vrijdag 23 augustus 2024

Muizenissen – Bernard Verstraete (boekbespreking door Björn Roose)

Muizenissen – Bernard Verstraete (boekbespreking door Björn Roose)
Ik had dit boekje, Muizenissen van Bernard Verstraete, meegenomen op verlof in Duitsland, met de bedoeling het op één avond uit te lezen, en om dezelfde reden had ik ook nog een aantal andere flinterdunne boekjes in mijn koffer gestoken, maar doordat ik op de dag vóór mijn verlof aan een iets dikker exemplaar was begonnen, kwam ik pas aan het lezen van dít exemplaar toe bij terugkomst van dat verlof. Geen erg echter, die vijfenzestig bladzijden waren nog steeds op geen tijd uitgelezen en ondanks mijn aanvankelijke indruk dat het inhoudelijk ook weer een van die typische publicaties van De Clauwaert vzw zou zijn, een uit het leven gegrepen stukje melodrama dat je inderdaad hoogstens tussen de soep en de patatten hoort te lezen, viel het best mee.

Al is het verhaal wel degelijk een uit het leven gegrepen stukje melodrama (waarvan de auteur poogt de rechtlijnigheid te doorbreken door veelvuldig gebruik te maken van, af en toe aardig tegenstekende, flashbacks): “In het genoegelijk verderkabbelend bestaan van Zeger, een bedaarde veertiger, duikt een vrouw op”, staat op de achterflap te lezen. Gevolgd door: “Zij haalt hem uit zijn evenwicht, verstoort de relatie met zijn vrouw en zijn kinderen. Zijn poging om die “droomvrouw” niet te verliezen voert hem uiteindelijk naar allerlei tribulaties. De dood van zijn vader en het beroep dat zijn tienerzoon op hem doet, laten hem inzien dat hij als individu een schakel is in een ketting en drijven hem naar een beslissing.” Kan best wezen, maar zélfs als hij zat een fietser omver rijdt en voor een drietal weken in de gevangenis terechtkomt na zijn halfslachtige poging tot vluchtmisdrijf, kabbelt zijn leven eigenlijk nog verder.

““Muizenissen” is niet alleen het verhaal van die moeilijkheden”, noteert de auteur van de achterflap dan, “het is ook de neerslag van de nuancerende reflektie op de verhouding tussen man en vrouw, tussen ouder en kind, tussen droom en werkelijkheid. Vooral is het een zoeken naar de irrationele wortels van de onvrede die het samenleven van mensen tot een slappe koord maken waarop het moeilijk balanceren is.”

Die “reflektie” – ‘progressieve’ spelling, ja – is wat dit boekje enigszins het lezen waard maakt. Reflectie van de hoofdrolspeler, Zeger, in de spiegel vooral. Maar ook de zuivere, niet omgekeerde, reflectie van zijn ene relatie in zijn andere. Hij is zijn “verderkabbelend bestaan” wat beu, vreest meteen voor een ánder “verderkabbelend bestaan” als hij zijn vrouw zou verlaten voor zijn maîtresse, maar zit eigenlijk al bijna van meet af aan in dat ander “verderkabbelend bestaan”. “Sara in de steek laten en een nieuwe relatie met die andere opbouwen kon hij niet, wou hij niet. Dat kon alleen maar op huwelijkse toestanden uitlopen, op elkaar door en door kennen. Het zou de droom afbrokkelen, hem doen versplinteren en dat kon de bedoeling niet zijn”, schrijft Verstraete op pagina 16. “Na het ontbijt waren ze gaan winkelen. Geschenken voor zijn kinderen, een kamee voor Sara (het leek een blasfemie dat Muisje hem hielp uitzoeken). Jurken, bloesjes ook voor haarzelf, die ze kon dragen als hij op bezoek zou komen, want zo zou het blijven. Dat hadden ze tijdens het ontbijt nog maar eens voor elkaar herhaald, al was de verleiding groot geweest om de pracht van die nacht en morgen te bestendigen. Maar dat kon alleen maar op sleur, vertrouwdheid en aftakeling uitlopen en dat zou hun relatie zinloos maken”, voegt hij er aan toe op pagina 27. Maar intussen gaat hij mooi iedere donderdag naar zijn maîtresse, nooit op een andere dag, nooit bij verrassing, doet zij zijn was en zijn plas, kookt voor hem zijn maaltijd, en helpt hij haar huis en wat daar rond ligt te verfraaien. ‘Huiselijker’ kan het bijna niet worden, alleen de gedachte dat hij haar minder snel zal leren kennen als hij haar maar één dag op de week ziet, dat het dus minder snel “op huwelijkse toestanden [zal] uitlopen”, zorgt er uiteindelijk voor dat de illusie van het ‘nieuwe’ overeind blijft.

