September 2021… Van zo lang is het intussen kennelijk geleden dat
ik nog een boek van de Britse filosoof Alain de Botton gelezen en
besproken heb. En dat terwijl ik intussen toch twee keer zoveel
boeken van hem in mijn kasten heb staan. Toen ik immers Ode aan het kijken besprak, kon ik melden dat behalve dát boek ook nog De kunst van
het reizen en Hoe Proust je leven kan veranderen in mijn
bibliotheek te vinden waren, maar in 2023 kwamen daar Religie voor
atheïsten, De troost van de filosofie en, ten slotte,
Proeven van liefde bij. De hoogste tijd dus om er nog eens
eentje ter hand te nemen en waarom dan niet meteen de jongste
aankoop? Zeker omdat die jongste aankoop meteen ook zijn oudste boek
is. Essays in love, zoals het boek in het Engels heet, dateert
immers uit 1993, terwijl Ode aan het kijken in 2012 werd gepubliceerd.
En toch is er enige overlapping tussen beide boeken: het hoofdstuk Over
waarachtigheid in Ode aan het kijken is een uittreksel uit
Proeven van liefde. Of toch uit Essays in love, want
het hoofdstuk Echtheid in Proeven van liefde is dan wel
gebaseerd op dezelfde Engelse tekst, maar de vertaling is een andere,
terwijl beide boeken toch bij dezelfde uitgeverij, Atlas,
verschenen zijn. “De ironie van de liefde wil dat we het
gemakkelijkst en met de meeste zelfverzekerdheid de mensen verleiden
tot wie we ons het minst aangetrokken voelen, aangezien we bij een
intens verlangen niet in staat zijn de daarvoor vereiste
onverschilligheid op te brengen en bij een aantrekkelijk iemand
worden geplaagd door een gevoel van minderwaardigheid ten opzichte
van de perfectie die we de aanbedene toedichten”, zoals de eerste
zin in Over waarachtigheid luidt, was in Echtheid
bijvoorbeeld nog deze: “Het is een van de ironische kanten van de
liefde dat we hen die ons het minst aantrekken het makkelijkst met
overtuiging verleiden; de ernst van het verlangen blokkeert het
noodzakelijke spel van achteloosheid en de aantrekkingskracht
veroorzaakt een minderwaardigheidsgevoel ten opzichte van de
perfectie die we in de geliefde hebben aangetroffen.” Die laatste
vertaling, van de hand van Harry Pallemans, is ondanks het feit dat
ze zo’n zestig tekens korter is, eerlijk gezegd stukken leesbaarder
dan de eerste, van de hand van Jelle Noorman, wat toch maar – mocht
dat nog moeten – mooi aantoont dat het er wel degelijk toe doet wie
een werk vertaalt.
Los daarvan: ook context is niet onbelangrijk. Noch op de achterflap noch
binnenin Ode aan het kijken wordt vermeld dat de verschillende
hoofdstukken van het boekje uittreksels uit andere boeken van de
Botton zijn. Voor zover ik bij de bespreking van dat boekje wist,
ging het hoofdstuk Over waarachtigheid dan ook “over… een
afspraakje en hoe tijdens dat afspraakje jezelf te blijven”, waarna
de Botton het in het hoofdstuk Over werk en geluk over
“ernstiger dingen” had. Een idee waar ik van moet afstappen nu ik
ook de context, zijnde de rest van Proeven van liefde gelezen
heb: de Botton heeft, weliswaar op soms bijzonder grappige wijze, een
ernstig werk over liefde geschreven. Niet over liefde voor de
abstracte “naaste”, waarheidsliefde of iets dergelijks, maar over
‘romantische’ liefde tussen twee mensen. En nog wel in een
bijzondere vorm: Proeven van liefde wordt namelijk beschouwd
als fictie, maar is wel degelijk een bijzonder diepgravend
filosofisch werk. Of de ik-figuur en de vrouw op wie hij verliefd
wordt, Chloé, werkelijk fictief zijn, valt niet eens op te maken uit
dit boek. Als ze dat wél zijn, heeft de Botton ze zéér overtuigend
als echte mensen neergezet en zijn ze geen bordkartonnen personages
gebleven waaraan de filosofie werd opgehangen. Wat dat geeft in de
film My Last Five Girlfriends, de op het boek gebaseerde film
van Julian Kemp uit 2010, weet ik niet, maar het lijkt me sterk dat
een film van anderhalf uur dit boek van tweehonderdtweeëndertig
bladzijden eer kan aandoen. Het feit alleen al dat Chloé in de film
is opgesplitst in vijf personages lijkt dat ook duidelijk te maken.
