hem te vellen als hij over
Ruskin [John Ruskin, aan wie Proust bijzonder lang enorm veel
aandacht besteedde, noot van mij] had geveld, namelijk dat zijn werk,
alle kwaliteiten ervan ten spijt, uiteindelijk ook dwaas, maniakaal,
irritant, gekunsteld en bespottelijk zal worden als je je er te lang
mee bezighoudt”, wat onvermijdelijk gebeurt als het te lang ís. Al
hoeft het natuurlijk niet zó kort te worden als wat de Amerikaanse
fan van Proust hem schreef uit Rome: “Ze legde uit dat ze de
afgelopen drie jaar al haar tijd had gestoken in het lezen van
Prousts boek. Er was echter een probleem. ‘Ik begrijp er niets van,
helemaal niets. Beste Marcel Proust, houd op de poseur uit te hangen
en kom weer met beide benen op de grond. Vertel me nu eens in twee
regels wat u werkelijk wilde zeggen.”
En laat het eindadvies van De Botton, “Zelfs de beste boeken verdienen
het terzijde te worden geworpen”, zeker niet gelden voor Hoe
Proust je leven kan veranderen, want dat is geen bladzijde te
lang, is aangenaam om lezen, en is veel meer dan een bespreking van
Prousts werk: Hoe Proust je leven kan veranderen is een met
liefde geschreven biografie, “een beeld”, dixit weerom de
achterflap, “van de legendarische schrijver waarin deze veel meer
tot leven komt dan in de talloze serieuze biografieën die er over
hem zijn verschenen.” Met liefde en, zoals eerder gezegd, met
humor, ook waar het de beschrijving van andere ‘personages’
aangaat: “Proust kwam uit een gezin waarin de kunst om mensen
verlichting te brengen bijzonder serieus werd genomen. Zijn vader was
arts, een imposante man met een baard en een typisch
negentiende-eeuwse fysionomie, die zo’n autoritair voorkomen en
zo’n wilskrachtige oogopslag had dat iemand zich naast hem al gauw
een mietje moest hebben gevoeld [al helemaal Marcel Proust zelf, want
dat wás een mietje, noot van mij]. Hij straalde de morele
superioriteit uit waarop de medische stand het patent heeft, een
beroepsgroep waarvan het maatschappelijke belang onomstotelijk
vaststaat voor wie weleens last heeft gehad van een kriebelhoest of
een blindedarmontsteking en die daardoor bij diegenen met niet zo’n
evident nuttige roeping een onaangenaam gevoel van overbodigheid kan
veroorzaken.” En: “Met een vader die zo bekwaam aerobics
onderwees en voorlichting gaf over korsetten en naaihoudingen, lijkt
het wat voorbarig of al te ambitieus van Marcel om zijn levenswerk op
één lijn te stellen met dat van de auteur van Les Éléments
d’hygiène. Maar in plaats van Marcel dit verwijt te maken,
kunnen we ons beter afvragen of je van welke roman dan ook een
therapeutische werking mag verwachten, of het genre als zodanig meer
verlichting kan bieden dan een aspirientje, een wandeling in de vrije
natuur of een droge Martini.”
Humor (tot in de afbeeldingen toe, overigens, waarbij bijvoorbeeld een
afbeelding van een goudvink het onderschrift “Louis Ganderax”
krijgt vanwege het feit dat De Botton hem als een goudvink heeft
aangeduid) die niet verhindert dat De Botton, op basis van wat hij
bij Proust, in diens boeken of in diens leven, heeft ontdekt, wel wat
serieuze adviezen of inzichten meegeeft. Over het feit dat we onszelf
of anderen uit onze omgeving herkennen in personages bijvoorbeeld
(iets wat hij het “Marquis de Lau-fenomeen (MLF)” noemt), of over
het (toch wel) nut (vooral literair) van wat breedsprakeriger te zijn
dan het gemiddeld krantenbericht (waarbij hij bijvoorbeeld Romeo en
Julia samenvat tot een faits divers van zes lijntjes). Maar
ook over de zin van schrijversbiografieën, het gegeven dat mensen
precies lezen wat ze willen lezen (zelfs in die mate dat ze dingen
bij je menen gelezen te hebben die je absoluut niet hebt geschreven),
het nut van afzien voor de creatieve geest, het impressionisme (en
schilderkunst in bredere zin), de verhouding tussen James Joyce en
het onderwerp van deze biografie, overdreven vleierij
(“proustificatie”) en haar “tegengif” (het afrekenen met
reële mensen via de karakters in zijn boeken), artistieke afgoderij
(Wist u dat er een kookboek bestaat gevuld met recepten voor
gerechten die door Proust genoemd zijn in zijn boeken?),
Illiers-Combray (vroeger Illiers genoemd, maar door Proust Combray
gedoopt, waarna de werkelijke naam werd aangepast), enzovoort. En ook
over wat Proust zelf dacht van lezen “als de kern van ons gehele
geestelijke leven”, iets waardoor ik dan tóch nog een citaat van
het onderwerp van deze biografie kan meegeven: “Zolang lezen voor
ons een aanstichter is, die met zijn toversleutels de deur opent van
onze diepste gewelven, waar we anders geen toegang toe zouden hebben,
speelt het een gezonde rol in ons leven. Lezen wordt echter
gevaarlijk wanneer het ons niet bewust maakt van het eigen geestelijk
leven, maar daar de plaats van inneemt, wanneer we de waarheid niet
langer zien als een ideaal dat we alleen kunnen verwezenlijken
dankzij de innerlijke ontwikkeling van onze ideeën en het streven
van ons hart, maar als iets stoffelijks dat als een geheel door
anderen bereide nectar is achtergelaten tussen de bladzijden van
boeken die we alleen nog maar van een plank in een bibliotheek hoeven
te pakken en passief, zonder enige inspanning van lichaam en geest
kunnen nuttigen.”
Björn Roose
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Ook iets te vertellen ? Ga je gang !