vrijdag 30 augustus 2024

Lavuiten vangen – Hugo Van der Cruyssen (boekbespreking door Björn Roose)

Lavuiten vangen – Hugo Van der Cruyssen (boekbespreking door Björn Roose)
“Lavuiten vangen, betekende in mijn jeugd: daar krijg je problemen, moeilijkheden, narigheden mee, die altijd een beetje onoverzichtelijk waren voor de andere”, lees ik op de achterflap van dit bij de mij verder onbekende Uitgeverij Gruuthuuse in 1991 verschenen zeventig bladzijden dikke boekje. Een boekje van de hand van de mij ook al onbekende Hugo Van der Cruyssen, die op diezelfde achterflap omschreven wordt als geboren in Lovendegem in 1936 en auteur van twee andere boekjes (of boeken - ik heb ze niet in mijn bezit, dus kan ik over de dikte ervan niet veel zeggen), zijnde Gedachten van Filip de Pillecyn en een dichtbundel genaamd Habbekrats. Wie mij een beetje kent, weet dat ik in Moerzeke woon, deelgemeente van Hamme, de gemeente waar Filip De Pillecyn (wiens naam zelfs in de titel van genoemd boekje verkeerd gespeld wordt) zijn Mensen achter de dijk situeerde en waar hij ook geboortig was, en dat ik een zekere interesse heb voor ‘s mans werken, dus die Gedachten van Filip de Pillecyn spreken me wel aan, maar het blijkt, blijkens een aan het boekje toegevoegde kopie met aan de ene kant reclame voor Lavuiten vangen en aan de andere kant reclame voor genoemde Gedachten, om niet meer dan een verzameling van “de meest zinderende uitspraken” van De Pillecyn te gaan, een “bloemlezing” waarvan ‘t Pallieterke destijds schreef: “Als ge deze bloemlezing nog niet zoudt bezitten, schaft ze u dan zonder verwijl aan. Want dit is een schat.”

Wat ik niet zou durven beweren van Lavuiten vangen, een boekje dat een fictieve gemeente Zonbergen als achtergrond heeft, een gemeente waarnaar je niet moet zoeken, want “Je staat er midden in, je wandelt er door. En daar worden dag aan dag lavuiten gevangen.” “Lavuiten” waarvan er achttien in deze zeventig bladzijden zijn opgenomen, zonder dat die evenwel allemaal garant staan voor “problemen, moeilijkheden, narigheden”, al is het geheel ervan – zo daarvan al sprake kan zijn – wel degelijk “een beetje onoverzichtelijk”. Een gedicht, Denkend aan Zonbergen, wordt gevolgd door een verhaal dat lijkt terug te gaan naar de tijden die onder andere door Cyriel Buysse en Ernest Claes in beeld werden gebracht, maar zonder dat van de immer aanwezige tristesse van de ene of de al even immer aanwezige vrolijkheid van de andere sprake is. Er zijn keuterboeren, notabelen, een dooie baron en diens levende opvolger, maar een keer het spannend wordt, houdt het verhaal simpelweg op. Volgt een verhaal over een gemeenteraad, In naam van het volk gedoopt, dat ook al op niks uitloopt, en een verhaal over een burgemeester, De slaap der rechtvaardigen, dat dezelfde voornaamste eigenschap heeft. Iets wat ook geldt voor Hij is weer op stap… en Emiel…, waarvan de beletseltekens in de titels niks beletten noch garanderen.

Johan Hendrik van Dale achterna is de eerste uitzondering op al dat de mist in gaan, het eerste stukje ook in het boek dat min of meer de naam verdient die Pascal Verbeken van Het Nieuwsblad destijds van toepassing vond voor “de pretentieloze verhalen”: “kursiefjes”. Maar dat ligt ongetwijfeld ook aan mijn affiniteit met het onderwerp, de schepper van de naar hem genoemde “Dikke” en het Sluis van de jaren 1990 en later: “Ik ging naar Sluis. Men kan dat nu weer rustig zeggen en het wordt aanvaard dat je inkooptoerist bent. Men ziet niet zo direkt meer een seksboetiekgluurder in je. Je mag zelfs naar Sluis gaan buiten het mosselseizoen en zeggen dat je er geweest bent.”