Nu goed, dit is geen filmbespreking, terug over naar het boek. Fictie of
niet, de Botton heeft niet alleen de hoofdstukken netjes in stukken
gehakt (en de stukken vervolgens genummerd), maar ook de liefde.
Beginnend bij de neiging van geliefden om hun ontmoeting als
voorbestemd te zien en eindigend bij een zelfmoordpoging en dan
opnieuw verliefd worden (zij het dan op een ander), passeert zijn
ik-persoon langs de idealisering van de geliefde, verleiding, het
beste van jezelf tonen zonder zo leugenachtig te worden dat er niks
meer van jezelf overblijft, seks, de vraag of de ander wel echt van
je houdt en wat er dan wel aan die ander mankeert om van iemand als
jij te houden, Valse noten, verdraagzaamheid en hoe die zich
verhoudt tot liefde, schoonheid en de subjectiviteit daarvan, Van
liefde spreken, het verschil tussen de werkelijkheid en wat je in
iemand ziet, waanideeën, intimiteit en het ontstaan van een gedeelde
geschiedenis, het ‘ik’ in het ‘wij’, romantische heimwee
(naar de mogelijke relaties die je mist door in een relatie te
zitten), anhedonie, overspel en de reactie daarop, Romantisch
terrorisme, ‘goed’ en ‘kwaad’ bij het beëindigen van een
relatie, het vervolgens jezelf de dieperik in denken en dan weer de
ander, en ten slotte het helen van de wonden. Als je dat hele pad
volgt en er niets van jezelf in herkent, ben je wellicht kort van
geheugen. Als je het niet helemaal kán volgen, omdat je –
bijvoorbeeld – nog steeds bij je eerste lief bent, des te beter.
Als je van oordeel bent dat het ik-personage het allemaal toch
lichtjes overdrijft: dat kan kloppen. Dat van dat voorbestemd zijn,
dat idealiseren, de verleiding, de moeilijke evenwichtsoefening
tussen je beste ik en je ‘ware’ ik, je brein met moeite op halt
kunnen zetten bij het vrijen, de valse noten, de vraag waar
verdraagzaamheid begint en liefde ophoudt, en nog een paar van de
‘stappen’, die herken ik zeker – zij het dat ze niet altijd zo
uitgesproken waren als bij de ik-persoon van dit boek, maar angst om
gelukkig te zijn (anhedonie) heb ik bij mijn weten nooit gehad en
zelfmoordpogingen heb ik nooit ondernomen, ook niet als het met de
liefde even niet meer goed kwam. Er is de Botton wel eens verweten
dat hij de moderne mens neerzet als een patiënt, “gedreven door
schuld”, maar de Botton beweert in dít boek alvast nergens dat
iedereen al de stadia van zijn ik-personage doorloopt en relativeert
ook regelmatig de handelingen, de fixaties, het denkwerk van dat
ik-personage. De beschreven fases zullen voor veel mensen, geheel of
ten dele, op zich of in samenhang met een aantal andere, herkenbaar
zijn, maar alleen al de allerlaatste alinea van het boek maakt
duidelijk dat de Botton hier géén zelfhulpboek geschreven heeft of
mensen die zich in het ik-personage herkennen naar de psychiater
wenst te verwijzen: “Dergelijke lessen leken des te relevanter toen
Rachel mijn uitnodiging om de volgende week uit eten te gaan aannam
en alleen al de gedachte aan haar rillingen begon te veroorzaken in
de streek die de dichters het hart hebben genoemd, en ik wist dat die
rillingen maar één ding konden betekenen – dat ik opnieuw begon
te vallen.” Het komt goed; zoals er na een begin een einde komt,
komt er na een einde ook een begin.
