Dat ik de naam van een auteur niet ken, vind ik absoluut niet
verbazingwekkend. Er zijn nu eenmaal zóveel auteurs in de wereld dat
je al een regelrechte Encyclopedia Britannica moet zijn om die
allemaal te kennen, laat staan bij te houden. Dat ik de naam van een
Nederlandstalige auteur niet ken, vind ik al iets vervelender,
maar eerlijk gezegd: er lijken ook in de Lage Landen iedere dag nog
auteurs bij gemaakt te worden en ik lees dan wel al lang, maar ik ben
ook nog geen eeuwigheid op deze planeet. Maar dat ik de naam van een
Nederlandstalige science-fictionauteur niet ken, vind ik toch
wel enigszins bizar. Hoeveel Nederlandstalige science-fictionauteurs
kunnen er immers wezen?
Wel… geen idee, maar John Vermeulen (geboren in 1941, overleden in
2009) was er kennelijk een van. En wel al van op zijn vijftiende.
Toen verscheen van hem zijn eerste boek, De vervloekte planeet,
en er zouden er tot in 2007 nog tien volgen in het
science-fictiongenre. Kort na voorliggend De binaire joker
(gepubliceerd in 1979) en het snel daarop volgende Contract met
een supermens (gepubliceerd in 1980) zou hij een pauze van meer
dan vijftien jaar laten wat dat genre betreft en aan een serie
thrillers beginnen, met als eerste 1000 meter van armageddon
(1981) en als laatste Hellepoel (1990). In 1992 volgde zijn
eerste historische roman, De Ekster op de Galg, en vanaf 1995
liepen alle genres bij Vermeulen door elkaar: behalve nog vier
science-fictionboeken, evenveel thrillers en dito historische
romans, kwamen er nog drie non-fictiewerken (als aanvulling op de
zeven die hij er al had geschreven in de eerste helft van de jaren
tachtig) en zes kinderboeken (ook daarvan had hij er al zeven
geschreven in de jaren zeventig en tachtig). Over zijn toneelstukken
(dertien in totaal), werken onder de naam Tessy Bénigne (een
tweetal), en in allerlei tijdschriften (waaronder Playboy en
Penthouse), verhalenbundels en jaarboeken opgenomen losse
verhalen zwijg ik maar zedig, want daarop ingaan zou ons te ver
leiden, maar, inderdaad, dat alles maakt het nog verbazingwekkender
dat ik van deze auteur, die onder andere bij D.A.P. Reinaert,
A.W. Bruna, De Dageraad, Standaard Uitgeverij,
en Het Spectrum gepubliceerd
werd, nog nooit gehoord had.
Nu, ik heb die onbekendheid wel een beetje goed gemaakt met in deze
boekbespreking op ‘s mans werken te wijzen, denk ik, al is (voor
mij toch) die onbekendheid misschien voor een deel te verklaren door
enig gemis aan originaliteit. “Zelden lazen wij een sf-werk dat met
zoveel humor en zoveel vaart werd geschreven. Een perfekte kombinatie
van goede sf en goede luim”, liet Het Laatste Nieuws dan wel
weten over De binaire joker, maar ik had het hele boek lang de
indruk dat ik iets zat te lezen dat al eerder geschreven was op een
wijze die al eerder gebruikt was. Niet slecht geschreven, daar niet
van, en inderdaad geen slechte science fiction of humor, maar
nergens kreeg ik de indruk dat Vermeulen een eigen stijl had
ontwikkeld of dat dit verhaal alleen maar van hem had kunnen komen.
En dat nog los van het feit dat ik bij het lezen van de aanprijzende
tekst op de voorkant even vreesde dat het over een soort HAL 9000
zou gaan, maar dan in een komische versie: “Het luchtige verhaal
van honderdtachtig mensen, volledig overgeleverd aan de tirannieke
boordcomputer van hun ruimteschip”. Toegegeven, Nestor, de
boordcomputer in kwestie, begiftigd met wat toen nog niet algemeen
bekend was als ‘artificiële intelligentie’, is een beetje
eigenaardig en neemt initiatieven die de robots van Isaac Asimov nooit zouden kunnen nemen zonder finaal in de knoop te geraken met
zichzelf, maar om hem nu ‘tiranniek’ te noemen, nee, dat niet.
Hij vindt mensen maar een ongeorganiseerd zootje – niet geheel
onterecht overigens -, maar gaat er desondanks van uit dat ze ook wel
even hun plan kunnen trekken zónder hem. Wat, met heel wat
improvisatie en ten koste van enige levens, inderdaad zo blijkt te
zijn, al hebben ze hem uiteindelijk nodig om de zaak met succes af te ronden.
Die zaak zijnde dat ze een planeet – een in een serie van zes –
moeten bezoeken om te kijken of die mogelijk bewoond is. Wat niet zo
is, althans niet door iets dat een meer dan dierlijk niveau haalt,
ondanks het feit dat ze een radiosignaal vanaf de planeet ontvangen,
maar desondanks komen ze wel in de problemen terecht. Een of ander
ras van aliens heeft van de planeet namelijk één groot
landbouwgebied gemaakt, is geenszins gesteld op bezoekers, zit er
voor geen euro mee in die te verdelgen, maar zou intussen toch graag
het ruimteschip waarin ze gekomen zijn bewaren. ‘t Is per slot van
rekening niet omdat je quasi onzichtbaar bent, niet spreekt (toch
niet op een manier die wij kennen), en over een persoonlijk
krachtveld beschikt waarmee je je zo ongeveer door alles heen kan
branden, dat je niet kan verwachten nog iets te leren van de
technologie van een ander.
Met dit gegeven, met een heleboel ‘relationele’ moppen (nog niet
‘woke’ overigens, geen homo’s en dergelijke te bekennen
in dit boekje, al twijfelt kapitein Pendelgrass aan “het
hormonenbestand” van de tweede in commando, Buddingh), discussies
tussen de boordcomputer en de menselijke kapitein, en de neiging ook
de signalen van de enige alien op het toneel mis te verstaan –
allemaal zaken die om communicatie draaien dus (zelfs tot aan de
uiteindelijke ontknoping toe) – weet Vermeulen, ondanks het reeds
genoemde gebrek aan originaliteit, in ieder geval een onderhoudend
boekje (zo’n honderdzeventig bladzijden in zakformaat) te vullen.
Voor wie niet echt uit is op enige filosofische achtergrond (wel
altijd ruim aanwezig in, bijvoorbeeld, de verhalen van de al genoemde
Isaac Asimov) en, pakweg, niet bekend is met het werk van Robert A.
Heinlein (van wie u eerder mijn bespreking van Het getal van het beest kon lezen), kan dat eventueel voldoende zijn. Voor wie wat beter
thuis is in het science-fictiongenre is dit verhaal – waarin
het enige stukje filosofie er in bestaat dat wie lang verwacht te
leven ook veel banger is om dood te gaan dan wie dat niet verwacht -
hoogstens een amuse-gueule, iets om even tussendoor te lezen.
Maar goed, ook tussendoortjes mogen af en toe wel eens geserveerd worden.
Björn Roose
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Ook iets te vertellen ? Ga je gang !