Daarna volgen er helaas weer een aantal prullen als Hartklachten, Voorlichting en Onbenul, voor er weer een soortement cursiefje opduikt onder de naam Kwart over zeven, een drie bladzijden lang verhaal over een man die een contactadvertentie heeft geplaatst, maar de enige interessante vrouw die heeft gereageerd uiteindelijk niet ziet opdagen omdat zij hem staat te beloeren van op een andere plaats. Iets wat allicht niet naar analogie gebeurd is met Martha, een van de drie tot ver voorbij hun middelbare leeftijd ‘alleen’ gebleven in het Driemeisjeshuis samenhokkende zusters, die er alsnog in geslaagd is haar maagdelijkheid kwijt te geraken, maar daarmee de twee anderen niet gelukkig maakt.

Evzones… doet me dan weer, ondanks dat beletselteken en louter omwille van de sfeer, een beetje, zonder dat het evenwel de literaire kwaliteiten van een van beide werken zelfs maar benadert, denken aan Mannen zonder vrouwen van Ernest Hemingway enerzijds en het gedicht Een soldaat van Steven Barends anderzijds. En terwijl Met waarborg, over een man die een papegaai koopt om wat “klappenanse” te hebben nu zijn vrouw dood is, Na u, over een misschien wel tot het einde beleefde jongeman, Na de faze, over lullende politici (het zouden eender welke politici van eender welke partij kunnen zijn dus), en Skepsis, over de mogelijkheid dat je wel eens té veel dingen met een korreltje zout kan nemen, weer min of meer in de cursiefjesrubriek vallen, zij het dat ook hier, net zoals in Kwart over zeven en Driemeisjeshuis, de schrijver als element ontbreekt, breekt alleen Tol nog dat stramien. Een ‘lavuit’ van amper anderhalve bladzijde over een niet met naam genoemde persoon, misschien over iedereen die die niet met naam genoemde persoon zou kunnen zijn, een verhaaltje dat er enerzijds op gericht lijkt die niet met naam genoemde persoon wat moed in te spreken, en anderzijds diegenen die hem niet waarderen een levensles te leren: “Misschien was het je tol dat niemand oog had voor jou. Je was weer alleen en je wou nochtans mens zijn onder de mensen, je gewoon bewegen tussen iedereen met een glimlach op het gelaat en in reserve. Maar je dag was niet goed. Je voelde je gewrongen. En ook de andere dagen waren niet goed. Het was een aanbotsen tegen een werkelijkheid, die jij diep in jou, anders beleefde en waarvan men zei dat het dromerij was. Je lag overhoop met de onkreukbaarheid van het standenbesef, omdat jij gewoon ‘mens’ wou zijn, met rechten en plichten als de andere. In een tijd waarin men voortdurend hamert op de noodzaak van de dialoog, meende jij die in toepassing te kunnen brengen. Maar men plaatste jou in een vakje, omdat jij dat buitenbeentje moest zijn.” Een stukje dat aan dit boek alsnog een andere dimensie lijkt toe te voegen, ware het niet dat het uiteindelijk niet meer is dan een korte, vrij eufemistische samenvatting van het stuk waarmee het boek begon, dat over De jonge baron.

Als “lavuiten” ook mocht staan voor krabbels, aanzetten van verhalen, dagboeknotities, dan was dit boekje van de in 1996 overleden Van der Cruyssen het publiceren waard geweest. Publiceren en gratis weggeven aan vrienden en familieleden, zou ik durven zeggen.

Björn Roose

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Ook iets te vertellen ? Ga je gang !