En die relativering is ook niet alleen op het einde van het boek te
vinden. Het eerste hoofdstuk, dat over Romantisch fatalisme,
beëindigt hij bijvoorbeeld hiermee: “Mijn vergissing was geweest
dat ik een voorbestemming om lief te hebben had verward met een
voorbestemming om een bepaalde persoon lief te hebben. Het was de
fout te denken dat niet de liefde maar Chloé onvermijdelijk was.”
Iets wat hij dan weer onmiddellijk relativeert door daarop te laten
volgen: “Maar mijn fatalistische interpretatie van het begin van
ons verhaal bewees ten minste één ding: dat ik verliefd was op
Chloé. Zodra ik zou vinden dat het uiteindelijk toeval was of we
elkaar wel of niet tegenkwamen, niet meer dan een kans van 1 op
5840.820, zou ik ook niet meer de absolute noodzaak voor een leven
met haar voelen – en dus niet meer van haar houden.” Kortom, ik
ben een bijgelovige idioot, maar ik weet ook waarom. Of, zoals het op
het einde van hoofdstuk 12, Scepsis en geloof, min of meer
luidt, iemand met onschadelijke waanideeën: “Waanideeën zijn op
zich onschadelijk, ze kunnen alleen kwaad als men de enige is die in
ze gelooft, als men geen omgeving kan creëren waarin ze in stand
gehouden kunnen worden. Wat maakte het uit of de bus echt rood was
zolang Chloé en ik konden blijven geloven in de oneindig tere
zeepbel die liefde is?” Of, uiteraard, een uiteindelijk toch niet
zo heel erg goed voorbereide zelfmoordenaar: “De zelfmoordtekst
[schrijven als uitgestelde zelfmoord] had vele versies gekend: er lag
een stapel verkreukeld schrijfpapier naast me. Gewikkeld in een
grijze jas zat ik aan de keukentafel, met als enige gezelschap het
rillen van de koelkast. Ik greep abrupt een buisje pillen en slikte
twintig bruistabletten vitamine C, maar dat besefte ik pas later.”
Een boek om te lezen als je niet net stapeldol verliefd geworden bent,
zou ik zeggen. Een boek waarvan de inhoud je misschien voor de geest
komt als je nogal hevig in een van de situaties terechtkomt die de
Botton er in beschrijft. Een boek dat ongetwijfeld beter en goedkoper
is dan allerlei ‘experten’: “Ik stond niet alleen in mijn
utopische droom, ik was in het gezelschap van een groep mensen, laat
ik ze romantische positivisten noemen, die geloofden dat met
genoeg aandacht en therapie van de liefde een minder pijnlijke, zelfs
bijna gezonde ervaring gemaakt kon worden. Deze verzameling
psychoanalisten, predikers, goeroes, therapeuten en schrijvers
erkende weliswaar dat de liefde veel problemen met zich meebracht,
maar meende dat er voor echte problemen even echte oplossingen
moesten bestaan. Geconfronteerd met de misère van de meeste
gevoelslevens probeerden romantische positivisten oorzaken aan te
wijzen – een eigenwaardecomplex, een vadercomplex, een
moedercomplex, een complexencomplex – en remedies aan te dragen
[regressietherapie, het lezen van De stad van God, tuinieren,
meditatie]. Hamlet zou aan zijn lot hebben kunnen ontsnappen met
behulp van een Jungiaanse psychiater, Othello zou zijn agressie op
een therapeutisch kussen hebben kunnen uiten, Romeo had een
geschikter iemand kunnen vinden via een relatieadviesbureau, Oedipus
had zijn problemen in gezinstherapie kunnen bespreken.”
U kan dus kiezen voor iets beters: dit boek meenemen als u het ergens
zou tegenkomen. Leesplezier zal u er alvast aan beleven.
Björn Roose
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Ook iets te vertellen ? Ga je gang !