Maar zelfs op amper vijfenzestig bladzijden komt die illusie tot een einde. Al moet Zeger nog wel even door een paar pijnlijke momenten vóór hij voor zichzelf erkent dat hij wat hij zoekt niet kan vinden. Het moment bijvoorbeeld waarop hij besluit dat hij zijn maîtresse niet wil opgeven omdat hij zich dan vernederd zou voelen door zijn vrouw. Het moment ook waarop hij beseft dat het tussen zijn vrouw en hem nog goed kan komen “als ze maar opnieuw waren beginnen praten”, maar dat “ook de woorden zaten vastgeroest tussen hen”. Het moment ten slotte dat hij er achter komt dat niet alleen zijn vrouw andere verwachtingen moet hebben gehad van het huwelijk, maar dat hij degene is die die andere verwachtingen met de zijne om zeep heeft geholpen: “Zeger was een stille dromer. Hij hield ervan zijn eigen gedachtenloop uit te broeden. Zo had hij Sara geïsoleerd toch ook, haar vast gepind op zichzelf. En wat hield haar leven dan wel anders in dan de door traditie ingeroeste zorg voor keuken en kinderen? Dan zat je dicht bij een brok onbehagen waaronder vrouwen in deze tijd gebukt gingen. Ze waren minder huissloof dan hun moeders, hadden een job waarlangs ze uit het gezin konden breken, de iets beter gesitueerden zeker, maar misschien was het kontrast na werktijd daardoor des te gruwelijker. Hun moeders hadden dan toch de hele lijdzame dag voor zich als man en kinderen gelaarsd en gespoord het huis uit waren, om hun werk rustig te organizeren, konden aan de waslijn over de haag buurten met andere vrouwen. Het deed er amper toe of Zeger zijn deel van het werk op zich nam. Het verlichtte het werk, maar niet de druk.” Een gedachtegang die mooi ‘gespiegeld’ wordt in die van zijn vrouw: “Ze wil niet klagen, ze is niet echt ongelukkig geweest met hem, heeft mooie ogenblikken beleefd. Hij is altijd een goede vader geweest, zeker voor Jurgen en samen zijn ze ten slotte als onervaren, stuntelige minnaars in het huwelijk terecht gekomen – of hij nog weet hoe ze geknoeid hadden die eerste keren – en ze hebben elkaar door de jaren ingewijd in elkaars lichaam. Maar in die laatste twee jaar heeft ze ingezien hoe vaak ze zichzelf weggecijferd had voor hem, hoe ze veel dingen gelaten heeft omdat hij er niet van hield, hoe pijnlijk het voor haar soms was geweest als hij dan niet eens opmerkte dat zij het anders had gewild.”

“Al is de hoofdpersoon een man, toch schetst deze novelle geen zwart-wit portret”, luidt het dan op de achterflap, waarbij er lijkt van uitgegaan te worden dat de novelle sowieso “geen zwart-wit portret” zou geworden zijn als de hoofdpersoon een vrouw was geweest. “Er is veel begrip voor de maatschappelijke extradruk [sic] op de vrouw en de toon wordt bepaald door de wens dat mensen in hun onderlinge relaties steeds evenwaardige partners kunnen zijn, of het nu gaat om man en vrouw of ouder en kind.” “Evenwaardige partners” in crime ook, zou ik daar aan toevoegen, want Sara vraagt Zeger op het einde in een brief die ze hem schrijft vanuit Spanje op haar te wachten, want ze ziet hem nog graag genoeg “om verder samen met hem ouder te willen worden”, maar deelt hem meteen ook mee dat ze daar een oude vriend had ontmoet met wie ze nu een avontuurtje beleefde: “(…) of Zeger haar zou willen gunnen wat hij zelf bij die ander gevonden had. Als ze weer helemaal zichzelf was, zou ze dat laten weten en dan konden Zeger en zij uitkijken hoe het verder kon met hen.” Zeger wordt kwaad, verbijt zijn woede, blijft waar hij is, maar zou eigenlijk beter moeten weten: haar avontuur is minstens ten dele een wraakneming op hem, zelfs al schrijft ze zichzelf dezelfde redenen toe en maakt ze dezelfde bedenkingen over de lange termijn die ook hij zich gemaakt heeft; zijn avontuur was louter een halfhartige poging datgene wat hij in het begin van hun relatie had gekend weer tot leven te wekken. Althans, da’s wat ik er van vindt, de schrijver zag dat wellicht anders.

Björn Roose

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Ook iets te vertellen ? Ga je gang !